JavaScript is required for this website to work.

Zeven keer Rusland

Emmanuel Waegemans4/1/2020Leestijd 8 minuten

‘Rusland, onveranderlijk anders?’ is een zo goed als compleet boek dat je van voldoende informatie voorziet om het huidige Rusland te begrijpen.

Eindelijk eens een boek over Rusland dat geen Poetin-boek is. Rusland is immers wel iets meer dan de figuur van deze ene man. Het is trouwens de vraag of hij de dag van vandaag nog wel nummer één is. Steeds meer stemmen (insiders) zeggen dat hij vecht tegen de bierkaai, dat hij staat te roepen (bijvoorbeeld tegen corruptie), maar dat niemand luistert, laat staan hem volgt, dat zijn bevelen niet opgevolgd worden. Een verademing dus – een boek dat niet over de eenzame man in het Kremlin gaat.

De Ruslanden

Lien Verpoest, hoofddocent geschiedenis aan de KU Leuven en slavist-politicoloog van opleiding, heeft zeven mensen samengebracht die zich buigen over de vraag of Rusland nu echt anders is dan het Westen en zelfs ‘onveranderlijk’ anders? De titel van haar boek herinnert me aan de door sovjetologen dikwijls gestelde vraag of het beleid van de Sovjetunie revolutie of traditie betekende. Wat overwoog in de binnen- en buitenlandse politiek van de Sovjetunie: het nieuwe, het experimentele, het sociale en politieke experiment, of de traditie, het terugvallen op attitudes uit de tsarentijd?

Verpoest begint met te stellen dat Rusland altijd ‘de andere’ geweest is, een duidelijk voorbeeld is het invloedrijke boek La Russie en 1839  van de Franse aristocraat de Custine. De Custine vertrok naar Rusland als monarchist en tegenstander van de Franse Revolutie om er argumenten voor zijn politiek credo te vinden, maar kwam terug als overtuigd voorstander van westerse democratie en parlementarisme.

Een ander etiket dat op het land geplakt wordt, is dat het een volk van slaven is (vroeger werd wel eens het flauwe grapje gebruikt ‘Slaven zijn slaven’, een grafische woordspeling die trouwens alleen in het Nederlands kan). The Slave Soul of Russia  van Daniel Rancour-Laferrière (1995) verwoordt dat het hevigst: Russen willen gedomineerd worden, het zijn masochisten.

En Larry Wolff zet in zijn boeiende boek Inventing Eastern Europe  (1994) uiteen hoe het begrip Oost-Europa in de eeuw der verlichting ontstond als tegenwicht voor het concept West-Europa, waarbij het laatste natuurlijk beter, ontwikkelder en verfijnder was dan het Oosten. De geschiedenis van de 19e en 20e eeuw – Nicolaas I, neerslaan van de Poolse opstand, lijfeigenschap, censuur, Siberië, revolutie, burgeroorlog, terreur, dissidenten – heeft aan dit beeld niets veranderd, maar alleen versterkt.

Brave leerling

Bovendien is Rusland sinds de hervormingen van Peter de Grote (eind 17e-begin 18e eeuw) altijd gezien als de leerling, de vlijtige, brave leerling die de voorbeelden, de recepten, de ‘richtlijnen’ van de westerse leermeester overneemt. Sinds Tsjaadajev in 1836 zijn Filosofische Brief  publiceerde en stelde dat de enige weg voor Rusland om beschaafd te worden de aansluiting bij het Westen, meer bepaald het katholicisme is, is de tweespalt tussen slavofielen (voorstanders van een Russische way of life) en zapadniki (westerlingen) niet meer weg te denken uit het intellectuele discours van Russische intellectuelen en politici. Pas de laatste decennia begint men te denken aan een derde weg, los van de twee voorgaande, de osobyj poetj  of Sonderweg.

Na de catastrofale jaren negentig – zeg maar de jaren van banditisme en leegplunderen van ’s lands rijkdom door enkele tientallen oligarchen – ontstond het besef dat Rusland niet meer hoeft te rekenen op het Westen, dat toch maar zijn eigen belangen nastreeft, en beter kan inzetten op eigen krachten, op een eigen weg, die niet langer gedicteerd zal worden door westerse ‘betweters’. Voor sommigen waren de Amerikaanse en westerse sancties na 2014 een zegen voor Rusland: eindelijk moest het land nu eens zijn eigen landbouw gaan ontwikkelen (voor een keer kreeg Zjoeganov van de Communistische Partij van de Russische Federatie gelijk).

Evolutie

In het goed gedocumenteerde eerste hoofdstuk van Lien Verpoest kun je de verschillende stadia nalezen die tussen 1991 en 2019 doorlopen zijn, hoe het land van gehoorzame volgzaamheid is geëvolueerd naar opstandig afhaken, balorig protest tegen betutteling door het Westen. Tegenover de waarden die het Westen verdedigt in zijn contacten met Rusland, stelt Rusland zijn eigen waarden, waarbij mijns inziens nooit echt goed uiteengezet wordt wat die waarden eigenlijk zijn.

Behoren lijfeigenschap, dictatuur, angst en verklikken tot die echt Russische waarden? Russische politici hameren op soevereiniteit, in naam daarvan zou het land recht hebben op zelfbeschikking en niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden (24) – meteen wordt al dat westerse gekanker over mensenrechten en kortwieken van democratie verworpen.

Oude wijn

Tegenover de bemoeienis van westerse landen stellen ze de ‘spirituele’ (doechovnye) waarden van de Russische wereld: het belang van traditie, natie en staat (26). In dit opzicht is Poetin en zijn gevolg eigenlijk niet origineel: de antiwesterse houding van het Kremlin is niet ontstaan of uitgevonden na 2014, toen Rusland begreep dat het Westen toch geen bakzeil zou halen en de annexatie van de Krim en de oorlog in Oost-Oekraïne toch nooit zou goedkeuren, maar is eigenlijk overgeërfd van rechtse nationalisten en communisten van tijdens het Sovjetregime (26).

Verpoest stelt terecht dat het minderwaardigheidscomplex van Rusland in 1991 – wij hebben gefaald, wij zijn de verliezers, het kapitalisme doet het beter – is omgeslagen in een superioriteitsgevoel (27). Ook dit is niet nieuw – eigenlijk is het een verwoording van Dostojevski’s messianistische visie dat Rusland de wereld iets te vertellen had, iets wat de wereld zou veranderen, verbeteren en bevrijden. De bekende Nederlandse slavist Karel van het Reve vroeg zich sarcastisch af wanneer dat bevrijdende woord van Rusland nu eindelijk gesproken zou worden. Het gevolg van dit alles is dat Rusland nog alleen ‘welwillende kritiek’ (28) aanvaardt en kritiek op Rusland beschouwt als een aanval op het land, als inmenging in binnenlandse aangelegenheden en als samenzwering.

De kernwoorden zijn nu traditie en patriottisme. De vraag is natuurlijk welke traditie dan in ere moet worden gehouden (verbanning naar Siberië, Goelag, volgzaamheid?) en wat een patriot is? In de 18e eeuw al publiceerde de maatschappijcriticus Aleksandr Radisjtsjev een Gesprek  over wat een zoon des vaderlands is. Ik denk dat het nu niet meer publicabel zou zijn.

Sovjethorror

In de volgende hoofdstukken worden verschillende facetten van dat anders-zijn van Rusland in de verf gezet. Pure verschrikking is het stuk van de Amsterdamse historicus Marc Jansen over de prijs die het Russische volk heeft moeten betalen om een niet-realiseerbare utopie te verwezenlijken – die van een klasseloze, rechtvaardige maatschappij. Tientallen miljoenen mensen zijn voor de bijl gegaan in een sociaal en politiek experiment dat uiteindelijk niet bleek te deugen en in 1991 ten grave is gedragen.

Het stuk is niet zo horror als het ijzingwekkende boek De bloedlanden. Europa tussen Hitler en Stalin  van Timothy Snyder over de verschrikkingen die Oost-Europa tussen 1939 en 1949 heeft meegemaakt, maar het blijft slikken bij alles wat de Sovjets hun volk hebben aangedaan en waarvoor ze zich nooit verontschuldigd hebben (bijvoorbeeld tegenover de Oekraïeners of Balten).

