JavaScript is required for this website to work.

Horrornacht in Dresden: 13 februari 1945

Pieter Jan Verstraete1/3/2020Leestijd 4 minuten

McKay beschrijft niet alleen het horrorbombardement op Dresden, maar laat vooral ook getuigen aan het woord en zit hen dicht op de huid

Vóór 1945 gold Dresden, ‘het Firenze boven de Alpen’, als de mooiste stad van Europa. De skyline van de stad werd door tientallen 18de en 19de eeuwse schilders vastgelegd. In de nacht van dinsdag 13 op woensdag 14 februari 1945 — toevallig ook carnavalsavond — werd de barokke stad door twee Britse bombardementsgolven tot één grote ruïne herleid. Een tijdgenoot omschreef het als de komst van de ruiters van de Apocalyps die de poorten van de hel openden.

Alsof dat nog niet voldoende was, werd de stad overdag, toen de reddingswerken volop aan de gang waren, nogmaals gebombardeerd; ditmaal door de Amerikanen of de ‘Angelsaksische luchtgangsters’ zoals het in de toenmalige Goebbels-propaganda heette. Het hele stadscentrum (Altstadt) werd tot een grote puinhoop herschapen. Monumentale gebouwen als het Zwingerpaleis, de Semperopera en de Frauenkirche waren niet meer. Ze werden na de Wende in hun oorspronkelijke staat herbouwd en behoren thans opnieuw tot de trots van het Dresden.

Beschermd door Churchill?

Na Frederick Taylor in 2005 schreef de Britse historicus Sinclair McKay onder de titel Vuur en duisternis een nieuw boek over de bombardementen op Dresden. Hij brengt ons nieuwe inzichten over het hoe en waarom van de bombardementen die de stad in een gruwelijke vuurzee herschiepen. Overigens werd de stad al in 1944 een eerste maal gebombardeerd, maar zonder veel schade aan te richten.

McKay bevestigt dat er in de stad nauwelijks wapenfabrieken aanwezig waren. Of je moet verrekijkers en microscopen ook al als oorlogstuig beschouwen. De beroemde lenzenfabriek Zeiss had er immers haar vestiging naast fabrieken waar naai- en typemachines gemaakt werden. Trouwens, de stad van 650.000 inwoners bezat nauwelijks luchtafweerbatterijen en de weinige (een dozijn) gestationeerde jachtmachines van de Luftwaffe dienden aan de grond te blijven. Velen dachten dat Dresden een veilige stad was, en door Churchill beschermd werd. Had trouwens zijn grootmoeder niet verklaard dat ze ‘on the continent’ het liefst vertoefde in Dresden?

Terreurbombardement

De bombardementen kwamen er vooral op vraag van Stalin, die aan zijn bondgenoten vroeg Dresden murw te bombarderen. Het Rode Leger was toen immers nog maar honderd kilometer van de stad verwijderd. De geallieerden kregen te horen dat Dresden een belangrijk verkeersknooppunt was, en tjokvol troepen zat op weg naar het front. Inderdaad zat de stad en directe omgeving nokvol met mensen. Niet met militairen, maar wel met vluchtelingen uit het oosten die gevlucht waren voor de komst van de Sovjet-troepen en hun wreedaardig optreden tegen vooral vrouwen van alle leeftijden.

De bommenregen (onder meer brand- en brisantbommen) zorgde ervoor dat er een immense vuurorkaan in de stad ontstond waaraan de mensen in hun schuilkelders weerloos uitgeleverd waren. Alle zuurstof werd weggezogen. Het was er zodanig heet dat kledij vanzelf in brand schoot en mensen volledig opbrandden als in een crematorium. Wat restte was een hoopje as.

