JavaScript is required for this website to work.

De prediker in Pohlmann

Katrien Wolfs11/4/2016Leestijd 3 minuten
TitelDe prediker in Pohlmann
AuteurJoachim Pohlmann
UitgeverPolis
ISBN9789463101127
Onze beoordeling
Aantal bladzijden428
Prijs€ 22.5

Bart De Wever schrijft steeds minder, en dat is brute pech voor iedereen die graag peilt naar de zielenroerselen van de N-VA-voorzitter. Zijn vertrouweling Joachim Pohlmann heeft gelukkig net een tweede roman klaar, en dus kan Vlaanderen zich opmaken voor een rondje interpretatief lezen. Wat is het mensbeeld van de kwade genius achter BDW? Welke verborgen boodschappen over de N-VA-partijlijn zitten er in Een unie van het eigen (uitgeverij Polis)? 

Pohlmann weet dat politieke tegenstanders met een fijn kammetje door zijn werk zullen gaan, en dat laat hem Siberisch. De proloog van zijn debuut Altijd iets (Van Halewyck, 2012) beschreef de begrafenis van een Oostfronter, en in de eerste bladzijden van zijn tweede roman stapt er al een personage met beide benen in de economische collaboratie. Pohlmann laat zich niet verlammen door taboes: hij schaaft – met veel verve – aan een eigen stem. 

Oude genres, frisse stijl

Misschien zullen vele lezers in Een unie van het eigen toch de politiek zoeken. Dat is ook wel een beetje de schuld van de auteur. Dit is namelijk zo’n boek met een Grote Boodschap. In zijn tweede roman beoefent Pohlmann vaardig twee ouderwetse genres: de familiekroniek en de ideeënroman. 

De familie heet Verdickt-Ickx. De eerste generatie collaboreert met de nazi’s die het land bezetten, de tweede generatie collaboreert met de communistische dictaturen die andere delen van de wereld bezetten en de derde generatie collaboreert met wat alleen omschreven wordt als ‘het Systeem’, dat de hele wereld bezet en bezeten maakt. Zoals dat gaat in een familiekroniek is het huishouden de spiegel van de maatschappij. De familie ontbindt, de samenleving ook. 

De ideeën gaan over dat ‘Systeem’. Wat blijft over als alle grote gedachten ontmaskerd zijn? Wat moet je doen als de voorbije generaties alle idealen verdacht hebben gemaakt? Pohlmann schetst een somber ‘systeem’, dat nietsontziend naar almaar meer efficiëntie streeft en de technologie hanteert om alles en iedereen te verslinden – tot zelfs de tegenstanders van het Systeem toe. Hier valt Pohlmann iets te vaak in herhaling en gaat hij soms, op het drammerige af, een beetje op een prediker lijken. Toch raken heel wat originele observaties op verfrissende wijze de essentie. In enkele gedreven hoofdstukken dwingt de auteur elke lezer afstand te nemen van gekoesterde illusies. 

Monsters in het labyrint

Misschien zullen recensenten zoeken naar overeenkomsten tussen de auteur en zijn personages. De moeizame relatie tussen een gewezen soixante-huitard en zijn fundamenteel andersdenkende zoon of de ruime aandacht voor de opkomst en roemloze overwinning van de Volksunie (door Pohlmann hardnekkig omschreven als ‘de federale partij’) bieden genoeg munitie aan iedereen die het vizier wil richten op de schepper van deze roman.

De ware autobiografische grondslag van dit boek zou weleens elders kunnen liggen. Dit is namelijk een boek zonder helden. Pohlmann vertelt een verhaal van boemannen: de ideologische collaborateur, de cynische topbankier en zelfs – lees dat boek – de minotaurus in het labyrint. Het siert Pohlmann dat hij ook begrip creëert voor de soixante-huitard, die immers de eeuwige boeman is van jonge rechtse kereltjes zoals hijzelf. 

De personages van Pohlmann zijn geen willoze slachtoffers van hun omstandigheden, maar evenmin staan ze los van hun context. Binnen hun historische en sociale configuratie zoeken ze betekenis en een plaats – ook wanneer die niet te vinden blijkt. Ze maken keuzes en betalen daarvoor een prijs. Ze zijn niet de monsters in het labyrint – maar ze raken wel verstrikt in een doolhof zonder doel.

Hoger, dieper, empathischer

Een unie van het eigen‘ is een belangwekkend boek – en niet omdat de nachtromancier Pohlmann overdag speeches schrijft voor ene Bart De Wever. Dit is maatschappijkritiek met grote ambitie. Te lang was ‘maatschappijkritiek’ in Vlaanderen een makkelijk genre voor luie schrijvers, die toch zo graag afgaven op het provinciale leventje van lelijke kleinburgers in de verkavelingen van ons land. ‘Een unie van het eigen‘ mikt hoger en graaft dieper, en heeft daarmee de literaire lat hoger gelegd. Ten opzichte van zijn debuut Altijd iets heeft Pohlmann een reuzensprong vooruit gezet, wat het beste doet vermoeden voor zijn volgend boek. 

(Maar omdat u als lezer met een slecht karakter straks toch op zoek gaat naar de schaduw van de politiek actualiteit, komt hier nog een uitsmijter. Pohlmann toont zich in zijn beste momenten een scherpzinnig én empathisch waarnemer. Hier maakt een hoofdpersonage bijvoorbeeld een wandeling door een ‘multicultureel’ stadsdeel van Brussel, mijmerend over zijn mohammedaanse medeburgers:)

‘De individuen vrezen hen. De individuen zijn bang dat het aanwassende geboortecijfer van deze schepsels het demografische overwicht in hun voordeel zal doen kantelen en dat zij die demografische macht zullen gebruiken om hun wil op te leggen. Ik geloof dat deze wezens meer angst hebben voor de individuen dan omgekeerd. Zij vrezen dat de individuen met hun god zullen doen wat deze met hun eigen god hebben gedaan. Hem in koele bloede vermoorden. 

De mensen in deze straten beseffen dat het eigenlijk al zover is. Dat hun god hier op sterven ligt. Dus vormen ze een beschermend kordon rond zijn sterfbed. Maar hij is ten dode opgeschreven, tenzij zij erin slagen het systeem te vernietigen. En dat is voor een gedeelte van hen ook het streven’. 

Katrien Wolfs (1976) is het pseudoniem van een historica, docente geschiedenis, militant atheïste en femme fatale, niet noodzakelijk in die volgorde.

Commentaren en reacties