De sokkel van Vlaanderen
De Kempen kwamen door eigen inspanningen en buitenlandse investeringen recht uit een toestand van miserie, uitbuiting and hongersnood.
Een nationaal verhaal zonder centen is wind. De economische geschiedenis van Vlaanderen ligt grotendeels braak. Leven & werken in de Kempen scheert over een gat in het geheugen.
De Gouden Driehoek van Vlaanderen ankert in Antwerpen, Brussel en Gent. Daarin gebeurt het, is de indruk. Daarbuiten zijn prei en patatten. ‘Paris et le désert français’ is de bekentenis van Frankrijk. Bij Trends, dat ik leidde, werd er elke stafvergadering op gehamerd: kijk buiten de driehoek, laat je niet verblinden door het middengebied. Leven & werken in de Kempen. De eerste fabriekswerkers tussen 1870 en 1886 vult gaten, en belicht mijn geboorteplek.
De miserie van de Kempenaren
Erbarmelijk was de economie van de Kempen in de negentiende eeuw. Zonder haar te kennen, weet men niet dat in die woestenij, met dorre velden, dennen en vennen, 150 jaar geleden grondstoffen werden gedolven. Die werden ontdekt door het graven van kanalen. En ze hebben er geleid tot de multinational Sibelco (zand) en steenfabrieken (klei) in Beerse. Die laatste ooit bloeiend. Door het isolement en de neerbuigendheid van de Belgische politieke en economische bourgeoisie werden de Kempen een vuilstort voor stinkfabrieken (non-ferro), strafkampen, plus — toen Wallonië het niet lustte (atomen, foei) — het Studiecentrum voor Kernenergie — een Akademgorodok, een geleerdenstad.
Auteur Gil Tack laat tijdgenoten en ooggetuigen aan het woord. Zij stonden tussen de kinderarbeid, de drankzucht, de slaafsheid, de godsdienstijver, de miserie van de Kempenaren. De patroons laten de lonen zakken of verminderen de arbeidsduur. Met hetzelfde effect voor het inkomen. Alles om beter te concurreren. De werknemers vegeteren naast de hongersnood. Beerse en zijn kleigravers ontsnappen deels, want de proletariërs, of hun vrouw, hebben een moestuin. Niet zo is het in de beluiken van Turnhout. Kinderen tussen 9 (de wettelijke leeftijd) en 12 werken bij papierfabriek Brepols, maar in 1868 start een jongetje van 6,5 jaar.
De weversrevolutie
De semi-slaven worden onrustig. Op 31 juli 1872 breekt een hevige en dreigende eendaagse opstand uit tegen de tijkbazen. De Turnhoutenaars spreken van de weversrevolutie, met sporen in politieverslagen en krantenartikelen. De wevers zijn thuiswerkers en zien aan de arbeiders van de papierindustrie dat het anders kan. Deze worden betaald in geld en niet in natura in winkels van de bazen. Minder uitbuiting dus. In 1880 arbeiden 2000 mensen in de papierfabrieken, tot vandaag een ruggengraat van de Kempense hoofdstad. Ze produceren behangselpapier, gekleurd en gemarmerd papier, religieus en profaan drukwerk: gebedenboeken, speelkaarten, volksliederen, mannekensbladen (de voorlopers van de stripverhalen met Suske en Wiske drukken was ooit één van de sterkhouders van Brepols). De populaire druksels zijn prentjes op één blad met tekstjes tegen 1 cent.
Het gist in de Kempen, Gent, Luik, Verviers. In 1886 ontstaat, uit schrik voor de groeiende opstandigheid, een Commissie van de Arbeid. Die heeft als opdracht een nationale bevraging te organiseren over de industriecentra om verbeteringen op te leggen. De enquête slabakt. Van de tienduizend vragenlijsten worden er 343 (3,5%) terugbezorgd. Veel arbeiders zijn analfabeet en kunnen geen kritiek uiten bij een onderzoekscommissie, want het gevolg is afdanking.
Vrede of strijd?
De Beerse steenbakkerijbaas Léopold Sérigiers antwoordt op de nationale bevraging. Hij laat profetisch optekenen: ‘De sociale kwestie zal zich gewelddadig of langzaam oplossen naargelang de burgerij zich zal verzetten of deze evolutie zal aanvaarden. Men kan het kapitaal en het werk niet meer splitsen. Onderwijzen van de arbeidersklasse, hen voorbereiden om waardig in te treden in betere voorwaarden, dat is werken aan de oplossing van het sociale vraagstuk. Een vredevolle oplossing. Hen in onwetendheid houden om hen onder het juk van de gegoede klasse te houden is de slechtste optie en zal leiden tot een revolutie en een staat in anarchie. Een idee dat doet huiveren!’
Wierook en bier zijn de troost van de proletariërs. Processies en drank verzoeten immers de miserie. Dronkenschap is een breed probleem van de werkende klasse. Het vermindert ook haar zedelijkheid. Pastoors heffen de vinger, doen niks aan de uitbuiting (met uitzonderingen als priester Daens), zwaaien wierook en tonen de monstrans in de Kempense fabrieksstraten.
Uit die noodtoestand zijn de Kempen rechtgekomen door eigen inspanningen en door buitenlandse investeringen, onder meer van Philips in Turnhout. Het grote Brepols ging door een pijnlijke afslanking (van 2200 naar 200 medewerkers). Vandaag zijn er twee bedrijven met de naam Brepols. Één dat agenda’s en kalenders maakt en boeken bindt. En één, Brepols Publishers, smaakvol gehuisvest in de ex-infirmerie van het lokale Begijnhof, met boeken en documenten (onder meer de klassiekers: Corpus Christianorum en Corpus Fontium Manicheorum) die wedijveren met de academische uitgevers van Oxford, Yale, Princeton en diesmeer. Uit de rotzooi van de negentiende eeuw groeide Cartamundi, door fusies in de Turnhoutse papierbranche en overnames, tot de wereldleider in speelkaarten en spellen (met elektronische snufjes).
Frans Crols was hoofdredacteur en directeur van het economisch magazine Trends en na zijn 65 werd hij vrije pen van ’t Pallieterke, Tertio en Doorbraak.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.