Hoewel McKay zich in voorzichtige bewoordingen uit en niet rechtstreeks gewaagt van een terreurbombardement, wat het in feite was, geeft hij toch uiting aan zijn verontwaardiging over het ‘nihilisme’ waarop gebombardeerd werd, en eeuwenoude kunstwerken zinloos vernield werden. ‘Het bombardement was zonder twijfel een gruweldaad, of die nu opzettelijk was of niet.’ (p. 377)

Getuigenissen

De grote kracht van McKay’s boek vormt niet zozeer de beschrijving van het horrorbombardement, maar veeleer de weergegeven getuigenissen, zowel van Duitse burgers als van Britse piloten. Vooral de Duitse getuigenissen en die van geallieerde krijgsgevangenen (onder andere van de latere Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut) laten niets aan de verbeelding over. Sinclair McKay volgt zijn ‘hoofdfiguren’ zowel voor, tijdens en na de bombardementen, en zit hen dicht op de huid. Dat alles wordt door schrijver op meeslepende wijze verteld.

Ook schrijft hij over de toen al omstreden Britse commandant van Bomber Command, Arthur Harris, en de verantwoordelijke Gauleiter Martin Mutschmann, die verzuimde de stad te voorzien van goede schuilkelders en niet ter plaatse was tijdens de bommennacht. Wie wel ter plaatse was, was een speciale SS-eenheid die nog diezelfde nacht uit Berlijn vertrok, en ervoor zorgde dat er orde op zaken werden geplaatst. Zij voorkwam dat er ziektes uitbraken, de overlevenden van dekens, voedsel en drank voorzien werden, puin geruimd werd… Zij organiseerde verder, samen met stadsarbeiders en brandweer, dat de eerste infrastructuur op poten werd gezet. Hiervoor werden vooral gevangenen ingeschakeld. Zo werden de waterleidingen binnen 24 uur na het bombardement gerepareerd.

Wirwar van cijfers

Na de oorlog varieerde het aantal slachtoffers, naargelang de bron, tussen de 10.000 en 300.000 mensen. Om komaf te maken met deze wirwar van cijfers die vooral door rechtsradicale kringen de hoogte ingedreven werden, riep de burgemeester van Dresden een internationale commissie van historici en andere wetenschappers in het leven. In 2004 stelde deze commissie vast dat het aantal directe slachtoffers op 25.000 geschat werd.

Merkwaardigerwijze baseerden zij zich hiervoor op een oud SS-document. Op 15 maart 1945 meldde men aan de hoogste SS-instantie in Berlijn, dat men een maand na de bombardementen tot dan toe 18.375 slachtoffers had geteld, en dat er rekening diende gehouden te worden dat het cijfer tot 25.000 doden zou oplopen. Goebbels was hiermee niet tevreden, en plaatste er een nul achter; dus 250.000 doden. Via de Zweedse en Zwitserse neutrale pers ging dat cijfer de wereld rond. Zelf was de stad voor de buitenlandse pers taboe. De term van ‘terreurbombardement’ werd voor het eerst, buiten de Duitse pers dan, door een Britse krant gebezigd.

Hoeveel mensen het leven verloren tijdens de drie opeenvolgende bombardementen zullen we nooit weten. Niemand weet hoeveel tienduizenden vluchtelingen er in Dresden vertoefden. Ze werden niet geregistreerd. Niemand weet hoeveel mensen er schuilden in de ondergrondse tunnels onder het centraal station. Zij kwamen allen door verstikking om het leven.

Pforzheim

Na Dresden kwamen er onder meer nog de bombardementen op Tokio, die de miljoenenstad in een reusachtige vuurzee deden ten onder gaan. En in Duitsland werd tien dagen na Dresden het kleinere Pforzheim, gelegen aan de rand van het Zwarte Woud, letterlijk van de kaart geveegd. Nergens anders in een Europese stad tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er zoveel slachtoffers door een enkel bombardement. Een vierde van de bevolking verloor tijdens dit terreurbombardement het leven en 83% van de stad werd verwoest. En waarom? De stad stond vooral bekend voor zijn vakwerkhuizen en horlogemakers. Wie weet van deze hel van Pforzheim?

Met eindnoten, bibliografie en register.

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties