Een opmerkelijk boek over Mohammed
Titel | Een opmerkelijk boek over Mohammed |
---|---|
Auteur | Eddy Daniels |
Uitgever | De Blauwe Tijger |
ISBN | 978-94-92161-41-3 |
Aantal bladzijden | 432 |
Prijs | € 27 |
Dat Eddy Daniels, gewezen hoofdredacteur van het ondertussen verdwenen blad Intermediair, een opmerkelijk boek heeft geschreven over het ontstaan van de islam, is eigenlijk een understatement. Daniels presenteert ons een geschrift dat de islam in principe op zijn kop zet. In zijn ogen is er namelijk geen probleem met de islam als dusdanig, maar met wat Mohammed van de islam gemaakt heeft. Om die hersenkronkel te begrijpen, dient men te weten dat ook volgens de Koran de islam al bestond vóór Mohammed.
Dat Eddy Daniels, gewezen hoofdredacteur van het ondertussen verdwenen blad Intermediair, een opmerkelijk boek heeft geschreven over het ontstaan van de islam, is eigenlijk een understatement. Daniels presenteert ons een geschrift dat de islam in principe op zijn kop zet. In zijn ogen is er namelijk geen probleem met de islam als dusdanig, maar met wat Mohammed van de islam gemaakt heeft. Om die hersenkronkel te begrijpen, dient men te weten dat ook volgens de Koran de islam al bestond vóór Mohammed. Daniels heeft, en dit is de grote verdienste van dit boek, daartoe ongelooflijk nauwgezet de Arabische Hadith doorgenomen, de islamitische traditie over de profeet. Hij concludeert daaruit dat de islam tot aan Mohammed een vredesbeweging was, bedoeld om de bedoeïenen ervan te weerhouden elkaar wederzijds te bevechten en bestelen in wat zij de ghazwah of razzia noemden. Dit mislukte, en pas toen trad Mohammed aan met de boodschap dat de strijd onder de Arabieren kon worden stopgezet door de plundertocht of ghazwah naar buiten Arabië te exporteren, dat wil zeggen: door elders te halen wat men bij elkaar niet vinden kon.
Daniels reconstrueert in detail hoe Mohammed zijn greep op de plunderzieke bedoeïenen wist te vestigen ten koste van de oasebewoners, vooral dan van de vrouwen die in een grote, ook seksuele, vrijheid leefden. Al die tijd werd hij in Mekka niet vervolgd, maar integendeel gewaardeerd, tot hij zichzelf steeds intoleranter opstelde. Dat leidde tot zijn vlucht naar Medina, de Hijra van 622, waar hij ging beweren dat hij verdreven was (wat feitelijk niet waar was). Die zogezegde vervolging werd voor hem dan een excuus om de karavanen van Mekka te overvallen. Op die manier maakte hij van de agrarische oase Jathrib/Medina een rovershol, zeer tegen de zin van grote groepen autochtone inwoners van die stad, in de eerste plaats van de joodse stammen die tot de meest nijvere lieden van de Arabische maatschappij behoorden.
Eén stam (de Qaynuqa), gespecialiseerd in smeedwerk, dreef hij de woestijn in nadat hij al hun bezittingen had geroofd. Een andere stam (de Nadir), gespecialiseerd in dadelpalmteelt, verdreef hij naar een meer noordelijke oase (Khaybar), nadat hij in Medina al hun palmbomen had laten omhakken, om dan te constateren dat hij geen dadels meer had. Later onderwierp hij ook Khaybar, maar hij liet de palmbomen ditmaal wel staan, op voorwaarde dat de helft van de oogst aan hem werd afgestaan. De derde belangrijke Joodse stam, de Qurayza, liet hij tot de laatste man uitmoorden nadat ze zich hadden overgegeven (700 man); hun vrouwen en kinderen werden als slaven verkocht. Hun misdaad was dat zij misschien in de toekomst tegen hem in opstand konden komen. Daniels haalt het allemaal uit de Arabische Hadith. Op de opmerking dat die Hadith misschien wel onbetrouwbaar is, antwoordt hij dat zelfs als dat zo zou zijn, hij alleszins weergeeft wat de Korangeleerden over hun profeet geloven en aanleren.
En daar is het hem om te doen: het is zijn ambitie niet om de definitieve waarheid over Mohammed aan het licht te brengen, maar wel om de westerse lezer vertrouwd te maken met wat de imams intern over hun profeet vertellen, maar niet willen dat de dhimmi’s of kafirs (de anders- of ongelovigen), en ook niet de eigen brave gelovigen, vernemen. Op die manier wil hij het debat over de islam openbreken, ja, hij opent zijn boek zelfs met de stelling dat hij gerust moslim wil worden indien hij maar geen mohammedaan hoeft te zijn. Dat wil zeggen: dat hij zich bij de oorspronkelijke vredesbeweging wil aansluiten, maar niet bij de oorlogsbeweging die Mohammed ervan gemaakt heeft. Hij zegt zelfs dat het Westen een injectie van islam nodig heeft, om uit zijn eigen arrogantie los te komen, het gevoelen zelf God te zijn, na zijn eigen God gedood te hebben. Voor Daniels is de kern van de westerse beschavingskwaal immers dat wij het gevoel voor het transcendente of sacrale zijn kwijtgeraakt, dat wij niet meer kunnen zeggen ‘als ’t God belieft’, Inch Allah. De westerse samenleving lijdt aan hybris en heeft een injectie van nederigheid nodig, meent hij. Terwijl de islamitische kapot gaat aan lethargie, daardoor tot suïcide komt, en de christelijke parabel van de talenten in zich op moet nemen.
Met die laatste stelling heb ik het, als overtuigde atheïst, natuurlijk moeilijk en ik denk dat dit voor veel lezers het geval zal zijn. Men zou zijn optie, met wat kwade wil, ook als postmoderne spielerei kunnen beschouwen, maar dan zou men toch zeer tekortdoen aan Daniëls streng-wetenschappelijke instelling en aan zijn sérieux als mens. De manier waarop hij zijn revolutionerende thesis uitwerkt verdient daarom alle respect. Het boek zal al een klassieker worden waarvoor het buitenland ons zal benijden.
Een presentatie van het boek, tegelijk met de verbijsterende roman over Mohammed van Pierre Buyle, vindt plaats op 11 mei om 20 u in zaal Monasterium Poort Ackere, Oude Houtlei 56, Gent. De inleiders zijn Etienne Vermeersch en Wim van Rooy. Gratis toegang. Inschrijven doet u hier.
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Jonah Penninck (CD&V): ‘Als we het politieke circus willen ontmantelen, begint dat bij onszelf.’