Een ‘donker’ toerist reist kriskras door Europa: een beleving
Reiservaringen van een kritisch ‘donker toerist’: de bezoeker van zwaarbeladen plekken in het van bloed doordrenkte twintigste-eeuwse Europa.
In zijn vorig boek Het lijk van de dictator (2020) deed de gewezen hoogleraar Luc Rasson (1956) verslag over het overlijden en vooral het lange naleven van drie Europese dictators: Mussolini, Franco en Pétain. Hij deed dit met veel verve en vanuit een persoonlijke invalshoek. Thans ligt zijn tweede ‘morbide’ boek voor. In Donker toerisme: reizen door het Europa van de 20ste eeuw deelt Rasson ons zijn bevindingen mee over tien jaar reizen als ‘donker toerist’.
In de Angelsaksische landen staat de term ‘dark tourist’ al langere tijd bekend, en werd er al een indrukwekkend aantal wetenschappelijke verhandelingen en studies aan het fenomeen gewijd. Kort samengevat bestaan er twee soorten ‘donker toerist’, ook wel ’thanatoerist’ of ‘morbide toerist’ genoemd. Er zijn namelijk het historische en het actuele toerisme — dat laatste staat dan eerder bekend onder de term ramptoerisme. Donker toerisme kan ook omschreven worden als ‘toeristische ontmoetingen met het noodlot en met sterfelijkheid’.
Hierover handelt Rassons boek waarin hij gedurende tien jaar op zoek ging naar plaatsen van onheil, graven van fascisten en communisten, slagvelden… Zijn belangstelling ging uitsluitend uit naar donker toerisme in Europa tijdens de afgelopen twintigste eeuw. Overbodig te zeggen dat de Tweede Wereldoorlog hier een cruciale plaats inneemt. In de eerste plaats ging zijn belangstelling uit naar personen die aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden.
Franquisten
De twintigste eeuw, ook wel de eeuw van de megadood genoemd, is voor de donkere toerist een heel bijzondere en rijke eeuw. Met uitzondering van allicht Zwitserland komt de donkere toerist in ieder land ruimschoots aan zijn trekken. We vermelden hier slechts:
Spanje met zijn franquisten, republikeinen en slagvelden van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), de geboortehuizen van dictators, het Italië van Mussolini en D’Annunzio, de Baltische staten met hun slechte herinneringen aan het Sovjet-communisme en hun vergeten collaboratie met de Duitsers, de revolutie van 1956 in Boedapest, het antisemitisme van de Polen in Krakau.
En dan was er de terreur van de Tito-communisten in mei 1945 in de streek rond Triëst. Daarbij gooiden ze duizenden, al of niet vermeende, collaborateurs en onschuldige Italianen levend in de diepe kloven van het Carso-gebergte. Dat laatste was letterlijk een etnische zuivering. Bij deze plaats, de Foiba Plutone, vind je geen gedenksteen of standbeeld. Niets. De Slovenen zouden ze onmiddellijk vernietigen. Ze willen niet geweten hebben dat er ooit Italianen woonden. Zo beïnvloeden de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog nog steeds het heden.
Maar Luc Rasson is niet overal geweest. De corona en de lockdowns maakten hem het reizen gedurende langere tijd onmogelijk. Zo kregen landen als Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Finland, Oekraïne… geen plaats in het boek.
Zelf schrijft hij: ‘Mijn bedoeling is na te gaan hoe gedenktekens, musea, kerkhoven, en soms ook toevallige gesprekken, een bepaalde visie op het verleden uitdrukken.’ (blz. 23)
Hart
Wanneer donker toerist Rasson een reis ondernam, verplaatste hij zich steeds in de tijd. Hij trachtte zich in te leven, en stelde zich vragen als: ‘Hoe gaan de Italianen om met hun fascistische verleden? Hoe herdenken de Hongaren de opstand van 1956? Wat blijft er over van het verleden? Hoe breng je massadood in beeld op een manier die respectvol is voor de slachtoffers? Is het wel ethisch verantwoord om plaatsen, waar mensen hebben geleden of zijn omgekomen, over te leveren aan de toeristische massaconsumptie zonder kennis van het verleden?’
