De behoefte aan bewondering: acht dictators
‘De dictator die de persoonsverheerlijking verplicht stelde, maakte van iedereen een leugenaar.’ 8 uiterst leesbare portretten van dictators
De uit Nederland afkomstige historicus en sinoloog Frank Dikötter doceert aan de universiteit van Hongkong. Eerder publiceerde hij een schitterende trilogie over het China van Mao dat unaniem een uitstekende pers kreeg. Wat Orlando Figes eerder presteerde met zijn boeken over het Sovjet-communisme onder Lenin en Stalin, deed Dikötter met de tirannie onder Mao, dat hij met een scalpel ontleedde.
Mars op Rome
Dikötters nieuwste boek handelt over acht dictators uit de 20ste eeuw. In 1922 dwong Mussolini met zijn Mars op Rome het Italiaanse parlement de macht uit handen te geven. Zoals hij en andere dictators ontdekten, heeft de naakte macht echter een houdbaarheidsdatum. Macht die met geweld gegrepen wordt, moet met geweld gehandhaafd worden. Een dictator moet kunnen vertrouwen op zijn leger, geheime politie, lijfwacht, spionnen, informanten, ondervragers en folteraars.
Maar het beste is, en dat geheel in de lijn van Machiavelli, om de schijn te wekken dat de dwang vrijwillige instemming is. Een dictator moet angst zaaien onder het volk, maar als hij het tevens kan dwingen om hem toe te juichen, zal hij wellicht langer in het zadel blijven. Kortom de paradox van de moderne dictator, aldus de auteur, is dat hij de illusie van massale aanhang moet creëren.
In de tijd dat ze zowat al hun vrijheden verloren, hebben in de 20ste eeuw miljoenen hun dictator toegejuicht. Op grote delen van deze aarde hingen de portretten van een dictator niet alleen in alle scholen, kantoren en fabrieken, maar ook op borden en gebouwen. Mensen moesten voor zijn portret buigen, eer betonen aan zijn standbeeld, uit zijn werk citeren, zijn naam prijzen, zijn genie roemen…
Jaloers
Mussolini bijvoorbeeld had een grote behoefte aan bewondering. Mettertijd was hij een slaaf van zijn eigen mythe geworden. Daarnaast was hij zwaar jaloers op zijn bondgenoot Adolf Hitler die veel meer successen boekte dan hij. Wat was de Duce razend op zijn leger dat na 1936 niet één veldslag meer won. Erger nog: telkens weer diende de Führer hem uit de penarie te helpen.
Net als Hitler kende Stalin de mensen rondom zich heel goed, ongeacht hun stand of rang. Beiden hadden ze het geduld om het juiste moment af te wachten. Bovendien was Stalin, aldus Diekötter in zijn stevig gedocumenteerd en geschreven boek, begaafd als strategisch denker met een goede neus voor politiek. Stalin werd de ‘vozjd’, de hoogste leider. Op affiches en foto’s maakte Stalin een koude en onbenaderbare indruk, als een man die de onverschrokkenheid bezit om de revolutie voort te zetten. Hij zag zichzelf als slachtoffer. Hij was een overwinnaar met wrok en zou wantrouwen blijven koesteren tegenover iedereen in zijn omgeving.
In de tijd van de terreur en de Moskouse showprocessen bloeide de persoonsverheerlijking van Stalin alom. Buitenlandse auteurs als Henri Barbusse en George Bernard Shaw droegen hier het hunne toe bij. Angst heerste er alom, zodat niemand hem nog de volledige waarheid durfde te zeggen. Als oude man werd Stalin nog hardvochtiger dan hij al was.
Bovennatuurlijk
Zo waren ook de meeste dictators uit de 20ste eeuw nog banger voor de leden van hun entourage dan voor het volk. Ze waren zwak. Als ze sterk waren geweest, dan waren ze door een meerderheid gekozen. In plaats daarvan grepen ze de macht, niet zelden over de lijken van hun opponenten heen. Maar als zij de macht konden grijpen, konden anderen dat ook. Een gedachte waarmee het beeld van het mes in de rug zich opdrong.
Mussolini had voor zijn Mars af te rekenen met rebellie in eigen gelederen. Stalin verbleekte in vergelijking met Trotski. In de jaren dertig werd Mao meermaals uit zijn functies gestoten door rivalen met meer macht dan hij. Kim Il-sung werd in 1945 door de Sovjet-Unie opgedrongen aan de onwillige Noord-Koreaanse bevolking, en werd bovendien omringd door communistische leiders die veel meer aanzien genoten door hun ondergrondse verzet in de oorlog. Naarmate Kims revolutionaire verleden later door hagiografen opgepept werd, schreven de boeren hem bovennatuurlijke gaven toe. Ze dachten dat hij kon vliegen en zich dwars door de bergen een weg kon banen omdat hij al die jaren uit de handen van de Japanners had weten te blijven. Daarbij had hij maar een doel voor ogen: oorlog voeren met de Amerikanen, en dat met de goedkeuring van Stalin.
Noirisme
De dictator die de persoonsverheerlijking verplicht stelde, maakte van iedereen een leugenaar. Wanneer iedereen liegt, weet niemand nog wie er liegt, en dan wordt het moeilijk om medestanders te zoeken voor een staatsgreep.
De eerder verlegen plattelandsarts François Duvalier werd in 1957 tot president van het straatarme Haïti gekozen, en ontpopte zich tot de dictator Papa Doc die tot aan zijn dood in 1971 aan het bewind bleef. Mede dankzij het noirisme wist hij zich te handhaven — ‘de ware Haïtiaanse ziel was zwart en de ware religie was voodoo’. Het bijgeloof van zijn volk hield hem in het gareel. Daarnaast maakte hij duchtig gebruik van geweld en onderwerping.
Naast de hierboven aangehaalde personen (allen mannen!) komen ook nog de Roemeense dictator Ceausescu, het toppunt van wereldvreemdheid en ijdelheid, en zijn Ethiopische collega Mengistu aan bod.
Een boek gedragen door origineel onderzoek, eindnoten, uitgebreide bibliografie en een register. Biografische portretten van hoog niveau en met een hoge graad van leesbaarheid.
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.