JavaScript is required for this website to work.

De woke-olympiade: wie in het westen is het wokest?

Wim van Rooy7/6/2022Leestijd 5 minuten
TitelIk ben geen witte man
SubtitelOver racisme en woke-activisme
AuteurFons Mariën
UitgeverASP
ISBN9789461172587
Onze beoordeling
Aantal bladzijden188
Prijs€ 22.00
Koop dit boek

Wim Van Rooy bespreekt ‘Ik ben geen witte man’ van Fons Mariën, over de oorsprong van woke. Het inspireert hem tot een Olympiade.

Ik verwacht binnen afzienbare tijd een woke-olympiade. Wie in het westen is het ‘wokest’? Welk individu of welke organisatie is de kampioen van alle westerse wokista’s of van de transnationale woke-corporaties?

Westers, want het is beslist geen fenomeen uit Afrika of China. Daar boert men voort met de oude vertrouwde categorieën en schudt men meewarig het hoofd bij de paranoiawaanzin en de onverteerbare gekte die in het westen woedt.

Niet simpel

Deze olympiade is niet simpel. Wie immers gaat het verst in het woke-dom of de wokeness? Is het degene die van oordeel is dat wie het begrip ‘menstruerende vrouwen’ nog bezigt, moet worden gestraft? Is het degene die transmannen in vrouwengevangenissen wil introduceren? Of is het degene die sjoemelaars à la Patrisse Cullors en Melina Abdullah, die met racistisch BLM-geld wat dure stulpjes in Californië aanschaften, blijft verdedigen?

Is het degene die zo woke is dat ze (altijd ‘ze’, vrouwelijk dus, want ook dat soort taalgebruik wordt door de wokenista’s gedecreteerd) vindt dat de aarde de apocalyps nabij is en tot geweld oproept om het zaakje te keren? Voel je aangesproken ‘mens met een baarmoeder’, alias Martha Balthazar, die een ‘feestelijke band’ heeft met vader Nic, of omgekeerd. Of is het de Europese Unie die, uitgerekend in het kader van de Erasmusprogramma’s, zowat één miljoen euro vrijmaakt om dragqueen-initiatieven op te zetten? Nogmaals: ik zou geen jurylid willen zijn.

Woke

Publicist, ex-medewerker van de VRT en novellist Fons Mariën nam de ronduit vervelende taak op zich om in ‘Ik ben geen witte man. Over racisme en woke-activisme’ (2022), vanuit zijn humanistische levensbeschouwing, een poging te wagen na te gaan wat de oorsprong is van de nieuwe maatschappelijke turbulentie die we woke noemen. Dat is een maffe geesteshouding die we al in de jaren tachtig in de Verenigde Staten kunnen detecteren. Ook vraagt hij zich af wat dat geëxciteerde geloof inhoudt en wat de geloofwaardigheid en logische consistentie is van dit sektedenken.

Ik loop al wat vooruit op de conclusies. Fons Mariën blijft over de hele lijn een humanistische heer die de invectieven schuwt en zijn redelijke rationaliteit loslaat op een verschijnsel dat ons elke dag in het blanke en rationele gezicht spuwt. Fons Mariën blijft beleefd bij de gekte, die hij dus nooit gekte noemt. Hij onderneemt een lange wetenschappelijke tocht langs begrippen, boeken, pamfletten en situaties die met woke en racisme te maken hebben.

Hij doet dat in zijn lange essay in het licht gegeven bij Academic and Scientific Publishers (ASP) in de nieuwe reeks Kwintessens. Dat is een humanistische denktank die reflecteert over de betekenis van het hedendaagse humanisme voor actuele maatschappelijke thema’s.

Humanist

Mariëns werk is een variante op Haidt’s en Lukianoff’s ‘De betutteling van de Amerikaanse geest. Hoe goede bedoelingen en slechte ideeën een generatie verpesten’, oorspronkelijk uit 2018, nu pas in Nederlandse vertaling verschenen bij uitgeverij Ten Have (413 blz.).

Ook het werk van Helen Pluckrose en James Lindsay ‘Critical Theories. How Universities Made Everything about Race, Gender and Identity – and Why This Harms Everybody’ uit 2020, is een leidraad geweest in de sterk analytische kritiek die Mariën elke bladzijde op de nieuwe waanzin uitoefent.

Zoals het een goede humanist betaamt is er (naar mijn smaak) al te vaak een zoete ondertoon in zijn kritiek. Maar het boek is wél één klemmend logicavat vol voorbeelden van uitspraken en quotes uit de werken van de woke-narcisten uit Vlaanderen en Nederland, die hij met een fijne scalpel fileert. Maar eigenlijk toch in hun waarde laat. Mariën is immers een authentieke humanist.

Kritiek

Mijn kritiek op dit erg gedegen, evenwichtige en studieuze werk over onder meer identitaire dwangbuizen en het woke-denken als nieuwe vorm van erfzonde bestaat erin dat het conceptuele kader van waaruit hij auteurs als de Kaouakibi van Somers, Dalila Hermans, Nadia Nsayi, Gloria Wekker en Anousha Nzume bedachtzaam en langzaam analyseert, afschampt op het luie, non-binaire en modieuze denken van deze verwaande vrouwen met hun microkwetsingen en hun averechts racisme. Een humanist als Mariën is met zijn rationele logica immers geen partij voor de verblinding van deze kokette furiën.

