In memoriam: taalmagiër en briljante schrijver Wessel te Gussinklo
foto © Screenshot
Het overlijden van de briljante schrijver Wessel te Gussinklo ging bijna onopgemerkt voorbij. Een in memoriam.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLiteratuur verdrinkt dagelijks in het maatschappelijke en politieke rumoer. Zelfs een briljant auteur die overlijdt, maakt geen kans tegen die altijd nerveuze reuring. Zo komt het dat de beste Nederlandstalige romancier en essayist van onze tijd zelfs geen rimpeltje veroorzaakte in het dagelijkse nieuws. Want briljant was hij, Wessel te Gussinklo. Met zijn broeierige, burleske en groteske romans én met zijn verrassende essays waarvan de invalshoeken origineel en tot op het bot confronterend zijn.
Wessel te Gussinklo werd in Utrecht in 1941 geboren en overleed op 18 oktober in Heimdal. Zijn overlijdensbericht ligt voor mij en draagt bovenaan een klein filosofisch en poëtisch ‘gedenkmaal’, een dramatische conclusie die ’t leven afsluit: ‘Voorbij, voorbij/van eeuwigheid tot eeuwigheid voorbij;/mijn leven, mijn liefde, de dingen.’
De Nederlandse taal
Het is bekend: adolescenten vandaag lezen Engelstalige romans die speciaal voor hen ‘gemaakt’ werden en die — oppervlakkig beschouwd — op hun zoekende lijf geschreven zijn. Maar eerder dan die broze zoektochten vol semi-literatuur en constructies uit de schrijversschool, zouden ze de romans moeten verorberen van een auteur die zijn adolescenten met zijn borende en soms komische stijl authentieker neerzet dan het gezapige of clichématige dat we gewoon zijn van die young adult-literatuur.
Daarbij hanteert Wessel te Gussinklo te midden van het machtsdrama dat zich onherroepelijk in al zijn romans ontrolt een vorm van moeilijk te omschrijven grappigheid die de lezer nooit meer loslaat, terwijl hij ondertussen onafgebroken met de Nederlandse taal goochelt. Wessel is dé meester van het Nederlands, waarvan hij een heel eigen idioom heeft gekneed.
Vestdijk
We kennen Vestdijks Anton Wachter-reeks, met zijn sterke inzichten met betrekking tot de ontluikende en soms duistere seksualiteit van de adolescent. Maar Wessel te Gussinklo doet beter met de gymnasiast Ewout Meyster die zijn volwassenheid moet bevechten tegen de hele wereld in. Tijdens een veel te lange tijd, waarbij alle psychologische uitdagingen extreem aan bod komen.
Soms op een suggestieve, soms op een expliciete manier, maar altijd met die wrange speelsheid die steevast in hogere versnelling gaat en die Te Gussinklo’s oeuvre tot op de draad kenmerkt. Geestigheid en ernst in het heetst van de strijd die leven heet: die organische verwevenheid is het kenmerk van deze briljante schrijver.
Adolescenten
Een adolescent wil erbij horen. Precies dat is het wat Wessel te Gussinklo zo indringend optekent via personages die gedurfd zijn — gedurfd, al te gedurfd, soms zelfs wreed en morbide en pijnlijk — maar bijna altijd eenzaam en onbegrepen. Zie zijn magistrale roman De opdracht uit 1986 die als voorbeeld geldt voor het soort literatuur waarvan de toon gezet was door Bordewijk en Vestdijk.
Het is echter verbijsterend en paradoxaal dat het tragische levensbesef van de auteur op een bijna eigenzinnig-grappige en laconieke manier via allerlei personages en toestanden wordt uitgebeeld. Het is misschien nog het meest karakteristieke aan zijn werk.
Het neusje van de zalm: Wessels essays
Naast zijn romans zijn er de essays, die allemaal bijzonder zijn, en waarin de stem van de auteur soms galmt met de kracht van de dominee en waarin hij met sterke argumentatieretoriek de mond doet openvallen: zo hadden we het nog niet bekeken. Vanop een afstand herkent men de stijl van deze reus, maar meer dus nog de uitzonderlijk slimme argumentatie waarmee hij de lezer verbluft achterlaat.
Zo schreef hij het beste boek dat ik ooit las over wat vandaag op een polariserende wijze de gemoederen hitsig beroert: Palestina als adderkluwen. De Israëlische tragedie, een werk dat op een wel erg originele manier inzicht biedt in de giftige adderkluwen vol angels en klemmen die al bijna honderd jaar door het gebied razen en waarbij de exotische en onschuldige oriëntalistiek van de 19de eeuw vervangen werd door het dragen van schuldige uitgerafelde Palestijnensjaaltjes, een vorm van kleinburgerlijke idiotie.
De onweerstaanbare argumentatie van Te Gussinklo krijgt het laatste woord. Zelden las ik een meer schrandere en evenwichtige analyse van deze eeuwigdurende oorlog, waarbij Hamas ‘wrokkend terneer zit, nieuwe kansen weigerend’. Wessel te Gussinklo was voorlijk.
Wij zullen aan God gelijk zijn
Zijn chef-d’oeuvre op essayistisch gebied is het onontkoombare Wij zullen aan God gelijk zijn. En voor eeuwig bestaan, een wereldgeschiedenis in 357 bladzijden. Soms laconiek van toon, met als hoofdlijn de mens die altijd meer wil, maar tegelijk geconfronteerd wordt met ‘het altijd meer wijkende’.
De mens wil door alle civilisaties heen ‘alles zijn en alles hebben’, terwijl aan het eind van de tumultueuze rit ‘de almacht over horigen en bezetenen meer onteigend zal zijn dan bij de vroegere lijfeigenen en slaven’. Het is bepaald geen optimistisch scenario: er heerst een nieuw soort anonieme machtsvorming waarbij alles kaler en meedogenlozer is geworden, een analyse die me aan de wrange romans van Cormac McCarthy doet denken.
Onze postmoderne wereld is immers geen ‘country for old man’, maar helaas ook niet voor ‘young adults’. Op de achtergrond hoor ik Nietzsche goedkeurend zijn zegen geven en over ‘de laatste mens’ orakelen.
Tags |
---|
Personen |
---|
Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.
Frits Bosch geeft in zijn boek ‘Kafkaistan’ het onmogelijke: argumentatieve analyses die een beeld schetsen van de westerse wereld dat niet vleiend is.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.