JavaScript is required for this website to work.

De lange lijdensweg van Zuid-Tirol

Pieter Jan Verstraete22/12/2018Leestijd 5 minuten
TitelZuid-Tirol is niet Italië!
SubtitelEen honderd jaar oud Europees grensgeval
AuteurThomas H. von der Dunk
UitgeverVantilt
ISBN9789460043710
Onze beoordeling
Aantal bladzijden383
Prijs€ 29.5

Zuid-Tirol is niet Italië! Een hartekreet die al honderd jaar weerklinkt in die regio, maar hier weinig bekend is.

Cultuurhistoricus Thomas von der Dunk bezit een grote interesse voor de politiek betwiste grensgebieden in Europa. Zijn deskundigheid mag niet in twijfel getrokken worden. Dat blijkt alvast uit het boek ‘Zuid-Tirol is niet Italië!’ dat hij met veel verve schreef.  Mijns inziens is het voorliggende boek het eerste boek dat origineel in het Nederlands over de lange strijd van de Zuid-Tirolers tegen Italië geschreven werd. We mogen historicus von der Dunk dankbaar zijn dat hij zijn aandacht aan dit honderdjarige conflict besteedde. Voor velen zal het een eerste kennismaking zijn. Jammer dat de pers er hiertoe nog maar weinig aandacht aan besteedde. In Vlaanderen is het zelfs huilen met de pet op.

Italianisering

Het boek is onderverdeeld in drie grote delen. In het eerste deel maken we kennis met de geschiedenis van Zuid-Tirol tot en met de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het napoleontische tijdperk kwam het gebied in handen van Beieren. In die tijd was Andreas Hofer de legendarische Tiroler verzetsheld die door verraad door de Fransen gefusilleerd werd.

Tirol maakte toen als provincie deel uit van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. In 1919 diende Oostenrijk als oorlogsverliezer Zuid-Tirol af te staan aan Italië. De Italianen beloofden zelfbestuur maar daar kwam niet veel van in huis, buiten het feit dat de mannelijke Tirolers vrijgesteld werden van legerdienst.

Het tweede deel van het boek beschrijft het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Na de (kunstmatige) machtsgreep van Mussolini en zijn fascisten werd Südtirol vanaf 1922 blootgesteld aan een geforceerde italianisering en werd de regio tot een politiestaat herleid. Mussolini & co moedigden tienduizenden (meestal arme) Italianen aan om te emigreren naar Alto-Adige, zoals zij Zuid-Tirol noemden. Mettertijd was het resultaat dat de provinciehoofdstad Bozen (Bolzano) een soort Brussel werd, aldus de auteur. De hoofdstad was voor driekwart Italiaans, terwijl het omliggende land nog driekwart Duitstalig was.

Churchill

Na de oorlog — waarmee we in het derde deel van het boek beland zijn — beloofde de Italiaanse overheid in 1946 aan de westerse geallieerden dat de Zuid-Tirolers een verregaande vorm van autonomie zouden krijgen. Hiermee wilden ze de geallieerden gunstig stemmen. De regering had immers de Amerikanen en Britten nodig om de havenstad Trieste en omgeving te kunnen behouden. De Joegoslavische communist Tito, met steun van de Sovjet-communisten, aasde ook op het gebied en hij behoorde tot de overwinnaars terwijl de Italianen enkel tijdig van kamp gewisseld hadden. Winston Churchill zag het liefst dat Zuid-Tirol terugging naar Oostenrijk, maar hij zat toen in de oppositie, en had niets meer in de pap te brokken.

Van de Italiaanse beloftes kwam evenwel niets in huis. De Italiaanse ambtenaren bleven dezelfde als vóór 1943. Zelfbestuur bleef voor de Tiroler bevolking een wensdroom. Uit onvrede met de Italiaanse weigering volgden er in de jaren 1950 en 1960 een reeks bomaanslagen met daarop een keiharde repressie. Pas na het autonomiestatuut van 1972, het afnemende centralisme en het verdwijnen van de Europese binnengrenzen werd het terug rustig in Zuid-Tirol, en werd zelfbestuur werkelijkheid. Thans bezitten de Duitstaligen er nog steeds de meerderheid, hoewel die afneemt. Bij de laatste verkiezingen haalden de Zuid-Tiroolse nationalisten nog 55 % van de stemmen, terwijl dat vroeger 74 % was.

Zelfbeschikkingsrecht

Met de vrede van Saint-Germain verschoof de Italiaans-Oostenrijkse staatsgrens van het noordpuntje van het Gardameer naar de Brenner. Veel liever had Italië de Kroatische regio Dalmatië ingepalmd, maar omwille van allerlei redenen ging deze koehandel niet door.

De Amerikaanse president Wilson had het even moeilijk met de overdracht van het ééntalige Zuid-Tirol aan Italië. Botste dat niet met zijn eigen zelfbeschikkingsrecht der volkeren? Maar beloofd was beloofd en de Italianen moesten omwille van hun oorlogsdeelname toch iets krijgen. Van een referendum in Südtirol was absoluut geen sprake. De uitslag zou immers al bij voorbaat vaststaan.

