JavaScript is required for this website to work.

De Eerste Wereldoorlog is nooit geëindigd

Luc Pauwels30/8/2020Leestijd 6 minuten

Zonder zich te verliezen in het militaire geven 17 Nederlandse en Vlaamse auteurs, ieder binnen zijn specialiteit, goed leesbare syntheses over de noodlottige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog tot vandaag de dag.

Voor dit boek Veenbrand. De Grote Oorlog en de vrede die uitbleef schreven zeventien Nederlandse en Vlaamse auteurs, ieder binnen zijn specialiteit, goed leesbare syntheses over de noodlottige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog tot vandaag de dag. Geen zoveelste histoire-bataille, wees gerust, het militaire verloop van de Eerste Wereldoorlog staat niet centraal.

Wel in het middelpunt staat ‘de verbijstering over hoe de massale vernietiging tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft kunnen plaatsvinden en hoe de mensheid dit heeft kunnen laten gebeuren’, zoals Henk van der Linden in zijn inleiding zucht. Hij is eindredacteur van de 40-delige De Grote Oorlog, Kroniek 1914-1918 en een van dé kenners van het onderwerp.

Het resultaat is een kanjer van meer dan 500 blz. die als geen tweede boek dat ik ken tegelijk een zeer algemeen en toch in detail uitgewerkt beeld geeft van wat die eerste wereldbrand eigenlijk is geweest. Dit werk samenvatten is eenvoudigweg onmogelijk. Beter lijkt het me met u de inhoud door te nemen.

De illusie van een definitieve vrede

De oorlog om alle oorlogen te beëindigen, de titel die Jack Batten in 2009 aan zijn succesboek gaf, leidde tot een vrede die geen vrede was, stelt Hans Dona in zijn magistrale openingsbijdrage van Veenbrand. Opmerkelijk is hoe na 1918 sommige volkeren hun autonomie krijgen, conform het 14-puntenplan van de Amerikaanse president Woodrow Wilson, maar andere weer niet. Veelal focust men daarbij op het Verdrag van Versailles (28 juni 1919) waarbij het vooral ging over het bestraffen van Duitsland en de oprichting van de Volkerenbond, voorloper van de Verenigde Naties (VN). In de marge regelde dit verdrag de totstandkoming van een aantal nieuwe staten in Midden- en Oost-Europa.

Daarnaast kwamen echter nog een aantal andere verdragen tot stand met vergaande gevolgen. Zo was er het verdrag van Neuilly (27 november 1919) dat Bulgarije deed boeten door belangrijke gebiedsafstand aan Roemenië en Griekenland. Het Verdrag van Trianon (4 juni 1920) beroofde Hongarije van twee derde van zijn grondgebied.

Verder regelde het Verdrag van Saint-Germain (10 september 1919) de liquidatie van het oude Habsburgse Rijk. Het werd gereduceerd tot een kleine Duitstalige republiek, Oostenrijk, en een aantal nieuwe staten, waarvan men de ongelukkige geschiedenis kent: zo het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen, vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië, nog later de Republiek met die naam, tot het vanaf 1992 uiteenviel in een aantal kleinere staten. Die bloedige burgeroorlogen liggen nog vers in ieders geheugen. Daarnaast Tsjecho-Slowakije, ook geen blijver (tot 1992). Zuid-Tirol wordt cadeau gedaan aan Italië, Galicië aan de nieuwe staat Polen, Boekovina aan Roemenië, enz.

Het Verdrag van Sèvres (10 augustus 1920) ‘regelde’ de situatie in het Midden-Oosten zo verschrikkelijk slecht dat we nu, precies honderd jaar later, nog altijd met een permanent oorlogsgebied zitten aan de grens van Europa. De Arabieren kregen de hun beloofde autonomie helemaal niet. Aan de Koerden werd zelfbestuur en het vooruitzicht op een eigen nationale staat beloofd, maar bij het volgende en laatste traktaat, het Verdrag van Lausanne (24 juli 1923), wordt die belofte prompt weer ingetrokken om de Turken te behagen – die nochtans aan de Duitse kant stonden in de Eerste Wereldoorlog. ‘Een vrede die geen vrede was’, inderdaad.

