JavaScript is required for this website to work.

Heeft Rusland een toekomst?

Emmanuel Waegemans1/6/2019Leestijd 7 minuten
TitelDe toekomst die nooit kwam
SubtitelHoe Rusland worstelt met zijn verleden
AuteurMarc Jansen
UitgeverVan Oorschot
ISBN9789028290044
Onze beoordeling
Aantal bladzijden186
Prijs€ 20.00

Rusland ligt volop overhoop met zijn eigen verleden van communistische terreur en hongersnoden, Poetin niet het minst.

In april 2019 heeft het Moskouse Levada Centrum de resultaten van een opiniepeiling gepubliceerd waaruit blijkt dat een meerderheid van de Russische bevolking de rol van dictator Stalin in de geschiedenis van het land positief waardeert. 71 % voelde ‘enthousiasme’, ‘respect’ of ‘sympathie’ voor Stalin. Uit een meerkeuzevraag van de enquête blijkt dat 46 % van de Russen van mening is dat Stalins misdaden te rechtvaardigen waren, omdat hij ‘grote doelstellingen en resultaten’ kon voorleggen. Los van de controverse die onder sociologen is ontstaan over de verbijsterende resultaten van dit grootschalig opinieonderzoek (is wel de goede methode gebruikt?), wijst het resultaat erop dat Russische jongeren Stalin zien als een Che Guevara of Batman. Het Kremlin heeft te lang geflirt met het stalinisme en is nu, volgens cultuurcriticus Andrej Archangelski, in zijn eigen valkuil getrapt.

Probleem

Over dit voor Rusland cruciaal probleem is net een boek verschenen van de Nederlandse historicus en Ruslanddeskundige Marc Janssen, auteur van het in 2014 gepubliceerde Grensland. Een geschiedenis van Oekraïne, een degelijke inleiding op de complexe geschiedenis van een verscheurd land. Zopas is zijn nieuwe boek uitgekomen: De toekomst die nooit kwam. Hoe Rusland worstelt met zijn verleden, een goed gedocumenteerde en goed leesbare studie over de Vergangenheitsbewältigung in de Sovjet-Unie en Rusland, die er eigenlijk nooit geweest is. Tenzij dan in de vroege jaren twintig, toen de nieuwe machthebbers (de bolsjewieken) beloofden alle geheime verdragen van het tsaristische bewind vrij te geven. Toen ze eenmaal zelf aan het bewind waren, zwegen ze in alle talen over wat voor fatsoenlijke mensen het daglicht niet kon zien (bv. dat de Duitsers de Russische Revolutie gefinancierd hadden, waardoor Lenin eigenlijk een landverrader was). In zijn boek zet Marc Janssen al de netelige kwesties op een rijtje waar de autoriteiten in Rusland sinds 1917 mee in de maag zitten. En dat zijn er heel wat.

Al kort na de geslaagde Revolutie van 1917 werd in de Sovjet-Unie gesproken over de ‘Grote Socialistische Oktoberrevolutie’, terwijl ze volgens sommigen allesbehalve groot was, niet socialistisch, en eigenlijk in november plaatsvond, en volgens sommigen eerder een staatsgreep dan een revolutie was. Maar dit is natuurlijk maar een grapje. De grote hongersnood in het Volgagebied als gevolg van de burgeroorlog kreeg in de Sovjetpers geen aandacht. De machtsstrijd tussen Stalin en Trotski (na de dood van Lenin in 1924) bleef onderbelicht (in naslagwerken kwam de naam van Trotski niet voor, wel het woord trotskisme, bedoeld als scheldwoord). Over de geheime afspraken tussen nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland in augustus 1939, het zogenaamde Ribbentrop-Molotov pact, dat de Tweede Wereldoorlog mogelijk maakte, werd het grootste geheim bewaard, tot ze in 1989 aan de oppervlakte kwamen en het uiteenvallen van het Sovjetblok in de hand werkten (de Baltische landen wilden nu onafhankelijkheid). Het grootste taboe wordt bewaard over de Grote Vaderlandse Oorlog, die immens veel slachtoffers heeft gekost, maar er werd (en wordt) niet nagedacht, niet gesproken over de prijs die voor de overwinning betaald moest worden. In de Sovjetpers werd terecht veel ophef gemaakt over de grandioze overwinning op nazi-Duitsland, maar de terreur die de oorlog ook binnenlands meebracht, de collaboratie waartoe honderdduizenden Sovjetburgers bereid waren, de deportatie van kleine volkeren die van collaboratie verdacht werden (Tsjetsjenen, Krimtartaren), de uitzuivering van de legertop aan de vooravond van WO II, waardoor het land niet voorbereid was op de oorlog en te weinig bekwame legeraanvoerders had, het antisemitisme tijdens de laatste jaren van Stalins bewind, enzovoort enzovoort. Allemaal episodes uit de vaderlandse geschiedenis die aan miljoenen mensen het leven hebben gekost.

