De arme Sint en de pientere Piet
foto © Reporters
Op de vooravond van Sinterklaas grabbelt Gaston Durnez in zijn geheugen en ton vol anekdotes. Deze keer: Felix Timmermans en de goede sint.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZwarte Piet een Afrikaan? Nee, nooit geweest! Toch niet in het goede oude Brabant. Ik weet het zeker, ik heb een specialist geraadpleegd: Felix Timmermans. Een kleine honderd jaar geleden heeft de grote Lierenaar Piet ten tonele gevoerd als een Schouwvager. Met een a. Dat gebeurde in het bekendste en meest verspreide korte verhaal dat de vader van Pallieterooit heeft geschreven.
In Duitsland haalde dit verhaal een oplage van 356.000 exemplaren en wellicht nog meer. Naar het voorbeeld van Timmermans’ kerstverhalen is het ginder in de loop der jaren als het ware opgenomen in de folklore rond de ‘heilige kindervriend’. En ook daar bleef Piet een Schornsteinfeger, net zoals hij in de Engelse versie van het legendarische verhaal een Chimney-sweep was en is. Wel kreeg hij van de Duitsers een andere voornaam: Ruprecht, naar een figuur uit de oude volkslectuur.
Ik haast mij om er bij te zeggen, dat de knecht met het roet van zovele open haarden op zijn aangezicht, door Timmermans werd uitgebeeld, niet als een aangstaanjagende, met een ‘roe’ dreigende politieman, maar als een hulpvaardige slimmerik. Telkens als de brave maar oude Sinter-Klaas in nood geraakt, vindt de pientere Pieter de oplossing en voert ze uit. Je zou hem na de laatste zin over zijn ‘kundigheid en glanzend vernuft’ zowaar een luide klapzoen willen geven. Met risico op een grote zwarte veeg over je eigen botte wittigheid.
* * *
Als voormalige lezer van verhalen voor kinderen en gelijkgezinden kent U de inhoud natuurlijk nog, ik herinner er maar even aan. Het vertelt over een braaf meisje uit een ‘klein stedeke’, een kind zo arm dat het zich nooit met zeep kan wassen. Bij het naderen van het Klaasfeest droomt het meisje dat het een groot schip in chocolade ten geschenke zal krijgen. Zij heeft het bewonderd in de vitrine van ‘De Suikeren Neusvleugel’, een snoepwinkeltje dat een flinke voorraad snuisterijen heeft ingeslagen. In die magere tijd na 14-18 was er bij ons rond 6 december nog geen sprake van allerhande weelderig speelgoed. Wat zelfgebakken koeken, wat suiker en chocolade, allerlei plakkerig gedoe, (aangevuld door zwarte kousen of een trui die moeder zelf in avondlijke uren had gebreid) lagen op 6 december op de hoofdschotel of in de proper gewassen klompen bij de haard.
Ook Sinterklaas zelf was, volgens Felix, een arme man. Hij had amper geld genoeg om het snoepwinkeltje leeg te kopen. Ja, het grote chocoladeschip was zo duur, dat het tot wanhoop van de winkelierster moest blijven staan. Zelfs de vrouw van de huisarts, die in het winkeltje ‘bollen tegen de hoest’ kwam kopen (!), had er geen geld voor. Gelukkig kon de Sint na veel emotie een beroep doen op enkele goeie stadslieden en nog meer gelukkig sprong de Schouwvager in de bres. Of beter gezegd: in de schouw. Dat kon toen nog. Menig huis, zelfs in oude steden, zat in de winter rond een open haard met zwartgeblakerde mantel en bakstenen muur, en met een brede rokende pijp door het dak. O, heerlijke geur van brandend hout die toen boven de lage huizen dreef! (Ai, dat is ecologisch niet langer verantwoord).