Ettore Tolomei

Uiteraard was de Zuid-Tiroolse bevolking niet in haar nopjes met de komst van de Italianen. Toch respecteerden deze aanvankelijk de culturele eigenheid van de regio. Maar dat veranderde algauw met de komst van Mussolini’s fascisten. Zij zetten alles in het werk om het nieuwe wingewest te italianiseren. Geestelijk was het terrein al voorbereid door toedoen van vooral de nationalist en toponymist Ettore Tolomei die uitblonk in het vervalsen van plaats- en familienamen. Voor hem en zijn mede-nationalisten waren de Zuid-Tirolers ofwel per abuis gegermaniseerde Romanen, ofwel barbaarse indringers die desnoods over de Alpen naar het noorden moesten verdreven worden.

Sommige Italiaanse hyperpatriotten dreven het zelf zover dat ze na hun oorlogsdeelname in 1915 —waarbij ze amper een gevecht wonnen nadat Oostenrijk-Hongarije al op de knieën lag— stukjes grondgebied van het neutrale Zwitserland eisten. Tussen haakjes: dat deed ook na de oorlog België ten opzichte van Nederland.

Zwarthemden

De fascisten stelden alles in het werk om de Zuid-Tiroolse bevolking te intimideren. Zwarthemden marcheerden uitdagend door de straten van de steden en de grote dorpen, naamborden werden ééntalig Italiaans gemaakt, monumenten in fascistische ‘bouwstijl’ werden opgericht, uitsluitend onderwijs in het Italiaans, etc. Alle verwijzingen naar de Habsburgers dienden verwijderd te worden.

In ieder dorp, stadje of boerengat werd er een eentalige Italiaanse gemeentesecretaris aangesteld die geen woordje Duits kende of wilde leren. Zelfs in een godvergeten boerendorp waar iedereen Duitstalig was, werd een dergelijke ambtenaar (meestal afkomstig uit Zuid-Italië) aangesteld. Von der Dunk wijst daarbij op de eenzaamheid van het bestaan van dergelijke ambtenaren, die meestal niet te kiezen hadden. Politie, gerecht, onderwijs, notaris,… alles gebeurde in het Italiaans. Wilde iemand zich op de rechtbank laten bijstaan door een tolk dan diende hij deze uit eigen zak te betalen. Hoe absurd de fascisten te werk gingen blijkt uit het volgende voorbeeld. Het museum van Bozen bezat/bezit een trapgevel; deze diende verwijderd te worden, daar te Germaans, en vervangen door een Romeinse toren.

Gedurende enkele jaren werden de Tirolers zelfs verplicht om hun Duitse familienamen in een Italiaanse te veranderen. Dat alles veroorzaakte bij de katholieke bevolking veel wrevel en tegenstand. Steun was er van de kerk en er ontstond een heel netwerk van clandestien Duits onderwijs. De lessen werden meestal gegeven door Duitstalige leerkrachten die uit hun ambt ontzet waren.

Optanten

Om de bespreking van dit uitermate inhoudelijk rijke boek af te ronden, wil ik de aandacht van de lezer nog wijzen op een bepaald aspect uit het boek, namelijk de treurige geschiedenis van de Tiroolse optanten. Mussolini wilde op het einde van de jaren 1930 maar al te graag een deel van de Duitse meerderheid kwijt. De Duitsers hadden hier wel oren naar. Vooral SS-leider Heinrich Himmler kon die raszuivere Tiroolse boeren best gebruiken. Halverwege 1939 kregen de Zuid-Tirolers de keuze: blijven en Italiaans worden of vertrekken naar het Reich, waarvan Oostenrijk (Ostmark) toen al deel uitmaakte.

Deze keuze veroorzaakte een grote verdeeldheid binnen de Tiroler gemeenschap. Himmler had al plannen om de ‘heimatzuchtigen’ of optanten naar Bourgondië, Slovenië of de Krim over te hevelen. Daar zouden ze een flinke stoot kunnen geven aan de germanisering van die gebieden. Ongeveer een derde van de Zuid-Tirolers gaf te kennen te willen verhuizen, waaronder zelfs een aantal Italianen… De verhuis bleek een fiasco. Het grootste deel van de optanten strandde in Oostenrijks Tirol of in Beieren. Slechts een paar procent kwam in het Groothertogdom Luxemburg en in het Sudetengebied terecht. Na de oorlog konden de meeste terugkeren naar hun oorspronkelijke heimat.

Staalkaart

Het grootste deel van de boeren bleef. En het is dankzij de honkvastigheid van deze Tiroolse boeren dat Zuid-Tirol vandaag nog grotendeels Duits gebleven is.

Het boek lees je als een staalkaart van de manieren waarop een overheid een minderheid kan vernederen. Zonder meer blonken de fascisten hierin uit. Na de oorlog pakten de Italianen de draad gewoon weer op, en deden ze alsof hun neus bloedde. Tot op het moment dat het zo niet meer verder kon, en het Tiroler vraagstuk voor de Verenigde Naties kwam. Pas nadien trof Rome duidelijke maatregelen ten gunste van de Zuid-Tirolers.

Hoewel hij het niet in zoveel woorden schrijft, blijkt maar al te duidelijk dat de sympathie van Thomas von der Dunk naar de Zuid-Tirolers uitgaat. Zijn boek mag dan al niet lezen als de vaart van een TGV, maar een goede, oude en betrouwbare boemel doet het nog altijd. Zelf ben ik blij dat hij en zijn uitgever ons dit boek schonken. ‘Zuid-Tirol is niet Italië!’ is een vertaling van “Süd-Tirol ist nicht Italien!” dat als grensmonument op de Brennerpas staat. Het mooi uitgegeven boek met flappen bevat naast een aantal illustraties en een bibliografie bovendien drie verschillende registers. Een aanrader zonder meer.

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties