Een museum voor de Ku Klux Klan
Titel | Burden |
---|---|
Regisseur | Andrew Heckler |
In de zalen vanaf | 29/07/2020 |
Onze beoordeling | |
Meer info |
Liefde overwint alles, zelfs racisme! Te mooi om waar te zijn? En toch!
Mag de even gevreesde als beruchte racistische Ku Klux Klan anno 1996 een museum openen in het zuiden van de VS? Dat is de centrale vraag in Andrew Hecklers nieuwste film: Burden. De lezer weze gewaarschuwd: onderstaande recensie kan spoilers bevatten!
Het geluid van niets
Nog voor er een beeld te zien is – de film begint met een zwart beeldkader – horen we het typische geluid van tsjierpende krekels, in de verte luidt een kerkklok… De twee indrukken die het waargebeurde verhaal van Burden van regisseur Andrew Heckler zullen schragen.
De eerste scène katapulteert ons bijna 25 jaar terug in de tijd, naar 1996. Een wat oudere, blanke man, Tony Griffith, lacht naar een jongere, al even blanke man, Mike Burden: ‘Het geluid van niets: krekels, jij en ik!’ (Griffith is overigens de naam van de bekende Amerikaanse filmmaker die in het begin van de vorige eeuw met Birth of a Nation filmgeschiedenis heeft geschreven maar de klassieker mag nu nog amper worden vertoond door zijn racistische ondertoon).
‘Jij wordt mijn opvolger, zo spreekt de leider, de mentor, zijn voorbeeldige volgeling toe. Griffith ziet in Burden, die geen woord te veel spreekt, een aangenomen zoon. Hij overhandigt hem de eigendomsakte van de gesloten bioscoop Echo waar hun ‘organisatie,’ de plaatselijke afdeling van de Ku Klux Klan, hoopt een museum te openen.
Blinde haat
Als volbloed Klansman haat Mike zwarten uit principe, al belet dat hem en de sekteleden niet een etentje te reserveren in een typisch Indisch restaurant waar ze zich bijna verslikken in het pikante menu. Een niet onbelangrijk incident heeft dan plaats. Judy, op dat ogenblik de heel prille liefde van Mike, verlaat boos het restaurant wanneer er weer eens een gore, racistische grap passeert.
Burdens weinig benijdenswaardige job bestaat erin het in beslag genomen meubilair – de tv is steevast de eerste buit – te gaan ophalen bij mensen die hun huur niet meer kunnen betalen. En zo heeft hij op een van zijn rondes toevallig Judy leren kennen, even impulsief, jong en alleenstaand als hij, en al even louter op zichzelf aangewezen: twee vereenzaamde, dolende zielen die elkaar vinden dus.
Judy is behalve mooi ook een schone ziel en moeder van een zoontje. Diens beste vriendje is zwart – daar kijkt Mike wel even van op – met een vader die op dezelfde school heeft gezeten als Mike.
Maar Mike kan niet meer terug. Want hij heeft niet alleen het hart van Judy gestolen maar ook dat van haar zoontje. Hij neemt hem mee naar het autoracen, en uit vissen. En of zijn vriendje, die is blijven overnachten ook mee mag? Na wat aarzelen mag het! Onbewust ondergraaft hij op dat ogenblik zelf zijn op niets gebaseerde, rabiate racisme, wat trouwens al snel resulteert in de keuze die Judy hem dwingt te maken.
Kennedy
De vuurproef die Griffith inmiddels voor Burden heeft bedacht is niet niks. David Kennedy is de plaatselijke zwarte dominee die vierkant gekant is tegen de komst van het ‘Redneck Museum,’ symbool van onverdraagzaamheid. Op zijn initiatief, en met als slogan ‘zonder gerechtigheid geen vrede,’ poogt hij met zijn fans de opening tegen te houden. Burden krijgt van Griffith een geweer in handen gestopt. Wil hij vanop het dak van het gebouw een en ander in het oog houden mocht de manifestatie uit de hand lopen? Mike weet wat hem te doen staat. Maar hij kan het niet… Een kantelmoment?
Liefde overwint alles
De dominee zal zich later in de geest van het Nieuwe Testament als een barmhartige Samaritaan tonen. Want zowel Judy als de ‘afvallige’ Mike raken hun werk en woonst kwijt. Vervolgens poogt de KKK Burden met geweld – een gewelddadige afranseling – opnieuw in de pas te dwingen.
Maar ook de dominee moet zich tegen zijn eigen omgeving, zijn eigen gezin verdedigen voor zijn verzoenende houding. En tegen het radicale gedachtegoed van de jongere generatie. Zijn eigen zoon zweert bij ‘Oog om oog, tand om tand.’ Kennedy, ‘Dat is het Oude Testament! Zo is Jezus niet!’
Clichés?
Heckler omzeilt kundig alle mogelijke clichés die onderweg opduiken. Het zit hem vooral in tal van ogenschijnlijke details. Wanneer Mike bijvoorbeeld tijdens een wandeling in een woud een steentje naar een hert gooit en het zo verjaagt, vraagt Judy langs haar neus weg, ‘Wat heeft dat hertje jou misdaan?’ Waarop Mike zegt, ‘Dat is het beste voor hem,’ en een verhaal over zijn vader, een verwoed jager, vertelt.
Het scenario zit vrij intelligent in elkaar. Details verrijken Burdens herrijzenis en verlenen zijn personage meer diepgang. Zijn geleidelijke ommezwaai wordt zo beter geduid. Het moet ook gezegd worden dat de film zijn acteurs mee heeft. Zo wordt de rol van Kennedy vertolkt door Forest Whitaker, die zijn personage veel charisma weet mee te geven wat hem, naast geloofwaardig, ook bijzonder maakt.
Het koppeltje komt niet ongehavend uit de strijd maar wel gesterkt. Hoofdacteur Garrett Hedlund heeft zijn personage van nabij bestudeerd – de echte Mike Burden komt in de epiloog van de film zelf even aan het woord – het slungelachtige lopen met veel te grote stappen is bijvoorbeeld een gevolg van een ongeval bij het parachute springen waar hij al zijn botten had gebroken.
Het maakt hem wankel, kwetsbaar en zeer complex ook al omdat hij niet de meest welbespraakte kerel is. Judy, snugger, slim en ruimdenkend, zorgt voor dé quote van de film wanneer ze Burdens racisme countert met: ‘En wat als alle zwarten weg zijn? Dan zijn wij nog altijd uitschot, white trash!’
Judy heeft een gaatje in Burdens pantser gevonden en peutert het beetje bij beetje groter en groter. Of als je wil: Liefde overwint alles! Te mooi om waar te zijn? En toch!
BURDEN, momenteel te zien in de bioscoop.
Freddy Sartor (1952) is beroepsjournalist, oud-hoofdredacteur van de filmtijdschriften Cinemagie (ex-MediaFilm) en het maandblad Filmmagie, tot 2006 bekend als Film & Televisie. Hij heeft een hart voor de Europese film en wereldcinema.
Waarom stuurde de Amerikaanse regering eind de jaren ’50 in volle Koude Oorlog-periode bekende jazzmusici zoals Louis Armstrong naar Afrika?