Minimalisering

Historici hebben lang gebekvecht over het aantal slachtoffers van de Stalinterreur en uiteindelijk heeft men een consensus bereikt dat Stalins ‘Rode Utopie’ zeker 10 miljoen dodelijke slachtoffers heeft geteld. Tussen 1914 (het begin van WO I) en 1953 (de dood van Stalin) telde de Sovjetunie meer dan 50 miljoenen doden (door WO I, revolutie, burgeroorlog, staatsterreur, hongersnood, collectivisering van de landbouw, WO II). In de late jaren tachtig en in de jaren negentig is veel archiefmateriaal naar boven gekomen en zijn heel wat documentaires gemaakt over de gruwelen van het communistische regime, er zijn talloze studies verschenen over de Goelag, er bestaat in Moskou een Museum van de Goelag, het standaardwerk van Anne Applebaum over de Goelag is in het Russisch vertaald, er staan hier en daar gedenkstenen voor de slachtoffers van de terreur, de president zelf heeft in oktober 2017 een ‘Rouwmuur’ opgericht als aandenken aan de Grote Terreur, maar merkwaardig genoeg heeft hij tijdens zijn speech bij die gelegenheid niet één keer de naam van Stalin vernoemd. Net of die terreur zomaar uit de lucht is komen vallen en door een anonieme hand is bevolen. Geen enkele dader werd bij naam genoemd, geen beulen, geen verhoorofficieren of gevangenenbewakers. De terreur werd gebrandmerkt, maar de terrorist bleef onaangeroerd. Ook had de president het over ‘politieke repressies’ (in het meervoud), ‘terwijl ‘terreur’ directe associaties oproept met geweld van de staat tegen de eigen burgers’. Poetin wilde de staat in geen geval voorstellen als ‘een criminele organisatie die zich tegen de eigen burgers heeft gekeerd’.

Marc Janssen probeert erachter te komen waarom Poetin Stalin niet vernoemde. Een verklaring is dat zeker niet iedereen in Rusland Stalin als een bloedige tiran ziet. Dat verklaart dat recentelijk her en der in het land nieuwe standbeelden voor hem zijn opgericht en straten naar hem zijn genoemd. ‘Veel mensen associëren zijn naam niet met de terreur, maar met de overwinning in de Tweede Wereldoorlog: voor hen is Stalin de man die de USSR de status van grote mogendheid heeft bezorgd.’ Dat blijkt het enige te zijn dat Poetin interesseert. In het gecontesteerde interview met de Amerikaanse filmregisseur Oliver Stone verklaarde Poetin dat hij de ‘excessieve demonisering’ van Stalin als een ‘aanval op Rusland’ beschouwde en dat het Westen Rusland geen schuldgevoelens moet aansmeren.

