De laatste 242: uitmuntende studie over de terechtstelling van collaborateurs
Titel | De laatste 242 |
---|---|
Subtitel | De terechtstelling van collaborateurs na de Tweede Wereldoorlog |
Auteur | Élise Rezsöhazy, Dimitri Roden en Stanislas Horvat |
Uitgever | Lannoo |
ISBN | 9789401485180 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 343 |
Prijs | € 27.99 |
‘De laatste 242’ is een uitmuntend voorbeeld van geschiedschrijving van hoog niveau. Bovendien bulkt het boek van de nieuwe gegevens over de terechtstellingen na de Tweede Wereldoorlog.
Tussen november 1944 en augustus 1950 verschenen in België 242 mensen voor het vuurpeloton nadat ze door een militaire rechtbank ter dood waren veroordeeld voor collaboratie of oorlogsmisdaden. Deze 242 terechtstellingen waren uitzonderlijk in de geschiedenis van de Belgische justitie. Na 1863 werden doodstraffen die in vredestijd waren uitgesproken niet meer uitgevoerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebeurde dat wel: twaalf militairen en acht spionnen werden terechtgesteld na een veroordeling door het militair gerecht. Het boek De laatste 242 vertelt er alles over.
Dat was niet zo tijdens en na de Tweede Wereldoorlog: de repressie brak met de traditie en doodvonnissen werden wel degelijk voltrokken. In augustus 1950 verscheen de Duitse SS’ers en oorlogsmisdadiger Philippe Schmitt, de gewezen commandant van Breendonk, als laatste terdoodveroordeelde effectief voor het vuurpeloton. Hij was de enige wiens vonnis voltrokken werd onder de teruggekeerde koning Leopold III. Daarna vonden er geen executies meer plaats op Belgisch grondgebied.
De terechtstellingen tussen 1944 en 1950 braken niet alleen met de traditie van genadeverlening, ze waren ook ongewoon grootschalig. In een relatief korte periode van nog geen zes jaar werden 242 terdoodveroordeelden terechtgesteld, gemiddeld veertig per jaar, terwijl in de 110 jaar vóór 1940 79 personen werden geëxecuteerd.
Leo Vindevogel
Er is al veel geschreven over de repressie: van algemene beschouwingen tot afzonderlijke studies over onder meer Irma Laplasse, Karel de Feyter, Stefaan Laureys, Leo Vindevogel, Walter Lampaert. Ook heel wat mytheverhalen zagen het daglicht. Eén bepaalde factor werd tot nu toe verwaarloosd en onderbelicht; die van het militair gerecht dat toch wel een sleutelrol speelde bij de executies. Vandaar dan ook deze studie geschreven door vier experts die ruimschoots de tijd kregen om zich grondig in te werken.
De laatste 242 is opgebouwd rond de drie fasen van de executies waarin de rol van het militaire gerecht doorslaggevend was: de bestraffing, de eventuele genadeverlening en de uitvoering van het vonnis, namelijk de doodstraf. De schrijvers bestudeerden alle 242 strafdossiers.
Executiepaal
In totaal behandelden de 21 militaire parketten zo’n 400.000 dossiers waarvan er dadelijk 71 procent geseponeerd werden. De overige dossiers leidden tot 53.005 veroordelingen waaronder 2940 doodstraffen. Tussen 1945 en 1947 werden 181 doodvonnissen uitgevoerd, of 75 procent van het totaal aantal terechtgestelden.
In 1948 stierven 45 terdoodveroordeelden aan de executiepaal, in 1949 elf en in 1950 nog een. Negen op de tien terechtgestelden hadden bloed aan hun handen (moordenaars, folteraars, …). Pas in april 1946, na anderhalf jaar repressie, werd een eerste keer gratie verleend aan een terdoodveroordeelde: een zwakzinnige Waalse mijnwerker die aan het Oostfront in de Légion Wallonie gevochten had, viel deze eer te beurt.
Courcelles
De doorsnee terechtgestelde was een man van 37 jaar van Belgische nationaliteit (237 van de 242 gevallen) die gehuwd was (175 van de 242 gevallen). Bij de 242 bevonden zich slechts vier vrouwen. Er waren iets meer Franstaligen (132) dan Nederlandstaligen (110). Geografisch gezien vonden 123 executies plaats in Wallonië, 105 in Vlaanderen en 14 in Brussel. Op 10 november 1947 vond de grootste terechtstelling plaats. Toen werden 27 Waalse collaborateurs geëxecuteerd als gevolg van het bloedbad van Courcelles, dat op 17 augustus 1944 aan 27 slachtoffers het leven gekost had.
Minister van Justitie Paul Struye was vanaf 1948 de drijvende kracht achter het afhandelingsbeleid van de executies. Zijn voorgangers Henri Rolin, Adolphe van Glabbeke en Albert Lilar hadden hiertoe het terrein voorbereid door steeds meer genadeverzoeken in te willigen. Vaak hadden ze af te rekenen met felle tegenwind vanuit het auditoraat-generaal. Auditeur-generaal Ganshof van der Meersch uitte meer dan eens zijn ongenoegen over het trage en weifelende beleid van de ministers. Hij wilde er spoed achter zetten en toegeven aan de eisen van een bepaald deel van de straat.
Een deel van het boek is onvermijdelijk ook gewijd aan juridische achtergrondinformatie, noodzakelijk om deze voorbeeldige en serene studie met vrucht te kunnen lezen. Het boek bevat ook een groot aantal aparte gevalstudies die de studie meerwaarde geven. Grafische tabellen en illustraties dragen er het hunne toe bij. Het boek is een uitmuntend voorbeeld van niet-vooringenomen geschiedschrijving van hoog en kwalitatief niveau. Bovendien bulkt het boek van de nieuwe gegevens. Een echte aanrader.
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.