Beluisterde constructies
In ‘Wereldbeelden’ gaat oud-radiomaker Jean-Pierre in gesprek met dertien intellectuelen die antwoorden bieden op de problemen van vandaag.
Op het album De Zwarte Rivier van Wannes Van de Velde staat het nummer BRT 7. De tekst gaat zo: ‘Post-modern, avant garde, het is voor mij gebakken brood. Ik geniet van een discussie die mijn intellect vergroot. Ik verleg mijn verste grenzen, word verlichter met de tijd, door de glans van het verheven: BRT 7… Ik voel mijn handelswaarde stijgen in het retorisch woordenbad. En ik laaf me aan ‘t orakel, zoveel spirit maakt me zat. En de zoon van de proleten wordt genadig geïnitieerd, één post die het hem kan geven: BRT 7 …’
En het lied besluit: ‘Mijn tekst is een satire met de knipoog van een vos. Neen, ik wil niet koketteren met de wolven in het bos, die de middelmaat vereren met hun agressief gehuil. Want ik geef hem d’eerste rij: BRT drei.’
Er zijn natuurlijk al talloze liedjes over de charme van de radio geschreven, maar geen beter nummer dat de emanciperende rol van radio verwoordt. Als ik het lied hoor, moet ik altijd denken dat het ook een heimelijke ode is aan de radiomaker van wie Wannes zelf – samen met zijn vrouw Christa – geen uitzending wou missen: Jean-Pierre Rondas.
Rondas op de radio
Rondas was tussen 1980 en 2011 één van de woordproducers bij Radio 3, een net dat in 2000 vervelde tot Klara. Hij werkte mee aan programma’s als Affiche 3, Ex Libris, Kroniek, Forum enzovoort.
Waar zijn naam echter het meest mee verbonden zal blijven, zijn de programma’s Wereldbeeld (van 1990 tot 2000) en Rondas (van 2001 tot 2011). Onder die twee titels maakte hij in totaal 789 uitzendingen. Zelf noemde hij ze ‘een culturele ingreep in het wereldbeeld van de luisteraar’. En het lukte. Want waarom zou iemand als de De Standaard-journalist Gaston Durnez in 2019, in een stuk over W.G. Sebald, anders nog schrijven dat hij ‘met veel heimwee aan de zondagochtendprogramma’s terugdenkt’?
Ik mocht, als radiotechnicus, regelmatig meewerken aan de uitzendingen en denk een antwoord te hebben op die vraag.
Ten eerste behandelden ze onderwerpen die meestal veronachtzaamd werden in de dagelijkse actualiteit, of die, indien ze wél inspeelden op het nieuws, dit altijd in perspectief plaatsten, er enige afstand van namen en er zeker geen slaaf van waren. Voor de waan van de dag of de desk opinion moest men elders terecht.
Meestal kreeg de luisteraar de weerslag te horen van een eerder opgenomen interview. Het viel op dat die gesprekken nooit kritisch waren, niet uit de hoogte deconstruerend, evenmin serviel of promotioneel ons-kent-ons, maar wel steeds empathisch, meedenkend, op voet van gelijkheid. De kans op een echte ideeënuitwisseling werd nooit gemist en vaak hoorde je de gesprekspartners vooruitkomen in het doordenken van een probleem. Daarbij werd een eventueel meningsverschil niet uit de weg gegaan, maar wanneer meningen botsten was dat geen reden voor irritatie, maar diende het de alertheid, naar de richtlijn van Montaigne: ‘Wanneer men tegen me ingaat wordt niet mijn toorn maar mijn aandacht gewekt. De zaak van de waarheid zou de gemeenschappelijke zaak van beiden moeten zijn.’
Opvallend was ook dat Jean-Pierre altijd de radiostudio binnenkwam met een zorgvuldig uitgewerkt script, een verhaal, mét de gepaste muziek, zodat elke minuut de moeite waard kon zijn.
Want hij weigerde de luisteraar te onderschatten: dus geen infantilisering, maar bijvoorbeeld wel vanzelfsprekende meertaligheid. Toch waren de programma’s nooit intellectualistisch, boven de hoofden. Er werden veel kwinkslagen gewisseld en er werd veel gelachen. De programma’s waren geaard en iedereen die wou, kon volgen.
Het was immers altijd de bedoeling om te inspireren: de zaken die aan bod kwamen werden nooit als recepten gepresenteerd maar wel als potentieel vormend materiaal dat de kracht van het denken terug op gang kon brengen, open voor verdere verkenning.