Noodzakelijk kwaad

Die minimalisering heeft natuurlijk een voorgeschiedenis. In zijn ‘geheime rede’ op het 20ste Partijcongres in 1956 sprak Chroesjtsjov van ‘vele duizenden (!) slachtoffers’ van Stalins bewind, waarbij hij vooral de meedogenloze behandeling van ‘eerlijke partijkaders’ bedoelde. Chroesjtsjov was dus opener dan Poetin: hij noemde tenminste de hoofdschuldige, maar diens bewind schilderde hij wel af als een afwijking van de ‘Leninistische norm’ (wat een eufemisme en wat een leugen). Lenin bedoelde het goed, de partij bedoelde het goed, maar het land werd het slachtoffer van een wrede tiran. Voor velen was de Grote Terreur van 1937 een ‘noodzakelijk’ kwaad, omdat er dankzij de massale terreur ‘bij ons tijdens de oorlog geen vijfde colonne was’. Daarbij wordt niet gediscussieerd over de vraag of de zuiveringen wel hun doel bereikten. Marc Janssen is duidelijk: ‘Dat de ‘vijfde colonne’ in de Sovjet-Unie tijdens de oorlog niet groter was, lag meer aan het hardvochtige Duitse beleid dan aan de liquidatie van de ‘vijanden van het volk’ in de jaren ervoor’.

Maar niet alleen WO II is een delicate kwestie in het postcommunistische Rusland, ook de viering van 100 jaar Revolutie in 2017 liet bij velen in het Westen de wenkbrauwen fronsen. De viering van deze historische gebeurtenis ging zo goed als onopgemerkt voorbij. Er kwamen geen grootse herdenkingen, er verschenen wel enkele films en documentaires, maar die stelden de Revolutie allemaal voor als een Fremdkörper, iets dat uit het Westen was geïmporteerd en uitgedacht door verdachte geesten (Marx, Lenin – lees maar Joden). Poetin wilde met die revolutie duidelijk niets te maken hebben en wierp zich op, zonder het natuurlijk met zoveel woorden te zeggen, als resolute tegenstander van revoluties, daarvoor hadden de kleurenrevoluties in buurlanden (Georgië, Oekraïne) hem te veel slapeloze nachten bezorgd. Wat wel duidelijk werd, was de nostalgie naar de tsarentijd. De laatste tsaar Nicolaas II en veel van zijn tijdgenoten en voorgangers (bv. de autoritaire Alexander III) werden kritiekloos de hemel in geprezen en alle tegenstanders van het tsaristische regime als vijanden van Rusland, van het heilige Rusland afgeschilderd. Terwijl Poetin niet meedeed aan de herdenking van 100 jaar revolutie, was hij wel aanwezig op het eeuwfeest van de Tsjeka (de geheime politie van Lenin) in december 2017. Als gewezen KGB-officier liet hij dus duidelijk blijken waar zijn sympathie lag – het is de Tsjeka die op aanstichten van Lenin (lang voor Stalin) de genadeloze terreur in het land ontketende tegen iedereen die het niet met hem eens was of die hij ervan verdacht het ooit eens met hem niet eens te zullen zijn. De president probeert dus een geschiedenis van de Russische staat ingang te doen vinden die begint bij Rjoerik (9eeeuw)en doorloopt tot begin 21ste eeuw, maar ‘zonder storende revolutie tussendoor’.

Dubbelzinnig is natuurlijk de situatie dat Nicolaas II de hemel in geprezen wordt, terwijl de man die hem heeft laten vermoorden (Lenin) nog altijd in het mausoleum op het Rode Plein ligt. Ook daar durft Poetin niet aan te raken, bang als hij is (vooral) oude nostalgici voor het hoofd te stoten.

Spanningen

Dat Rusland met zijn verleden niet in het reine komt en niet openlijk durft uit te komen voor de misdaden door Stalin begaan, verklaart ook waarom de spanningen met de buurlanden Polen en Oekraïne niet ophouden. De Sovjet-Unie heeft in de jaren dertig een gigantische hongersnood in de Oekraïne (Holodomor) kunstmatig in het leven geroepen, heeft miljoenen slachtoffers gemaakt in deze tweede grootste republiek van het land, heeft onmetelijk veel leed veroorzaakt in Polen en de Baltische landen, maar denkt er niet aan zijn excuses aan te bieden. Zelfs de moord op duizenden Poolse officieren in Katyn in 1939, toegegeven onder Gorbatsjov, werd in de jaren negentig weer in twijfel getrokken. Zelfs over de geheime clausules van het Ribbentrop-Molotov pact van 1939 (het niet-aanvalsverdrag tussen Hitler en Stalin) beweert Poetin nu dat het bestaan ervan nog altijd ter discussie staat.