De meeste van deze toeristen vinden het bezoeken van een concentratiekamp een verplicht nummertje uit het reisprogramma. Dan spreken we nog niet over de museumwinkels met al hun prullaria. Schrijver verbergt niet dat hij zich hieraan blauw ergerde.
Op een bepaald moment, bij een bezoek aan de Romeinse villa waar Mussolini met zijn gezin woonde, dacht Rasson ‘Ik voel me politiek ongemakkelijk in deze omgeving, maar ik hou me op de vlakte. Het heeft geen zin met deze mensen [neofascisten] in discussie te gaan: zij leven in het verleden en in een ideologisch kader waar ik me niet in thuis voel. Terwijl ik rondkijk, probeer ik met mezelf in het reine te komen. Wat me in de eerste plaats ongemakkelijk maakt, is dat deze fascisten vriendelijk, ja zelfs charmant zijn.’ (blz. 42)
Toch liet Rasson dergelijke ontmoetingen niet al te zeer aan zijn hart komen, en bleef hij grotendeels zichzelf trouw: geen partij kiezen. Zich ergeren deed hij ook aan commentatoren, ‘vooral als ze van progressieve signatuur zijn’, die het communisme wereldwijd willen vergoelijken.
Lazio
Een apart hoofdstuk in het boek wordt gewijd aan het versteend fascisme. In heel veel Italiaanse steden zie je gebouwen die dateren uit het fascistische tijdperk (1922-1943), waarvan de stijl modernistisch is maar met neoklassieke elementen. De regio Lazio, waar zich de drooggelegde Pontijnse moerassen bevinden, is hiervan een hoogtepunt. Er werden vijf nieuwe steden gebouwd puur in fascistische stijl. Als donker toerist loop je van de ene naar de andere verbazing. In Latina zijn de rioolroosters nog steeds voorzien van fasces. Rasson moet er met open mond naar gestaard hebben. Een foto van zo’n rooster werd alvast in het boek opgenomen. Overal vind je in deze steden nog fascistische opschriften ter meerdere eer en glorie van Il Duce.
In de Bulgaarse hoofdstad Sofia ging toerist Rasson op zoek naar de verdwenen en de nog bewaard gebleven Sovjet-standbeelden. Ook in het Mementopark nabij Boedapest bezocht hij de verbannen Sovjet-beelden. In Litouwen bestaat er een gelijkaardig park, het Grūtas-park, maar hier slenterde hij rond in een soort Disney-pretpark.
Ardennenoffensief
Andere boeiende hoofdstukken handelen over het Vittoriale aan het Gardameer van Gabriel d’Annunzio, het Alcazar van Toledo, de Via Raselle in Rome waar partizanen op 23 maart 1944 meer dan dertig Duitse soldaten vermoordden, die hiervoor even moorddadig wraak namen door voor iedere Duitser tien Italiaanse gevangenen te vermoorden. Verder een apart hoofdstuk over de historische musea in het voormalige Oostblok waar de auteur in Praag twee charlatans (een Amerikaan en een Rus) ontmaskerde.
In eigen land bezocht en wikte Rasson drie musea in verband met het Duitse Ardennenoffensief. Het zette hem aan volgende bedenking neer te schrijven: ‘De val van de Muur in 1989 en de overwinning van het kapitalisme hebben van Europa definitief een pretpark gemaakt waar geschiedenis en cultuur herleid zijn tot consumptieartikelen, ter vermaak van de toeristische massa’s en ter verrijking van gewiekste entrepreneurs.’ (220) In deze woorden vindt uw recensent zich volledig terug.
Jammer dat het leerzame boek geen personenregister bevat. Wel een bibliografie.
Donker toerisme: reizen door het Europa van de 20ste eeuw door Luc Rasson is verkrijgbaar bij onze webwinkel.
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
Een groep vrienden woont op een ruw eiland voor de kust van IJsland de begrafenis van een medestudente bij, maar al snel volgen er vreemde gebeurtenissen.