En ten slotte, en dat is een element dat mee kan verklaren waarom velen zo’n uitgebreide en soms gedetailleerde herinneringen koesteren: het was heel goede radio. De aandachtige houding, die van de luisteraar bijna een heel uur verondersteld werd, staat haaks op de constructieve ambitie die in het argumenteren, bewijzen en bereiken soms de bovenhand haalt. Tegelijk echter wordt in wat de filosoof Peter Sloterdijk de intimiteit van het horen noemt, steeds de individualiteit teruggehaald en benadrukt. En als deelnemen aan beschaving iets betekent, is het dat.
Dertien radiogesprekken
In 2006 verscheen bij uitgeverij Pelckmans de schriftelijke neerslag van een kleine, weloverwogen, heel diverse en toch representatieve selectie van dertien radiogesprekken onder de titel Rondas’ Wereldbeeldenboek: Gesprekken op Klara. Dat lag in de lijn van de verwachtingen gezien de reputatie die Rondas intussen met zijn programma had. Luisteraars konden herinneringen ophalen aan de uitzendingen met Leo Apostel, Martha Nussbaum, Louis Dupré, Rüdiger Safranski, W.G. Sebald, George Steiner, Roger Scruton, Alain Finkielkraut, Michel Onfray, Terry Eagelton, Antonio Negri, Alain Badiou of Peter Sloterdijk. Mensen die de programma’s niet kenden werd een beknopte, degelijke kennismaking met die wereldbeeldenconstructeurs gepresenteerd.
Maar daarmee is het verhaal niet rond.
Volksbegrip
Want, zoals hij in zijn uitzendingen aandacht besteedde aan cultureel postmodernisme of economische globalisering, was regionalisme als actuele vorm van politiek historisme – denk aan de dekolonisering en de opvallende, wereldwijde proliferatie van kleine naties en staten in de 20ste eeuw — een onderwerp dat altijd op Rondas’ agenda had gestaan. Dit betekende dat hij het volksbegrip geen atavisme vond en dat hij vroeg of laat ook aandacht zou besteden aan de Belgische devolutie en dus, als deel van een internationaal gegeven, onvermijdelijk bij Vlaanderen moest uitkomen. Maar dat hield een risico in. En Rondas wist dat want, zo vatte hij het samen in 2011 ‘de collectieve desk opinion’ (van de Vlaamse audiovisuele en geschreven kwaliteitsmedia) suggereert dat de Belgisch-unionistische opties niet alleen op technisch of organisatorisch, maar vooral op moreel niveau als superieur aan de Vlaams-autonomistische posities moeten worden ingeschat.’
Wanneer hij bovendien in 2008 mee het initiatief neemt voor het eerste Gravensteenmanifest gebeurt er wat – alle verhoudingen in acht genomen – met Albert Camus gebeurde in de kring rond Sartre bij de publicatie van De mens in opstand: hij kwam aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht, in het kamp van de slechten. Plots stonden er rekeningen open. En had hij ook échte tegenstanders die, als door een wesp gestoken, hun binaire schema van goed en kwaad snel moesten bijstellen. Hij werd, naar het oordeel van Erwin Mortier in 2014, de man die ‘geen scrupules aan de dag legde toen hij zich als VRT-medewerker tot de muezzin van conservatief Vlaanderen ontpopte.’ (Proef de woorden!) Rondas zal dat voor sommigen waarschijnlijk wel altijd blijven.
Ethos
Intussen zijn we een flink decennium verder.
Het zogenaamde debat verloopt, aangejaagd door de sociale media, direct en impulsief. Dit betekent dat tussen individuele burgers en de openbaarheid alle bemiddelende instanties of gate keepers verdwenen zijn. Iedereen kan alles zelf publiceren. Er is geen echt publiek meer, want het publiek zelf is altijd ook auteur. Bovendien lijken alle remmingen weggevallen, met de nodige verruwing maar ook met de nodige exhibitionistische self exposure tot gevolg. En daardoor neemt ook de kans toe op de constructie van echokamers waarin men uitsluitend nog datgene hoort en ziet wat men wil horen en zien.
Dit alles stelt de klassieke media voor een permanente uitdaging. Veel professionele journalisten reageren met een militante, waarden-gedreven, politiek-correcte reflex. Zij verliezen daarbij echter uit het oog wat de Duitse journalist Hanns-Joachim Friedrichs tot zijn professioneel adagium maakte, namelijk dat ‘een journalist afstand moet bewaren en zich nooit met een zaak mag identificeren, ook niet met een goede.’
En dan publiceert Doorbraak een tweede editie van het gespreksboek van Jean-Pierre Rondas, nu met de titel Wereldbeelden: Dertien denkers voor onze tijd. En dat zijn, zoals het nieuwe voorwoord expliciet zegt, ’tegenzetten in een cultuurcrisis’. Ik hoop dat veel twitteraars, facebookers, bloggers en podcastmakers, veel journalisten en programmamakers ook, het ter hand nemen. Er zit een heel ethos in.
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’