Wegens al deze gevoeligheden is de nationale feestdag in Rusland niet meer 7 november (het begin van de Oktoberrevolutie), maar 9 mei, het einde van WO II. Eigenlijk is deze (feest)dag het enige bindmiddel van de huidige Russische maatschappij: het enige waar de mensen van nu trots op kunnen zijn (op voorwaarde dat veel ‘details’ onder de mat geveegd worden). Alle stemmen die de betekenis van deze overwinning in twijfel trekken, worden afgedaan als ‘laster’. De film The Death of Stalin(2017) van de Britse regisseur Armando Iannucci werd in Rusland verboden omdat hij de geschiedenis van Rusland belachelijk zou maken, de Sovjetmens zou ‘vernederen’, ‘heel het Sovjetverleden zou bespotten’.

Dat er na 1956 niet in het openbaar gesproken kon worden over het stalinisme en zijn terreur, dat er geen publiek debat over gehouden werd, dat het in het onderwijs niet aan bod kwam (ook niet aan de universiteiten), betekende dat veel mensen nauwelijks op de hoogte waren van de verschrikkingen van Stalins bewind. Zelfs familieleden of echtelieden durfden niet over hun kampervaringen te praten (daarover heeft Orlando Figes het fascinerende boek De fluisteraarsgeschreven). Dus ook in Rusland kon men beweren ‘wir haben es nicht gewusst’ en nu men het wel weet en er vrij over gepraat kan worden, is het al zo lang geleden dat het jonge mensen niet meer raakt. Rusland heeft geen Neurenbergproces gekend, geen Waarheidscommissie, en die vergetelheid zal het land duur te staan komen volgens Marc Janssen. In de late jaren tachtig ontstond ‘Memorial’, het genootschap dat informatie verwerkt over de miljoenen gevangenen van de Goelag, maar nu wordt het meer en meer door de autoriteiten zelf tegengewerkt. Het regime van Poetin wil duidelijk niet in het reine komen met zijn eigen verleden (of durft het niet?). Ook het geschiedenisonderwijs gaat erop achteruit, een peiling van 2018 toonde aan dat 47 % van de jongeren nog nooit van de repressie onder Stalin had gehoord. Met andere woorden de Russische regering construeert een positieve geschiedenis, ‘waarin alleen plaats is voor overwinningen en successen, niet voor de terreur’. Veel Russen zijn het ook beu om steeds weer geconfronteerd te worden met horrorverhalen uit het Sovjetverleden. Bij dit minimaliseren, bagatelliseren, verzwijgen komt ook nog het ‘glashard ontkennen’ van de werkelijkheid, waaraan Poetin zich bezondigt. Marc Janssen citeert een Russische historicus die stelt dat de Russen eerst schoon schip moeten maken met de geschiedenis alvorens ‘een normaal volk’ te kunnen worden. Terecht concludeert Janssen: ‘Alle Russen hebben het recht zich het verleden te herinneren, inclusief de onaangename kanten daarvan. Gebruikmaken van dat recht is niet hetzelfde als Rusland en zijn geschiedenis zwartmaken, doorstrepen, er tegenaan trappen. Het is een manier om de toekomst leefbaar te maken.’

Prof. Emmanuel Waegemans in emeritus hoogleraar aan de KU Leuven. Hij bestudeert o.a. de Russische emigratie, de Russisch-Nederlands-Belgische betrekkingen en de Russische literatuur. Hij is ook voorzitter van het Filip De Pillecyn Comité.

Commentaren en reacties