Filmcensuur in België
Verboden Beelden is een boeiende brok (Belgische) filmhistorie, warm aanbevolen aan elke filmliefhebber
Al jaren bestudeert Daniël Biltereyst, als vorser verbonden aan de vakgroep communicatiewetenschappen van de Universiteit Gent, het fenomeen ‘Filmcensuur in België’. Het dreigde zelfs een obsessie te worden. En toen kwam de coronacrisis en had de onderzoeker tijd zat om zijn bevindingen te bundelen in een prachtig uitgegeven boekwerk Verboden beelden – De verborgen geschiedenis van filmcensuur in België.
Oorlogsverklaring
Haarfijn legt Biltereyst uit hoe het nieuwe medium film, dat in het prille begin van de 20ste eeuw jaar na jaar aan populariteit won, lang niet door iedereen positief werd ontvangen. De zogenaamde anti-cinemabeweging had uitsluitend oog voor de schadelijke invloed die film (‘cinema als theater voor het volk’) bijvoorbeeld op kinderen zou kunnen hebben. Precies om hen te beschermen werd er uiteindelijk anno 1920 een wet goedgekeurd die kinderen jonger dan 16 jaar verbood nog naar de cinema te gaan, tenzij naar films met het KT-label van Kinderen Toegelaten.
Architect van deze vrij liberale wet, een uitloper van het anticinemadebat, was de socialistische minister voor Justitie Emile Vandervelde, die het medium niet ongenegen was trouwens. De filmsector beschouwde de wet als een regelrechte oorlogsverklaring. Want de bioscoop was voor vele families een goedkoop uitje, een soort crêche avant la lettre en men zat er in de koude wintermaanden tenminste warm. En dat legde de filmsector, van filmdistributeur tot bioscoopexploitant, heus geen windeieren.
La grande muette
In theorie had België een van de meest vrije filmkeuringssystemen van Europa. In films voor volwassenen (KNT – Kinderen niet toegelaten) kon aanvankelijk ongeveer alles. De films, bedoeld voor kinderen, moesten dus altijd sowieso eerst door een commissie (van oudere heren) worden gekeurd. De praktijk zag er echter enigszins anders uit. Mede door diverse drukkingsgroepen – de commissie moest uiteraard haar eigen criteria ‘uitvinden’ – werd er zeer streng gecontroleerd en meer dan eens zwaar ingegrepen. Zo fungeerde de Katholieke Film Actie (KFA) als ‘een gezaghebbende zweeporganisatie’ die tot eind de jaren 60 met eigen adviezen kwam, van ‘ook voor kinderen’, ‘reeds voor tieners’, ‘rijpere jeugd’ tot ‘te mijden’.
Kortom, vanaf 1921 tot in 1992 eiste de Keuringscommissie van het ministerie van Justitie – dat mettertijd de spottende bijnaam La grande muette kreeg – dat er in meer dan 10 000 films werd ingegrepen. Huwelijksontrouw, diefstal, geweld, moord en naakt waren taboe. Vooral het genre van de western kreeg het hard te verduren. Tot in de jaren 90 werden bijgevolg hele scènes uit een film weggeknipt. Soms al door de distributeur en/of de bioscoopexploitant nog voor de film aan de Keuringscommissie was voorgelegd. Bedoeling was om de film aan kinderen te kunnen vertonen, niet uit morele bezorgdheid maar louter uit commerciële overwegingen. Anno 1920 telde België 1200 bioscopen, kan je nagaan.
Vijf episodes
Biltereyst herkent vijf episodes die in het boek prozaïsche titels meekrijgen zoals ‘De wilde jaren van de cinema (1896-1920), ‘Veldslagen op en achter de schermen’ (1920-’39), ‘De lange oorlog om de cinema (1939-’48) en ‘De zwanenzang van La grande muette’ (1974-2020). In het interbellum bleken 6 van de 10 films (3500 films) problematisch. En tussen 1948 – de cinema boomde als nooit tevoren – en 1969 werd nog eens de schaar gehanteerd in niet minder dan 4300 films, ook in films die vandaag als cultureel erfgoed gelden, genre Psycho van Alfred Hitchcock.
Uiteraard is censuur (!) een veelkoppig monster met talloze gedaantes, van ingrepen in de scenariofase, manier van iets in beeld te brengen, knippen in de film – toch een aanslag op de artistieke integriteit van het (kunst)werk – , harde censuur tijdens de oorlogsjaren, tot beslagname van de hele film (onder meer L’Empire des sens van Oshima in 1976 na de eerste publieke vertoning).
En wat dan te denken van het verbod verbonden aan het Marshallplan na WO II? In ruil voor de vele dollars van het spraakmakende relanceplan moest België afzien van het ontwikkelen van een auto-industrie (Minerva) en een filmindustrie. De VS hoopten zo hun belangrijkste industrieën te beschermen.
Glad ijs
Kan censuur inspireren? Jazeker, zo is vaak gebleken. Niet zelden stuurt ze het creatieve brein van de artiest/filmmaker. Zijn beste films maakte iemand zoals Carlos Saura tijdens de dictatuur van Franco. Andrei Tarkovski omzeilde slim de communistische censuur in de Sovjet-Unie, idem dito wat de Chinese cineasten Zhang Yimou, Chen Kaige & co betreft. En Abbas Kiarostami leidde in Iran de ayatollahs en de censors flink om de tuin door metaforische, schilderachtige verhalen over en met kinderen te vertellen.
Maar Biltereyst begeeft zich op een bepaalde moment – we zijn dan in het boek in 2020 aanbeland – op bijzonder glad ijs door te stellen dat censuur niet altijd ‘een slechte zaak’ is. Hij suggereert dus dat er goede (!) en slechte censuur zou zijn. Allicht geïnspireerd en gestuurd door gevoeligheden die vandaag het debat beheersen (om niet te zeggen monopoliseren) zoals MeToo, Black Lives Matter en andere LGBTQIA-bewegingen. Ook zij presenteren zich als drukkingsgroepen die het liefst de hele filmgeschiedenis zouden willen herbekijken – lees hercensureren! Zijn zij dan anders dan de moraalridders van toen? Worden zij ook niet bedwelmd door een bepaalde ‘morele paniek’? En gaat men over pakweg 20 jaar deze periode niet wegzetten als ‘overijverig preuts’?
Niet gemaakte films?
Een tip voor een volgend boek is een grondig onderzoek naar welke films in Vlaanderen mogelijk waren. Een Vlaamse film kan echt niet zonder subsidie. Dat geeft commissies die een subsidie al dan niet moeten goedkeuren ongelooflijke macht. En dat kan dan weer leiden tot machtsmisbruik. Twee voorbeelden. Robbe de Hert mocht in de jaren 80 geen film maken over de sociaal-geëngageerde Aalsterse priester Daens.
‘De leden van de socialistische zuil in deze volgens het cultuurpact samengestelde commissie die de minister voor Cultuur moest adviseren – wilden geen film over een pastoor terwijl de katholieke vertegenwoordigers vonden dat de linkse Robbe de Hert niet de juiste keuze was om “hun” Daens te verfilmen.’ Aldus Robbe de Hert. Ten einde raad ging het project naar Stijn Coninx. Niet zonder succes. Meer dan een miljoen Vlamingen (Belgen) zagen begin de jaren 90 de film, goed voor tal van prijzen in binnen- en buitenland, tot en met een Oscarnominatie.
Nog veel werk aan de winkel!
En van de periode nadien toen het verzelfstandigde Filmfonds, het Vlaamse Audiovisuele Fonds (VAF), de Vlaamse filmpolitiek zou gaan bepalen, sinds 2002 dus, is bekend dat een satire over de Koningskwestie, te maken door Harry Kümel, tot nader order een van onze betere filmregisseurs, niet mocht verfilmd worden. De toenmalige directeur-intendant sprak het doodvonnis – of een abortus, zo je wil – uit over het project met de gevleugelde woorden: ‘Over mijn lijk! In beroep gaan tegen een dergelijke fatale beslissing haalde ook al niets uit.
Verboden Beelden is een boeiende brok (Belgische) filmhistorie, warm aanbevolen aan elke filmliefhebber die tussen het verslinden van de afzonderlijke hoofdstukken door – met tal van pittige anekdotes en voorvallen – ook kan genieten van unieke foto’s, veelzeggende (ook geknipte) filmstills en vintage filmaffiches. Altijd leuk. Een getuigenis tevens over veranderende zeden en gewoontes. Een heerlijke flashback of een achteruitspiegel naar een tijd die – hopelijk maar – achter ons ligt.
Freddy Sartor (1952) is beroepsjournalist, oud-hoofdredacteur van de filmtijdschriften Cinemagie (ex-MediaFilm) en het maandblad Filmmagie, tot 2006 bekend als Film & Televisie. Hij heeft een hart voor de Europese film en wereldcinema.
Het psychologisch drama ‘Milano’ schetst de problematische relatie van een afwezige, alleenstaande vader met zijn dove puberzoon.