Een ‘zwarte’ jonkvrouw uit Nederland
Julia Op ten Noort (1910-1994), adelijke Nederlandse met een voorkeur voor nazisme, doet in Vlaanderen niet direct een belletje rinkelen.
U, lezer, zult zich wellicht afvragen wie in godsnaam is Julia Op ten Noort. Terecht. Hier in ons Vlaanderland zijn er maar weinigen die bij het vernemen van haar naam een belletje zullen horen rinkelen. Kort samengevat was freule ‘Juul’ (zo haar roepnaam bij intimi) van adellijke komaf en gefascineerd door het nationaalsocialisme, en leefde ze in de utopie van een raszuiver Groot-Germaans rijk. Maar er is meer aan de hand.
Oxfordgroep
Julia Op ten Noort (1910-1994) stamde uit een gegoede Nederlandse familie. Ze kreeg alles mee om een goed huwelijk af te sluiten en te verkeren in het haar vertrouwde adellijke milieu. Maar zo verliep het uiteraard niet. Anders had Roel van Duijn, over de auteur zo dadelijk meer, dit boek Een zoon voor de Führer nooit geschreven.
Haar ouders en haar oudere broer hadden zich in het begin van de jaren 1930 bij de NSB van Anton Mussert aangesloten. Op dat moment was de jonge freule als missiewerkster bedrijvig in de Oxfordgroep van de Amerikaanse dominee Frank Buchman. Deze laatste predikte overal ter wereld een mystiek christendom: een licht zweverige internationale organisatie, die op basis van de Bergrede streefde naar een hernieuwd christendom en wereldvrede.
Himmler
Julia Op ten Noort had Duitsland als missieterrein toegewezen gekregen. Ze kweet zich daarbij ijverig van haar taak. Inmiddels was ze ook NSB-lid geworden en raakte in de ban van de radicale Meinoud M. Rost van Tonningen, die een fervente nazi was en de SS-strekking aankleefde.
In april 1934 was jonkvrouwe Julia te gast op een SS-bijeenkomst. Daar maakte ze persoonlijk kennis met Reichsführer SS Heinrich Himmler. Ze was dadelijk gefascineerd door diens persoonlijkheid en zou dat de rest van haar leven blijven. Voor haar was hij een zielsverwant. Himmler nam haar onder zijn ‘vleugels’ en ze werd zijn beschermelinge. Hoewel Julia het anders wilde, bleef de verhouding zuiver platonisch. Voortaan bleven er geen poorten in nazi-Duitsland meer gesloten voor haar. Hij weigerde geen enkel verzoek van haar. Zo bracht ze Rost van Tonningen, met wie ze een tijdlang tevergeefs hoopte te trouwen, persoonlijk in contact met Himmler.
Inmiddels had ze afstand genomen van de internationale Oxfordgroep, trouwens verboden in nazi-Duitsland, en had ze zich volledig toegewend naar de Groot-Germaanse gedachte.
Lebensborn
Nadat Mussert — door haar als ‘Mus’ gekleineerd — Op ten Noort buiten de NSB had gezet, zorgde ‘Reichsheini’ ervoor dat ze tot directrice van de eerste Nederlandse nazi-eliteschool Reichsschule für Mädel benoemd werd. In 1943 werd ze zwanger. Haar zoontje werd in 1944 in een Lebensborntehuis — een instelling waar meestal ongehuwde ‘Arische’ vrouwen in alle rust en geborgenheid hun kind te wereld konden brengen — geboren. Hij kreeg de naam Heinrich mee, naar zijn peetvader Himmler.
Een flink deel van de biografie gaat over de vraag wie de vader was. Ook voor Van Duijn staat één ding vast: Himmler was het niet. Maar wie dan wel? Ook de biograaf brengt geen definitief uitsluitsel, al gaat hij zich te buiten aan menige speculatie. In elk geval haar zoon zou nooit te weten komen wie zijn vader was. Zijn moeder hield haar lippen stijf op elkaar. Heinrich leidde na de oorlog een leven vol treurnis, en overleed op nauwelijks 45-jarige leeftijd in ellendige omstandigheden.
Zijn moeder werd na het uitzitten van haar straf in Nederland goed opgevangen in middens van nazi-verenigingen. Als gewezen vertrouwelinge van Himmler stond ze er in hoog aanzien. Later wijdde Op ten Noort zich aan de geest van Bhagwan, macrobiotiek, boeddhisme en andere vergelijkbare strekkingen.
Kabouter
Tot hiertoe is er niets aan de hand. Dat verandert wanneer we onze aandacht toespitsen op de biograaf. Roel van Duijn (1943) richtte in de jaren zestig van vorige eeuw in Nederland Provo en de Kabouterbeweging op. Hij bleef tot 2008 politiek actief voor de Groenen en GroenLinks. Geen hinderpalen om een gedegen en onvooringenomen biografie te schrijven. Het is hier dat het schoentje wringt. Van Duijn is allesbehalve onvooringenomen. In feite maakt hij er een zootje van. Met de regelmaat van de klok duikt de ‘biograaf’ op in de door hem beschreven geschiedenis, filosofeert, becommentarieert en bemoeit hij zich met de gang van zaken.
Een paar voorbeelden: wanneer zijn onderwerp zich aangetrokken voelt tot het nationaalsocialisme, schrijft Van Duijn: ‘Het is het eerste teken in haar leven van besmetting’. Als Op ten Noort tot tweeënhalf jaar gevangenis veroordeeld wordt, schrijft hij: ‘Als ik in 1948 wat volwassener was geweest, zou ik me op de publieke tribune opgevreten hebben’. Dat schrijf je niet als biograaf of de biograaf als aanklager.
Speculaties
Naarmate de lectuur van het boek vordert, verliest de auteur zich meer en meer in speculaties. Storend werkt ook de opdringerigheid van de ‘biograaf’. Zijn autobiografie hoort hier niet thuis maar verdient wellicht een apart boek. De lezer wordt te vaak deelgenoot van zijn houding ten opzichte van zijn onderwerp.
Op het einde rukt de schrijver helemaal op naar de voorgrond. In het laatste hoofdstuk maakt Van Duijn het al te bar. Hij zoekt dan naar overeenkomsten en verschillen tussen hem en Julia Op ten Noort. Voor een biograaf een doodzonde. Met enige ergernis sloot ik de lectuur van het boek af. We weten nu niet alleen wie de geportretteerde was maar ook, en dat ten voeten uit, wie de schrijver is.
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
Een groep vrienden woont op een ruw eiland voor de kust van IJsland de begrafenis van een medestudente bij, maar al snel volgen er vreemde gebeurtenissen.