Wat is nationalisme?

Het wereldconflict zat er aan te komen, schrijft Marcel Nonhebel, en hij confronteert ons in een volgende bijdrage met ‘het onbegrip van de leiders voor en in de Grote Oorlog’. Hij illustreert dit treffend met een aantal voorbeelden van beleid tegen het belang van de bevolking in, zoals de aanval op België en de moordende Slag aan de Marne. Hij herinnert eraan dat soldaten van beide zijden eind juli 1914 de oorlog waren gegaan met de belofte van een korte oorlog: ‘Met de kerst weer thuis!’ Quod non.

‘Annexeren loont niet’, stelt Jos van Raan in zijn bijdrage. Vroeg of laat worden annexaties toch weer ongedaan gemaakt. Dikwijls na nieuwe conflicten en nog meer slachtoffers. Dat is juist, maar de auteur gooit wat makkelijk ‘skinheads, ultranationalisten, neonazi’s en hooligans’ op één hoop.

Een kritiek die voor het hele boek geldt is dat er onzorgvuldig wordt omgesprongen met het begrip nationalisme. Die term wordt wisselend gebruikt om enerzijds de wil van een volk aan te duiden om zichzelf te blijven, in een organisch gegroeid etnisch, cultureel en historisch verband. Zeg maar, het streven naar zelfbestuur in een eigen staat. En anderzijds, totaal daaraan tegengesteld, de drang naar gebiedsuitbreiding van sommige staten, inclusief de overheersing van andere volkeren en door de staat aan alle minderheden met dwang opgelegde taal en cultuur: het jakobinisme.

Interessant is het relaas dat de auteur geeft van de Nederlandse annexaties na 1945. Het ging in wezen over twee Duitse dorpen, Elten en Selfkant, en een tiental kleinere gebieden. Nederland heeft die in 1963 spontaan weer teruggeven aan Duitsland. De inwoners kregen daarbij het recht op nog 14 jaar AOW, zeg maar Nederlandse pensioenen. Wat een verschil met België dat zich nooit heeft verontschuldigd voor de wederrechtelijke annexatie, van Eupen-Malmedy, laat staan ze ongedaan gemaakt…

Wie begon met het gebruik van gas?

Eric Wils beschrijft de lange weg naar een verbod op chemische wapens. Hier missen we wat precisie. De eerste inzet van chemische wapens was niet het werk van de Duitsers, maar van de Fransen die in augustus 1914 xylylbromide als wapen aanwendden. De Duitsers gebruikten datzelfde gas einde januari 1915 tegen de Russische troepen. Het beruchte chloorgas werd in 1915 ingezet, op 22 april door de Duitsers bij Ieper en op 25 september door de Engelsen bij Loos in Frankrijk.

De Britse verontwaardiging over het gebruik van gas was pure propaganda. Wils citeert uit de aanbevelingen van de legerleiding die in 1920 door de Britse regering werden aangenomen: …that gas is a legitimate weapon in war, the Committee have no shadow of doubt…

Edwin Ruys schetst het ontstaan van de Nederlandse inlichtingendiensten die lange tijd uit één man bestonden. Tom van Hooff brengt ons het fantastische verhaal van de Franse sergeant Claude Fournier, gesneuveld in 1915, waarvan het stoffelijke overschot werd teruggevonden en met inzet van de nieuwste wetenschappelijke middelen geïdentificeerd in… 2016. Een ‘onbekende soldaat’ minder.

Herdenken, waar en waarom?

Dat vraagt de Vlaamse auteur Johan van Duyse zich af. Per land is de invulling van dat herdenken erg verschillend. Oorlogsmonumenten werden in Frankrijk een ware industrie. Tussen 1920 en 1925 werden er 36 000 ingehuldigd. Dat is 16 per dag… De meeste Franse oorlogsmonumenten staan in het teken van overwinning en rancune. Uitzonderingen zijn het oorlogsmonument in Straatsburg waarmee Franse én Duitse soldaten samen worden herdacht. Of dat in het Normandische Equeurdreville met een treurende moeder en weeskinderen en de opstandige tekst ‘Que maudite soit la guerre’.

