De eeuw van Heldring
Titel | De eeuw van J.L. Heldring (1917-2013) |
---|---|
Subtitel | Een biografie |
Auteur | Hugo Arlman |
Uitgever | Van Oorschot |
ISBN | 9789028282018 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 384 |
Prijs | € 34.99 |
Gaston Durnez recenseert de biografie van zijn oud-collega J.L. Heldring van het NRC Handelsblad, die meer dan 4500 keer zijn ‘Dezer dagen’ schreef.
Tussen 1960 en 2012 heeft J.L. Heldring in het NRC-Handelsblad viereneenhalf duizend afleveringen van zijn rubriek Dezer Dagen gepubliceerd. En daar buiten ook nog zo een en ander. Ik weet niet of het een record is, het is wel een flinke stapel papier ! Hij had nog enkele velletjes groter kunnen zijn,
Want Heldring werd twee keer gecensureerd. Dat werd hem telkens heel voorzichtig meegedeeld: ‘Ik zou liever niet willen dat je dit artikel zou plaatsen’. Zo groot was zijn gezag al in de eerste jaren, dat de kapitaalbazen hem met zachte stem aanspraken.
De eerste kroniek die sneuvelde, handelde over het huwelijk van de Belgische koning Boudewijn. ‘Ik had gezegd, zo vertelde Heldring jaren later, dat het jammer was dat hij met een Spaanse en niet met een katholieke Nederlandse ging trouwen. Ter wille van de eenheid der Lage Landen zou het mooier zijn geweest als zijn keuze was gevallen op een meisje uit de Nederlandse, rooms-katholieke adel.’
De toenmalige hoofdredacteur van de vrijzinnige Hollandse krant wilde blijkbaar niet op lange Belgische tenen trappen. Wellicht herinnerde hij zich dat het de Belgische kroonprinsen sinds 1830 bij wet verboden is met een Nederlandse prinses te trouwen.
De tweede afgekeurde tekst van J.L. Heldring eiste het aftreden van minister Luns vanwege diens Nieuw-Guinea-politiek – en dat bleek onterecht en erg voorbarig te zijn, de minister zou nog negen jaar aanblijven. Twee gesneuvelde teksten maar, in een der langste journalistenlevens der Lage Landen, wie doet beter?
Voorbeeld
Jerome Louis Heldring mocht niet klagen over belangstelling voor zijn werk. Hij werd al vroeg geëerd (en betwist) als een voorbeeld voor kroniekschrijvers en politieke commentatoren– en op het hoogtepunt van zijn loopbaan ook als leermeester voor geschiedschrijvers en toekomstige diplomaten. Nu heeft hij, vijf jaar na zijn dood op 94-jarige leeftijd, een sterke biografie gekregen. Zij is het werk van Hugo Arlman, zelf een doorgewinterde journalist en tv-documentairemaker. Arlman noemde zijn boek De eeuw van J.L. Heldring. Een goede titel. Bij de lectuur krijg je de indruk dat je de zware wereldbol in je handen houdt en dat je hem begint te doorzien en naar waarde te schatten.
J.L. Heldring werd geboren met een gouden lepeltje in de mond. Hij was de zoon van een grote Amsterdamse reder, een der belangrijkste ondernemers van de stad, en van een Française. Hij verloor zijn moeder toen hij 7 jaar was en werd voor een groot deel opgevoed door een tante en door een Zwitserse gouvernante. Hij leek voorbestemd om in de voetstappen van zijn vader te treden of om bankier te worden, maar dat vooruitzicht kon de schitterende student in de rechten niet boeien. Toen hij een voortreffelijke schrijverspen bleek te bezitten, loodste zijn vader hem de redactie van de NRC binnen. Hij had dan al wel de nodige buitenlandse reizen achter de rug, zo van die omzwervingen die de rijke jongelingen van weleer plachten te vormen. Later zou hij daar vier jaar New York aan toevoegen, in een officiële Nederlandse informatiedienst.
Een en ander bezorgde hem diplomatieke ervaring en een stevig netwerk. Snel zou hij in Amsterdam de redactionele ladder beklimmen, om ten slotte enkele jaren hoofdredacteur te worden en de nog betrekkelijk kleine maar gezaghebbende opiniekrant de computerwereld binnen te leiden. (Hij bleef zelf wel heel zijn leven op een oude schrijfmachine tikken.). Ten slotte werd hij directeur van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken.
Gouden lepel
In deel 1 en deel 2 van het boek beschrijft Hugo Arlman jeugd en loopbaan van Heldring. Dat doet hij beknopt en zakelijk, zonder familiegeheimen te romanceren, met de pen van een bedaarde ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij geeft ons een idee van het leven in de hoge herenhuizen aan de Grachtengordel, waar ’s ochtends aan de ontbijttafel uit de kinderbijbel werd voorgelezen, en waar jeugdvriendschappen uit de universiteitsjaren en vaderlijke bankrekeningen de diploma’s verzwaarden. In dat milieu ontwikkelde de nuchtere Jerome zich van een gelovige protestant tot een vrijzinnige protestant, een intellectueel met ‘een afstandelijk masker’. Twee karakteristieke trekken zijn al vlug in zijn eerste geschriften merkbaar: ‘historische kennis en inzicht, en een non-conformistische opstelling’.