Ook hier moet ik terugdenken aan dat beroemde verhaal van Dostojevski over het kindertraantje: een van zijn romanpersonages zegt – indien het toekomstige geluk van de mensheid gebaseerd zou zijn op één enkel kindertraantje, dan hoef ik dat geluk van u niet. Eén kindertraantje versus tientallen miljoenen slachtoffers van gekraakte en moegetergde burgers.

De Grote Vaderlandse Oorlog

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de autoriteiten het niet meer hebben over de Stalinterreur, over het verraad van Lenin (die met Duits geld de revolutie predikte), over de godsdienstvervolging, de verwoesting van het cultureel erfgoed, maar over de Tweede Wereldoorlog, die ze de Grote Vaderlandse Oorlog noemen, het enige thema waarover alles Russen het eens zijn, het enige onderwerp waarover geen ruzie gemaakt wordt, al kan er heel wat gezegd worden (en wordt er angstvallig gezwegen) over de medeverantwoordelijkheid van Stalin voor het debacle van WO II.

Maar dat alles wordt onder de tafel geveegd, ten gunste van het hoera-verhaal over de overwinning op het nazisme (de Russen gebruiken nog altijd de weinig correcte benaming ‘fascisme’ en weigeren halsstarrig het correcte begrip ‘nationaalsocialisme’ te gebruiken, natuurlijk omdat er het woord socialisme in zit en daardoor parallellen met het Sovjetsocialisme gelegd zouden kunnen worden).

Muziek

In zijn boeiend stuk over de wereld van de muziek in de Sovjetunie maakt Francis Maes, hoogleraar musicologie aan de universiteit van Gent, duidelijk dat de grote componisten – met name Sjostakovitsj – niet alleen jaknikkers waren die slaafs de bevelen van hogerhand uitvoerden, maar vrije, creatieve, onafhankelijke geesten die zich veel konden veroorloven en binnen het kader van het ‘socialistisch realisme’ belangrijke werken konden maken.

Het verschil met de precaire situatie van de literatuur in de Sovjettijd springt hier wel in het oog. Sjostakovitsj was met andere woorden ‘zowel slachtoffer als begunstigde van het systeem’ (49). Boeiend is ook dat Maes benadrukt dat muzikanten een hele cultuur van regels omzeilen gebruikten. ‘Musici waren opmerkelijk beter af dan schrijvers of toneelregisseurs’ (61). Misschien heeft het ook een rol gespeeld dat Stalin veel las, maar zich in de muziek opvallend afzijdig hield (62). De conclusie van Maes is duidelijk: de muziek van Sjostakovitsj ‘heeft de Sovjetgeschiedenis op superieure wijze overstegen’ (70).

Kunst

Fascinerend is ook de bijdrage van Pieter Boulogne die het heeft over kunstactivisme in Rusland na 1991, meer bepaald over de protestacties van kunstenaars zoals  Pjotr Pavlenski die zowel in Rusland als in Frankrijk schandaal probeerde te schoppen met choquerende acties als het in brand steken van de poort van de Banque de France of de deur van de Loebjanka (= KGB) of zich naakt vertonen op het Rode Plein waar hij dan zijn scrotum aan het plaveisel nagelde of zijn lippen toenaaien met een rode draad.

Acties die doorgaans meer op protest van de pers en de media dan op begrip konden rekenen. De duidelijke linkse activisten zijn er vooralsnog niet in geslaagd een maatschappelijk debat aan te zwengelen (88). Misschien vindt de goegemeente hun acties te obsceen, extremistisch of exhibitionistisch?

De grote catastrofe

In zijn bijdrage over post-Sovjet Rusland behandelt Tony van der Togt, ex-diplomaat in Oost-Europa, de ‘schizofrene grootmacht’ die Rusland is ‘op zoek naar zijn plaats op het wereldtoneel’ (91). Het valt te betreuren dat hier weer eens de beroemde uitspraak van Poetin dat het uiteenvallen van de Sovjetunie als een величайшая катастрофа gezien moet worden, vertaald wordt als ‘de grootste crisis’, terwijl velitsjajsjaja  betekent ‘een heel, een enorm grote’ (de grootste catastrofe had in het Russisch самая великая moeten heten).