* * *
De Nood van Sinter-klaasverscheen voor het eerst in een zogenaamde almanak, een jaarboek dat in 1922 werd uitgegeven door het ‘Taalminnende Genootschap de Heremans’ Zonen’. Dat kan bijna geen toeval zijn. Het Genootschap genoot indertijd enige faam in onze culturele emancipatiestrijd. Het werd in 1885 opgericht door vrijzinnige Vlaamsgezinde leerlingen van het Atheneum in Gent, waar in de loop der jaren nogal wat bekende figuren op de schoolbanken zaten, onder wie de dichter Karel van de Woestijne en de wetenschapper Marcel Minnaert. In de Eerste Wereldoorlog viel het Genootschap uiteen, als gevolg van de strijd tussen activisten en passivisten waarvan Gent een centrum was en Timmermans een deelnemer in de Lierse verte. In 1920 werd het Genootschap heropgericht en Felix, die toen al grote faam had verworven met zijn Pallieter(1916) en zijn Kindeke Jezus in Vlaanderen(1917) steunde het initiatief.
In 1924 werd het verhaal opgenomen in de verzamelbundel Het Keerseken in de Lanteern, een boek dat zes drukken kende, de laatste in 1994 in de Timmermans-verzamelreeks van het Davidsfonds. Ondertussen stond het verhaal ook in diverse bloemlezingen.
Een Duitse vertaling zou volgen in 1931. Zij verscheen in de nu beroemde, nog altijd bestaande Insel-Bücherei, boeken in pocketformaat, vaak met oplagen waarbij Vlaamse uitgevers duizelig worden en aarzelen of ze niet beter bloemkolen zouden gaan kweken. Sankt Nikolaus in Not, in vertaling van Anna Valeton-hoos, heeft sindsdien meer dan dertig edities gehaald, met een totale oplage boven de 350.000. In 1982 kwam er ook een editie in de reeks ‘Insel Taschenbuch für Kinder’.
Zoals hij voor menig verhaal van hem zelf heeft gedaan, illustreerde Timmermans ook dit Sinterklaasgeschenk. Meer dan één graficus heeft het hem nagedaan. In de VS was dat Charles Mikolaycak die in 1988 voor de uitgeverij van jeugdliteratuur Holiday House in New York prenten maakte bij een vrije Engelstalige versie van Carole Kismaric. Tekenaar en bewerkster pasten het verhaal wel aan voor hun publiek. Mikolaycak, kenner van de internationale Klaas-folklore, situeerde zijn kleurrijke versie in Freiburg im Breisgau. Literatuur kent geen grenzen.
Tot mijn vreugde kan ik af en toe vrienden jaloers maken met een exemplaar van een bijzondere Engelse editie: in 1998 publiceerde de zeer selectieve internationale ‘Society of Wood Engravers’ een door Sheila Hönigsberg gemaakte Engese vertaling met een nawoord door Jeroen van Duyn en met heerlijke prenten van John Lawrence, oplage: 500 exemplaren.
Er zijn nog andere vertalingen. De jongste die men mij signaleerde, heb ik nog niet beet gekregen. Vorig jaar verscheen een versie in het … ‘Walon del réjon di Chàlérwé’, het Waals van Charleroi: Sint Nicolas dins les rüjes. Een andere editie is gemaakt in het ‘Picard dè Douvrèghe-Bödour’. Dat zou dan wel eens de taal van een van mijn verre voorouders kunnen zijn.
Laat ik er voor de liefhebbers van Klaaskoekjes ook nog eentje uit Vlaanderen aan toevoegen. In 2017 bezorgde Etienne De Smedt aan de leden van zijn door hem voorgezeten ‘Felix Timmermans Kring ‘ de eerste afzonderlijke editie in het Nederlands, kopie van de eerste druk in Het Keerseken in de Lanteern. De Smedt nam ook een fotokopie op van het handschrift.
O, dacht ik, bij dit bescheiden brochuurtje, O, mocht Sinter-Klaas ooit de hulp kunnen krijgen van een weldoener der mensheid, bijvoorbeeld een welgestelde voetbalmakelaar, die bij wijze van lichte culturele boetedoening, de behoeftige liefhebbers van zulke bibliofiele lekkernijen wil helpen aan een mooie boekband met sterk papier, zo mogelijk goud op snee. O, dacht ik, O! Is er geen pientere Schouwvager meer die kan helpen?
Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.
De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.