In deel 3 en 4 van het boek worden de geschriften van Heldring ontleed en aan mekaar gelast tot een lang en boeiend overzicht van de wereldpolitiek. Dat moet een reusachtig werk zijn geweest. Met een zeer leesbaar resultaat.
Arlman typeert de kroniekschrijver als ‘liberaal in zijn kijk op de wereld, ondogmatisch, rationalistisch, met oog voor eigen en andermans menselijk falen’. Elders is er sprake van ‘een koele, over het algemeen weinig ideologisch bepaalde analyse, waarin de politieke en economische belangen centraal stonden, evenals de machtspolitieke verhoudingen. ‘Morele categorieën als goed en kwaad of heftige emoties kwamen maar spaarzaam voor’. Dat maakte hem tot een opvallende uitzondering in de brede schare van Hollandse morele scherpslijpers.
Zo was Heldring een atlanticus , voor wie evenwel ‘ de Amerikaanse bescherming van West-Europa, vooral in de vorm van de Amerikaanse kernwapens, voor (hem) niet heilig was – hij bleef altijd argumenteren – maar zij was wel de basis voor het bestaan van West-Europa’. Dat Europa was voor hem ‘geen eenheidsworst, en zal dat gelukkig ook nooit worden’, zei hij. Tegenover een Europese samenwerking die steeds onafhankelijker werd van de Verenigde Staten stond hij sceptisch.
Nederlandse taal
Helemaal ingaande tegen de Hollandse tijdgeest schreef Heldring graag en vaak over onze taal. Hij betreurde dat Nederland niet taalbewust was. Het ging slordiger met zijn taal om dan de Fransen, Engelsen of Duitsers en ‘keek neer op de Vlamingen, die veel meer waarde hechtten aan hun taal’. Slordig schrijven betekende slordig of niet nadenken. ‘Kan een denklui volk lang een democratische samenleving handhaven?’ vroeg hij. Politici kregen op dat gebied van hem forse zweepslagen. En wat kon hij zich ergeren aan ‘in hun taalgebruik verdwaalde theologen’! Toen de vermaarde pater Schillebeeckx de Erasmusprijs kreeg, werd Heldring werkelijk boos: ‘Iemand die zo zondigt tegen zijn eigen taal, ja, tegen taal in het algemeen, verdient geen culturele prijs, al zijn zijn gedachten nog zo subliem’. Het Groot Dictee kon hij niet smaken en hij citeerde professor Huub van den Bergh: ‘Het groot dictee in zijn huidige vorm kan alleen worden gewonnen door een dwangneuroot die het hele Groene Boekje uit het hoofd heeft geleerd’.
In 1986 kreeg Heldring de Visser-Neerlandiaprijs van het Algemeen-Nederlands Verbond als ‘voorstander van een goed en vooral logisch gebruik van de Nederlandse taal’. Geloofd en geprezen werden zijn herhaalde pleidooien voor een weloverwogen buitenlands cultuurbeleid van Nederland, met België als grote prioriteit.
In De Standaard werd daar toen grote aandacht aan besteed. Bij die gelegenheid trof mij, dat hij helemaal niet overkwam als de ‘afstandelijke man’ die in het boek wordt beschreven. In zijn dankwoord sprak hij zijn bewondering uit voor de wijze waarop het Nederlands in de Vlaamse televisie (toen …) niet alleen door vaklui werd gesproken, vaak zuiverder dan in Nederland zelf. ‘Moge de confrontatie waarmee u in het Belgische staatsverband te maken hebt, altijd een prikkel zijn tot zuiver taalgebruik, dus tot zuiver denken’.
In een brief heeft Heldring mij in die tijd zijn sympathie uitgesproken voor de Vlaamse Beweging. Hij kende De Standaard natuurlijk en citeerde hem geregeld. Onze chef buitenland en directeur van de redactie noemde hij ‘mijn vriend Troch, met wiens analyses ik het overigens vaak niet eens was’.
Op onze redactie was de lectuur van Dezer Dagen altijd weer een journalistiek lesje. Troch erkende de inspiratie die hij zelf vond bij Heldring, vooral dan in diens ondogmatische aanpak. Troch was zelf helemaal geen conservatief en werd in die dagen verketterd als ‘al te links’. Wanneer zou híj een grote biografie krijgen?
IJzeren tucht
Jerome Heldring bleef zijn kolom onvermoeibaar en met een ijzeren tucht schrijven. Ook na zijn pensioen. Hij las en commentarieerde tot kort voor zijn 94ste jaar. Met behoud van zijn wedde en een eigen kantoortje. Aan een interviewer moet hij eens gezegd hebben : ‘Ik heb het zo lang kunnen volhouden, omdat ik het zo lang bleef doen.’
Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.
De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.