Hij beschrijft hoe Rusland in zijn relatie tot het Westen en de laatste tijd vooral in confrontatie met het Westen ‘een eenzame en zwalpende macht’ wordt (92). Het breekpunt is natuurlijk 2014, de annexatie van de Krim en de oorlog in Oekraïne, waarbij Rusland vindt dat het in die regio ‘geprivilegieerde belangen’ heeft en dus Oekraïne maar een beperkte soevereiniteit kan toestaan. Daardoor is verdere toenadering tussen Rusland en het Westen onmogelijk geworden en is het vertrouwen fundamenteel ondermijnd (99).

Terecht stelt Van der Togt de vraag of Rusland zichzelf niet overschreeuwt door steeds maar te herhalen dat het een grootmacht is, een macht die serieus is te nemen. De auteur heeft het eerder over ‘strategische eenzaamheid’: door het Westen verworpen, door China niet serieus genomen. Om het uitblijven van modernisering en stagnatie te verklaren hebben ze het Westen uitgeroepen als zondebok (105). Het zal volgens hem nog even duren vooraleer ‘de nieuwe Koude Oorlog’ achter de rug is (106).

Internet en trots

Het weinig fraaie beeld van Rusland de dag van vandaag vult Eva Claessen aan met een bijdrage over het Russische internet (Runet), dat in tegenspraak is met de filosofie van het net – vrije toegang tot alle mogelijke informatie, omdat het steeds meer ‘begrensd’ wordt door de autoriteiten die zien dat de officiële media door vooral jonge mensen niet meer serieus worden genomen en ronduit genegeerd worden. Jongeren gebruiken de sociale media als platform voor actie en contestatie en dat stuit de Kremlinbazen natuurlijk tegen de borst.

Tenslotte brengt de jonge onderzoekster Laura Vansina een bijdrage over hoe de Russische presidenten Poetin en Medvedev het verleden gebruiken in het hedendaagse politieke discours (‘instrumentaliseren’) (125). De heren (of zijn het kameraden?) leggen de nadruk op nationale trots en patriottisme (131). De onderliggende boodschap is duidelijk: trots en vaderlandsliefde staan haaks op protest en betogingen. Iets waar men in Rusland een heilige schrik voor heeft en voorbeelden uit het verleden moeten aantonen waartoe het allemaal leidt.

Gerateerd

Al bij al dus een rijk gestoffeerde bundel over (helaas) wat minder vrolijke aspecten van Rusland de dag van vandaag. Wat ontbreekt in het boek, is een bijdrage van Wim Coudenys, auteur van het interessante boek Het geheugen van Rusland, over hoe de Russen met hun geschiedenis en hun geschiedschrijving omgaan.

In een boek over Rusland hadden de auteurs ook meer de specifiek Russische termen moeten geven en niet altijd de Engelse vertaling (‘we are many’, 119). Misschien had hier en daar ook meer verwezen mogen worden naar het tsaristische verleden, toen bepaalde geluiden ook al te horen waren (slavofielen, Dostojevski, messianisme, panslavisme). Het zou kunnen aantonen dat de huidige leiders en opiniemakers in Rusland eigenlijk weinig nieuws te bieden hebben en oude koek opwarmen en dat Rusland, hoe wreed het ook is het te moeten zeggen, de twintigste eeuw gerateerd heeft.

We hopen over vijf jaar het vervolg te mogen lezen – dat de nieuwe Koude Oorlog inmiddels achter de rug is, dat Rusland China de rug heeft toegekeerd en weer aansluiting bij het Westen heeft gezocht en gevonden (al in 1766 zei Catherina de Grote, in haar Nakaz (Instructie) voor de grote wetgevende vergadering, dat Rusland ‘een Europese macht’ is), dat de conflicten in Oekraïne opgelost zijn en dat we samen zoeken naar oplossingen voor de wereldprobleem. Om naar uit te kijken.

Prof. Emmanuel Waegemans in emeritus hoogleraar aan de KU Leuven. Hij bestudeert o.a. de Russische emigratie, de Russisch-Nederlands-Belgische betrekkingen en de Russische literatuur. Hij is ook voorzitter van het Filip De Pillecyn Comité.

Commentaren en reacties