JavaScript is required for this website to work.

Touwtrekken om ‘de toekomst van het verleden’

Edi Clijsters20/10/2018Leestijd 4 minuten

Met Koen Aerts’ nieuwe boek ‘De kinderen van de repressie’ ligt er nog maar eens een kloek werk dat de mythes over de repressie naar de prullenmand verwijst.

De Canvas-reeks Kinderen van de repressie haalde in de herfst van vorig jaar elke week ongeveer een half miljoen kijkers. De reeks was niet alleen succesrijk; ze heeft ook indruk gemaakt, en heel veel reacties losgeweekt, al was dat buiten het bereik van de camera’s. De reeks toonde – vanzelfsprekend haast – slechts het topje van een immense onderliggende berg onderzoeksmateriaal. Een groot deel daarvan ligt nu ter beschikking in een leesbaar én lezenswaardig boek, daarnaast kan een groot deel door de belangstellende lezer worden teruggevonden dank zij de vele bibliografische noten.

Aanklacht

Al dat werk is mede verricht door een honderdtal werkstudenten die ‘kinderen van…’ gingen interviewen, zo vermeldt auteur Koen Aerts. Dat is loffelijk en correct, maar het mag zeker geen afbreuk doen aan zijn eigen verdienste. Historicus Aerts houdt zich aan de universiteit Gent al twaalf jaar bezig met de kritische studie van wat doorgaans kortweg ‘de repressie’ wordt genoemd, en vollediger: hoe na de bevrijding van het grondgebied in België de collaboratie met de nazi-bezetter werd bestraft.

Over die thematiek is al ontzettend veel inkt (en speeksel) gevloeid. In de eerste decennia na 1944 merkwaardig genoeg vooral in de vorm van ‘aanklacht-literatuur’ door ‘getroffenen’ van die repressie, lang nadien nog in diverse pleidooien voor (vormen van) amnestie, en pas sinds de voorbije jaren ‘90 in wetenschappelijke studies over de reële omvang en betekenis van die repressie. Een van de onmiskenbare verdiensten van Aerts’ boek is dat hij daarnaast ook wijst op ettelijke studies over de sociale aspecten én gevolgen van de na-oorlogse repressie die echter grotendeels in het Frans verschenen en bij het Vlaamse lezerspubliek onopgemerkt bleven.

Schuld

Nadat hij eerder al de mythe van de ‘repressie zonder maat of einde’ van een levensgroot vraagteken voorzag in een gedegen analyse van de gerechtelijke repressie, haar aanvankelijk groteske omvang en vervolgens verrassend snelle mildering, stortte Aerts zich nadien op een van de schrijnende aspecten van de feitelijke repressie: de wijze waarop die ervaren werd door – en gevolgen had voor – de kinderen van grote en kleine collaborateurs.

Naar gelang van hun leeftijd en al dan niet lidmaatschap van een of andere aangebrande jeugdbeweging droegen die kinderen – anders dan hun leiders! – geen of geringe schuld; maar zij werden wel gestraft. Materieel, sociaal, en vaak vooral psychologisch. Een andere verdienste van Aerts’ werk is dat hij er (hoe beknopt ook) aan herinnert dat de ‘kinderen van de repressie’ in dat opzicht vaak feitelijke lotgenoten waren van kinderen van omgekomen verzetsstrijders, ‘etnisch vervolgden’ (lees: vooral joden) en andere oorlogsslachtoffers. Over die andere kant belooft hij trouwens een volgende tv-serie.

Gevecht

De studie over ‘de kinderen van’ heeft overigens niet alleen tot doel een uitvoerig en genuanceerd portret te schilderen van deze ‘vergeten’ categorie slachtoffers-zonder-aanhalingstekens; ze wil vooral duidelijk maken hoe de generatie-lange nasleep van de repressie kadert in een veel omvattender gevecht om de hegemonie over de geschiedschrijving. Dat gevecht draait, aldus Aerts in een treffende formulering, om ‘de toekomst van het verleden’. Lees: om de wijze waarop de collaboratie met een mensonterend regime zal geëvalueerd worden door deze en volgende generatie(s) ‘nakomelingen van’ – en dan met name binnen wat nog aan Vlaamse beweging bestaat. Want zeker in de eerste halve eeuw na de oorlog – maar zelfs nog anno 2018 – werd en wordt daar veel te vergoelijkend over gedaan. Zoals Aerts het andermaal scherp en gevat uitdrukt: de oorzakelijke samenhang ofte causaliteit tussen collaboratie en repressie wordt door ‘diehards’ vroeger en nu gewoonweg omgedraaid. Alsof de aard en de omvang van de repressie een excuus zouden vormen voor de collaboratie. Dat is een krasse geschiedvervalsing die nochtans tientallen jaren lang opgeld maakte in Vlaamse – én andere uitgesproken rechtse – kringen.

Trauma

Hoe kon die vervalsing überhaupt mogelijk worden en zo lang standhouden ? Omdat in de talloze publicaties van die kringen van meet af en systematisch een amalgaam werd gemaakt van de repressie door de staat en die door de stRaat. Eén letter meer slechts, maar een wereld van verschil voor de betrokkenen. Dat is iets wat Aerts helaas onvoldoende expliciteert, al blijkt het duidelijk uit de verhalen van zovele ‘kinderen van’, en uit zijn uitvoerige schets van het biotoop waarin de meesten onder hen opgroeiden.

De traumatische ervaringen tijdens de twee golven van straatrepressie (in september-oktober 1944 en april-mei ‘45, de materiële ontberingen en de vaak brutale stigmatisering in de jaren nadien, en later het opgroeien in een afgeschermde cocon van eigen gelijk dan wel in een gaandeweg meer tolerante omgeving … uit tal van uiteenlopende individuele verhalen heeft de auteur patronen gedistilleerd, die een meer algemene schets en analyse mogelijk maken. Dat gebeurt in de eerste drie grote hoofdstukken van het boek, met veelzeggende titels als: ‘Het kind en het badwater’, ‘Getekend voor het leven’ en ‘De zwarte zuil’.

In het vierde hoofdstuk (‘De toekomst van het verleden’) komt hij terug op de vragen omtrent de gevaren van mondelinge overlevering, en behandelt hij de inzichten die in de voorbije decennia werden ontwikkeld in psychologie en psychanalyse. Het is ook hier dat Aerts nog eens uit de doeken doet wat allicht de kern van zijn betoog mag worden genoemd: Nu de generatie van de kinderen zelf de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of al lang overschreden, en de ouders haast alle zijn overleden, komt tijd en psychische ruimte vrij om over collaboratie en repressie veel meer indringende en kritische vragen te stellen. Veel later dan in andere landen is daarmee ‘de slag om de overlevering’ begonnen. De uitslag daarvan is niet alleen van groot belang voor de betrokkenen, maar minstens evenzeer voor een samenleving die te lang onverschillig of blind is gebleven voor de noodzaak van wat (niet toevallig in het Duits…) Vergangenheitsbewältigungheet. Tegenover het cultiveren van de mythes staat nu ruim voldoende wetenschappelijk materiaal om ze te ontmaskeren. De historici hebben hun deel van het werk gedaan; nu de samenleving nog.

Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.

Commentaren en reacties