In andere landen is er van oudsher meer ingetogenheid mee gemoeid, herinneren en betreuren. Hij verwijst onder meer naar het ‘Nooit meer oorlog’ op de IJzertoren in Diksmuide en het monument in Zedelgem waarop we de existentiële vraag kunnen lezen: ‘Welk nut ligt er in het storten van ons bloed?’

De jongeren en het onderwijs

Van de cultuurhistorica Inge Vollaard leren we dat bij Nederlandse leerlingen in het middelbaar onderwijs 21% niet weet wanneer de Eerste Wereldoorlog heeft plaatsgevonden en 75% geen idee heeft welke personen een belangrijke rol in die oorlog hebben gespeeld. ‘Verder hebben ze geen enkele binding met de Eerste Wereldoorlog. Herdenkingen zoals de Last Post onder de Menenpoort, zagen zij meer als een attractie voor toeristen dan als een echte herdenking van de slachtoffers. Zij zelf gaven dan ook aan dat zij deze herdenkingen niet in stand willen houden. Dit standpunt van de jongeren leidt op termijn tot het verdwijnen van het erfgoed van de eerste wereldoorlog.’

En dat alhoewel er wel degelijk een fascinatie bestaat van de Nederlanders met de Eerste Wereldoorlog, zoals Peter de Leeuw uiteenzet, ondanks het feit dat het land neutraal bleef.

Volkeren opgeofferd door de grote mogendheden

Drie voorbeelden van volkeren die in hun geheel slachtoffers werden van de Eerste Wereldoorlog en nog meer van de vredesverdragen daarna zijn de Polen, de Tsjechen en de Slowaken, wier lot wordt beschreven door de Iepenaar Jeannick Vangansbeke. Perry Pierik zelf, naast uitgever ook historicus, wijdt ons in in de Hongaarse geschiedenis, te beginnen met admiraal Miklós Horthy (1868-1957) die het allemaal overleefde.

Van 1920 tot 1944 was hij regent van Hongarije. Na de Eerste Wereldoorlog had Hongarije niet alleen twee derde van zijn territorium, maar ook driekwart van zijn inwoners verloren. Horthy heeft dat niet kunnen goedmaken, maar bleef een gerespecteerde leider.

Het leven van de Finse maarschalk Carl Gustaf Mannerheim (1867-1951) liep haast parallel met dat van Horthy. Het wordt ons boeiend verhaald door Pieter Jan Verstraete. Mannerheim schipperde al even behendig tussen de Duitsers en de Russen, met maar één doel voor ogen: de Finse onafhankelijkheid. Ook hij overleefde het allemaal en hij werd zelfs president van Finland (1944-1946).

Karel Blanken en Ad van der Logt brengen (ongewild?) een tweeluik: de Duitse wreedheden in augustus 1914, onder meer in Leuven, en de Duitse frontsoldaat in ere hersteld. Dat laatste gebeurde ook voor een belangrijk deel door de naoorlogse Engelse literatuur. Die naoorlog werd niet alleen gekenmerkt door de al genoemde catastrofale vredesverdragen, maar ook door de abdicatie van keizer Wilhelm II die in Nederland in ballingschap ging. Zijn voorbeeld werd gevolgd door alle Duitse vorsten. Een poging tot communistische revolutie werd verijdeld door de sociaaldemocraten en door Duits-nationale vrijkorpsen.

Kwam er ooit een einde aan de Eerste Wereldoorlog?

Het formele einde werd ingeluid door het Verdrag van Versailles en de andere parallelle verdragen. Maar dat kan men nauwelijks een einde noemen, stelt Hans Dona terecht. Was het einde dan 1945, de overgave van Duitsland na een oorlog die nog meer slachtoffers heeft gemaakt, maar duidelijk een tweede deel was van de Grote Oorlog? De val van de Berlijnse muur in 1989 is misschien een goede einddatum, althans voor het Westen, maar ‘wie naar het Midden-Oosten kijkt, kan niet anders dan concluderen dat de strijd en zijn gevolgen daar eigenlijk nooit zijn opgehouden’.

Als je iets wil begrijpen van Europa’s recente geschiedenis en van vele situaties uit het heden moet je dit prachtige werk lezen.

Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties