Halve tricolore
Toen hij nog voor De Standaard werkte, verblijdde Guido Fonteyn jarenlang zijn lezers met goed gedocumenteerde én goed geschreven stukken over Vlaamse migranten in Wallonië, de stiefmoederlijke behandeling van Wallonië door de Brusselse haute finance, het reilen zeilen in het Waalse politieke wereldje en de Waalse onderbuik, over kleine en grote perikelen aan de taalgrenzen die dit land rijk is, en tussendoor uiteraard ook over zijn geboorteplek Brussel, en de steeds minder Vlaamse rand daarond.
Toen hij nog voor De Standaard werkte, verblijdde Guido Fonteyn jarenlang zijn lezers met goed gedocumenteerde én goed geschreven stukken over Vlaamse migranten in Wallonië, de stiefmoederlijke behandeling van Wallonië door de Brusselse haute finance, het reilen zeilen in het Waalse politieke wereldje en de Waalse onderbuik, over kleine en grote perikelen aan de taalgrenzen die dit land rijk is, en tussendoor uiteraard ook over zijn geboorteplek Brussel, en de steeds minder Vlaamse rand daarond. Hij was als het ware een buitenlandcorrespondent in het binnenland.
Vele van die bijdragen werden reeds in boeken gebundeld. Daarvan is nu een drieluik heruitgegeven: Over de taalgrens van Komen tot Voeren (oorspronkelijk 2009), Grensgebied van Voeren tot Sankt-Vith (oorspr. 2010) en Vlaanderen, Brussel, Wallonië. Een ménage à trois (oorspr. 2014).
Charmant-ironiserend kregen de deeltjes respectievelijk een zwart, geel en rood omslag; samen zitten ze in een fraaie cassette, die als geheel de titel kreeg van het derde deel. België als ménage à trois dus. Want Fonteyn maakt het in de inleiding tot de heruitgave nog maar ’s duidelijk: het is die merkwaardige driehoeksverhouding tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië die hem blijft intrigeren.
Kenmerkend voor Fonteyns stukken was en is een heel eigen mengeling van kritische journalistiek en empathie voor de mensen over wie hij schreef. Naarmate de Belgische onderdelen Vlaanderen, Wallonië en Brussel steeds meer uit elkaar dreven maakte hij juist steeds minder een geheim van zijn gehechtheid aan dat bizarre amalgaam.
Door mensen die dat amalgaam verafschuwen wordt hij dan ook gemakshalve snel afgedaan als ‘bedenkelijk belgicist’. Hij is dat ongetwijfeld op zijn eigen manier, maar toch: baron zal hij niet snel worden. Daarvoor is hij in de ogen van het Belgische establishment dan weer veel te links. Het is bijvoorbeeld opvallend hoe vaak in zijn historische schetsen de bittere bedenking opduikt dat ‘de winst altijd naar dezelfden gaat’. En hoe de gids door heden en verleden er telkens aan herinnert hoe gewone mensen in de negentiende eeuw meedogenloos werden uitgebuit en in de twintigste tegen elkaar uitgespeeld. Of hoe de Duitstaligen, die in 1919 ongevraagd Belg waren geworden, vervolgens door de Belgen én de Duitsers op hun kop kregen. Hoe in de 19e eeuw de winsten uit het potentieel rijke Wallonië systematisch werden afgeroomd door ‘Brussel’, en de huidige achterstand van die regio dus niet is toe te schrijven aan luie Walen of aan ‘toestanden tussen Walen en Vlamingen’. Neen, tot besluit van zijn trilogie herhaalt Fonteyn nog eens ten overvloede wat hij al herhaaldelijk beweerde in de drie boekjes: ‘In de ménage à trois van Vlaanderen, Brussel en Wallonië maakte één partner gebruik van de beide andere, die dat al dan niet gewillig toelieten, en er geen enkele belang bij hebben om onderling ruzie te maken’.
Nu ook in het te snel rijk geworden Vlaanderen de neergang van de industrie onverbiddelijk is ingezet, mag dat zeker eens duidelijk gezegd worden.
Wat zeker ook moet worden gezegd: Fonteyn is een gedreven en boeiend verteller. Een beetje – en dit is werkelijk als een heel groot compliment bedoeld – zoals de ideale schoolmeester van weleer, die al vertellend het jonge volkje allerlei wetenswaardigs bijbracht. In de vele brokjes België die hij beschrijft heeft hij veertig jaar lang rondgekeken, geluisterd (in volkshuizen en volkse huizen) en gesnuisterd (in verlaten musea of antiquariaten). Dat heeft een schat aan verhalen en anekdotes opgeleverd, en ‘de ideale schoolmeester’ put daaruit rijkelijk om zijn lezers te blijven boeien, om via een pointilistisch beeld van honderdeneen kleinigheden een globaal beeld van een hele maatschappij op te roepen.
Fonteyn is duidelijk gefascineerd door de geschiedenis van ‘het zwarte land’. Als hij het in zijn derde deeltje over Wallonië heeft gaat het haast uitsluitend over de dramatische geschiedenis.van de mijnbouw aldaar, en over de mensonwaardige arbeidsomstandigheden die daar heersten. Net zoals hij in de stukken over Vlaanderen ook met verve de mateloze ellende schildert die in de 19e eeuw honderdduizenden in de emigratie dreef, naar Wallonië, naar Frankrijk, naar de ‘nieuwe wereld’. Vanuit die sociaal bewogen invalshoek argumenteert hij dan ook terecht dat het ene landsdeel het andere niet mag verantwoordelijk houden voor zijn miserie, maar dat de ware schuldige een systeem is dat uitsluitend oog heeft voor winstmaximalisatie, en dat vroeger in ‘Brussel’ zijn Belgische hoofdkwartieren had. Daarmee zit hij dicht bij de ‘paleo-linkse’ stelling die ‘communautaire’ problemen altijd afdeed als ‘vals probleem’; maar in elk geval dichter bij de waarheid dan vele huidige bewindslieden graag horen.
Half geschiedenisboek, half toeristische folder, half politieke boodschap … ach, waarom zou een trilogie niet uit drie helften mogen bestaan? Het leesplezier krijg je er nog bovenop. Kortom: voor wie het aandurft dit land ook eens door een andere dan zwart-gele bril te bekijken, is dit een koopje. Voor anderen ook.
Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.
Roger Bourgeois speelde een belangrijke rol bij de linkse ‘Vlaamse Demokraten’ in de jaren ’60 van vorige eeuw.