Overal racisme

De logica van Fons Mariën is bewonderenswaardig in de vasthoudendheid en de wetenschappelijke vastberadenheid waarmee hij alle woke-argumenten countert. Maar het fanatiek-emotionele universum van waaruit deze vrouwen hun ondoordachte frivoliteiten, hun romantisering van de ‘edele wilde’ (dit wil zeggen elke minoriteit), hun door en door verwaande en gelijkhebberige narcisme én hun nadruk op huidskleur bot vieren, zijn van een zodanig irrrationele aard dat het racisme – dat natuurlijk zo niet mag worden genoemd – van de pagina’s van deze dwaallichten spat.

De auteur vindt het een goede zaak dat onze tolerantiedrempel voor racisme flink verlaagd is. Al heeft dat wel tot gevolg dat volgens het politiek correcte journaille het racisme zowat overal rondwaart en het minste geringste tot racisme verklaard wordt. Waardoor het inflatoire begrip in extremis inhoudsloos wordt. Als er al duidelijk racisme bestaat, verwijs ik naar het ostentatieve, anti-zwart racisme van de moslimwereld.

Islamofobie

Fons Mariën heeft het ook over het onheldere en meestal misbruikte begrip islamofobie. Volgens de OIC is dat zelfs de ‘ergste vorm van terrorisme’ (typisch Arabisch cliché van de overdrijving). Wat dit door de islamitische OIC gemunte concept betreft, refereert de auteur aan de definitie van de Runnymede Trust en die van de Europese Unie. Die bestaat uit acht kenmerken.

Wie die acht zou incarneren of bevestigen, is dan een islamofoob pur sang. Er is echter in dit verband iets heel merkwaardigs aan de hand, en het is de schrandere Nederlandse wiskundige Frans Groenendijk die het in zijn boek ‘Islamofobie? Een nuchter antwoord’ (2010) als eerste signaleerde.

Zoals gezegd bestaat de definitie van islamofobie, zoals die door de Runnymede Trust en de Europese Unie werd opgesteld, uit acht kenmerken. De OIC echter nummert niet alleen die kenmerken niet, maar laat ook één karakteristiek buiten beschouwing. Namelijk punt 5: ‘De islam beschouwen als een politieke ideologie, gebruikt voor politiek of militair voordeel’.

Terwijl dus volgens de Unie en Runnymede deze opvatting numero vijf een uiting is van verwerpelijke islamofobie, ziet men dit bij de OIC niet als een blijk van islamofobie en men laat het punt op een slinkse manier weg! Het maakt immers in ruime zin deel uit van de islamitische leer. Door ook geen nummering te gebruiken, zoals in de twee andere documenten, tracht de OIC dit punt weg te moffelen of alleszins minder te laten opvallen.

Floyd und kein Ende

Inzake de herstart in 2014 van de BLM-beweging door de dood van Floyd is de auteur vrij naïef. Hij neemt het heersende narratief over in verband met het ‘disproportioneel’ politiegeweld waarvan zwarte burgers het slachtoffer zijn. Door de focus daarop te leggen gaat hij onder meer voorbij aan het blote feit dat zwarten vooral slachtoffer worden van andere zwarten, dat ook heel wat blanken door de politie worden gedood, dat er veel negers dienstdoen bij de politie en dat de algemene onveiligheid in de Verenigde Staten is toegenomen omdat de politie er wel op toeziet geen negers aan te houden. Zelfs niet als ze zichtbaar drugs genomen hebben. En dat is niet uitzonderlijk.

Het valt overigens op dat de namen en de werken van intellectuele niet-blanken als Thomas Sowell en John McWorther niet in de bibliografie werden opgenomen: zij zetten immers grote vraagtekens bij die zwarte slachtoffercultuur. In die zin is de auteur hier ook wat ‘woke’.

Populisme

Inzake het verschijnsel populisme heeft Fons Mariën, zoals zovele auteurs, eerder gedateerde en luie ideeën (blz. 150-151). In die zin blijft deze humanist een echte linkse rakker met voorgekauwde ideeën inzake het rechtse gedachtegoed. Hij is slachtoffer van de grote schade die de politieke ‘wetenschappen’ de laatste decennia hebben aangericht.

In het algemeen echter probeert de auteur op een integere manier zaken als multiculturalisme en identiteitspolitiek, racisme en postmodernisme te behandelen. Het is een grote verdienste maar tegelijk toont het ook een zekere zwakte aan: het geloof dat in deze cultuuroorlog de door en door emotionele en irrationele tegenstander vatbaar voor argumenten zou zijn. In die zin vertegenwoordigt de auteur een zwak en geen gepantserd humanisme.

Irrationeel eurocentrisme

Wat ten slotte opvalt bij veel van de behandelde wokenista’s is dat ze de eurocentrische visie op een zodanig heftige manier in vraag stellen, dat ze eigenlijk impliciet de westerse kritische denkmethode hanteren en ze dus westerser zijn dan ze vooropstellen of vermoeden.

Het fenomeen en de oorspronkelijke kracht van het kritische denken hebben ze dan toch netjes overgenomen uit de westerse mindset, die ze dan echter wel verwoesten met de totaal verkeerd begrepen intellectuele wapens die het westen groot hebben gemaakt.

De ultieme prijsuitreiking

Wat die olympiade betreft: als enig toegetreden jurylid was de keuze niet van de poes. De opdracht bracht me helemaal in de war (misschien ben ik helemaal geen man!).

Uiteindelijk luidt het verdict: twee prijzen toegekend (oké, een zwaktebod), één aan P. De Sutter wegens zijn communistische oekaze, ambtenaren, genderneutraal abracadabra, en een prijs aan al die sportbonden die fysiek of mentaal transiterende en getransiteerde mannen aan vrouwenwedstrijden willen laten deelnemen. Een vervalsing van jewelste, maar vals spelen is in de politiek correcte kerk nu eenmaal een dogma.

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties