JavaScript is required for this website to work.

François Perin

Edi Clijsters4/1/2016Leestijd 5 minuten
TitelFrançois Perin
AuteurJules Gheude
UitgeverLe Cri
ISBN978-2-39001-027-2
Onze beoordeling
Aantal bladzijden587
Prijs€ 28.9

‘Il est difficile de rester parlementaire d’un Etat auquel on ne croit plus et dont le système politique paraît absurde, et représentant d’une nation … qui n’existe plus.  

Il est difficile de rester parlementaire d’un Etat auquel on ne croit plus et dont le système politique paraît absurde, et représentant d’une nation … qui n’existe plus.  

Neen, François Perin wond er geen doekjes om toen hij op 26 maart 1980 ontslag nam als senator. Dat deed hij trouwens nooit in zijn lange en actieve leven. Zijn vlijmscherpe analyses en haast even scherpe pen hebben het politieke wereldje én de brede opinie in Franstalig België een halve eeuw lang in hun ban gehouden. In Vlaanderen daarentegen was François Perin voor de meeste mensen een komeet, die in de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw fel schitterde maar daarna nauwelijks nog werd waargenomen. Een vertaling van biografie of teksten zal er vermoedelijk niet meteen komen. Maar wie nog Frans leest zal aan de biografie door Jules Gheude veel plezier beleven.

Biograaf Jules Gheude (jarenlang vriend en vertrouweling van Perin) heeft zijn taak overigens op erg ongebruikelijke en extreem bescheiden wijze opgevat. Hij laat ruim 500 bladzijden lang vooral François Perin zelf aan het woord: een man die waarachtig veel te zeggen had én dat bovendien graag en bijzonder talentvol wist te zeggen. Die bescheiden aanpak is tegelijk een verdienste én enigszins een tekortkoming van dit boek. 

De essentiële stappen in het leven van intellectueel en politicus Perin worden telkens plichtsgetrouw geschetst, maar daar blijft het ook grotendeels bij. Daarbij wordt grotendeels geput uit wat Perin (die in 2013 overleed op 92-jarige leeftijd) zelf in allerlei gesprekken of publicaties prijsgaf over zijn leven. Maar afgezien van enkele leuke, relatief ‘onschuldige’ anekdotes beperken zowel Perin als Gheude zich tot het politieke luik van dat lange en rijkgevulde leven. De biograaf houdt zich trouw aan wat overduidelijk een stalen stelregel was van Perin: privéleven is en blijft privé. 

Over jeugd en adolescentie van Perin verneemt de lezer alleen het hoognodige. Over zijn academische loopbaan aan de universiteit Luik maken diverse verhalen duidelijk dat hier een superieur intellect vrij snel respect afdwong van vriend en vijand, en tegelijk – na een aanvankelijke boycot – door zijn studenten werd gevreesd én op handen gedragen. Over echtgenote, kinderen en kleinkinderen volstaat een zinnetje of twee. 

Kortom: de biografie weerspiegelt helemaal wat Perin in hart en nieren was en wou zijn: een ‘politiek beest’ in de nobelste zin des woords. Een scherpe analytische geest die zich echter niet in een ivoren toren opsloot maar ook via concrete politieke inzet de werkelijkheid probeerde vorm te geven. Hij deed hartstochtelijk en tegelijk rationeel aan politiek, maar klampte zich nooit vast aan een mandaat, en zelfs niet aan een partij wanneer die hem niet langer het adequate middel leek om zijn ideeën te realiseren. 

Vrijheid van oordelen en handelen was voor hem essentieel; politiek zoveel méér dan partijpolitiek. Toen hij volkomen onverwacht ontslag nam als senator, formuleerde hij het aldus – met die getemperde bitterheid die hij vaak aan de dag legde: ‘je reprendrai, en solitaire, le chemin difficile des vérités insupportables’. Ondraaglijk? Tientallen jaren later zou Al Gore het hebben over ‘ongemakkelijke waarheden’; voor de geboren en getogen Luikenaar Perin was ongemakkelijk al snel ondraaglijk. Daarom veranderde hij meer dan eens van partij, maar slechts zelden van mening. En dan – uiteraard – alleen omdat feiten en ervaringen hem ertoe brachten zijn analyse bij te sturen. 

Voor het ‘ongemakkelijke’ herzien van standpunten schrok hij niet terug wanneer intellectuele eerlijkheid hem daartoe aanzette; carrièreplanning speelde daarbij geen rol. Twee keer liet hij het comfort van een verzekerde parlementszetel achter zich. En consequent met zijn vernietigend oordeel over België weigerde hij ‘minister van staat’ te worden. 

Minister van de staat België was hij echter wel enkele jaren, en in die functie een van de grondleggers van de hervorming in federale zin. Voor hem was federalisme immers de onmisbare reddingsplank voor Wallonië en tegelijk de enige vorm waarin de staat België wellicht zou kunnen overleven. 

Die hoop had hij echter rond de eeuwwisseling definitief opgegeven. Perin werd nu met volle overtuiging wat hij in zijn (Luiks!) hart altijd al een beetje was geweest: voorstander van ‘le rattachement‘, de aanhechting van Wallonië bij Frankrijk. Niet onbelangrijk: die koerswijziging kwam er omdat Perin dacht dat Vlaanderen weldra van zijn verworven machtsposite gebruik zou maken om zijn onafhankelijkheid uit te roepen. Vanzelfsprekend (voor Perin) zou het dan Brussel moeten opgeven …

Dergelijke uitspraken – én het feit dat hij een heftig voorvechter was van de ‘retour à Liège‘ van de Voerstreek – leidden ertoe dat Perin in Vlaanderen niet bepaald populair was. 

Voor de conservatieve grondstroom (lees: de liberalen, en het grootste deel van christen- en sociaaldemocraten en VU) was hij als medestander van de radicale Luikse vakbondsleider André Renard en ‘ideoloog’ van diens Mouvement Populaire Wallon (MPW) veel te links; de weldenkende Vlaamse linksen wantrouwden de regionalist Perin; en voor de flaminganten – die zijn niet-aflatende inzet voor het federalisme wel wisten te waarderen – was zijn Voeren-standpunt onverteerbaar. 

Van de MPW evolueerde Perin via de Parti Wallon des Travailleurs naar het Rassemblement Wallon, dat hij voorzat van 1968 tot 1974. Dat hij als ex-‘renardist’ met het RW brak toen die partij naar links zwenkte lijkt bevreemdend; maar Perin was er inmiddels van overtuigd geraakt dat Wallonië geen toekomst had indien het niet eerst orde op zaken stelde in eigen huis. En de daarvoor noodzakelijke hervormingen zag hij slechts mogelijk via een koerswijziging naar centrumrechts; hij werd dus een van de medestichters van de Waalse Parti des Réformes et de la Liberté, verre voorloper van de MR. Toen die partij zich naar zijn smaak teveel nestelde in het Belgische systeem brak hij ook daar mee. (Het gaat hier over de jaren tachtig van vorige eeuw; elke gelijkenis met bestaande personen of toestanden is uiteraard geheel toevallig …)

Dat bochtige parcours vereiste wel wat uitleg. En die bezorgde Perin ook. Hij was niet alleen als hoogleraar een gedreven leermeester; hij nam ook de moeite om de standpunten die hij innam uitvoerig toe te lichten en te verantwoorden … zeker wanneer hij van standpunt veranderde. Zijn talloze teksten schreef hij niet zozeer om het eigen gelijk uit te bazuinen, maar vooral omdat hij lezers of toehoorders wou overtuigen – of dat nu verontruste medestanders waren, weifelende belangstellenden of tegenstanders in wie hij nog enige openheid van geest ontwaarde. Maar als die ontbrak kon hij ook ongenadig scherp zijn. 

Perin omschreef zichzelf ooit als ‘verbo-moteur‘; door menig journalist of academicus werd hij bij wijze van eerbetoon een ‘machine à penser‘ genoemd. Zijn biograaf trekt niet geheel ten onrechte zelfs een parallel met Voltaire: scherpe gelaatstrekken, scherpe analyses, scherpe pen. Altijd omstreden, altijd veel breder gerespecteerd dan in eigen kring.

Anno 2016 valt vooral op hoe ongelooflijk actueel vele van zijn bespiegelingen en/of polemische stukken nog zijn. Over de onmogelijkheid om in België diepgaande hervormingen door te voeren, over de kanker die particratie heet, over de vaderlandslievende geschiedenisvervalsing door historici als Pirenne, maar evengoed (als overtuigd vrijmetselaar) over eigentijdse spiritualiteit en boeddhisme. En steeds weer over die ‘nation introuvable‘, België. Uit de vele teksten brengt Doorbraak eind januari (op de 95ste verjaardag van Perins geboorte) een kleine – maar-fijne – selectie.

Voor wie méér lust zijn er dus de biografie en de bloemlezing. Deze laatste lijkt overigens verdacht veel op een generale repetitie voor het echte, biografische werk, want de biografie bevat haast evenveel – en vaak dezelfde – teksten. Kortom: de biografische elementen vormen in feite een rudimentair skelet, waaraan de vele teksten en commentaren worden opgehangen – zeg maar: vlees en bloed geven. Samen vormen ze een levendig beeld van een bijzonder levendige geest. Het verzamelen (en vermoedelijk zelfs grotendeels overtikken…) van al die teksten is beslist geen sinecuur geweest; dat hier en daar storende tikfouten opduiken weze de bewonderende bloemlezer dus vergeven.

 

 

GHEUDE, Jules, François Perin. Une Plume. L’oeuvre écrite, Liège, Editions Province de Liège, 2015; 386 pp., isbn 9782390100027 ***

Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.

Commentaren en reacties