JavaScript is required for this website to work.

Is de Belg een anarchist?

Wim van Rooy7/7/2023Leestijd 5 minuten
TitelZwart licht
SubtitelAnarchisten in België rond 1900
AuteurEric Min
UitgeverPelckmans
ISBN9789464017526
Onze beoordeling
Aantal bladzijden520
Prijs€ 32
Koop dit boek

Men zegt weleens dat Belgen geboren anarchisten zijn. Meestal bedoelt men daarmee gemeenlijk ‘plantrekkers’. Wat al meteen betekent dat men van het anarchisme geen donder begrepen heeft. Waren er dan wel échte anarchisten in ons land? We spreken dan vooral over de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, de glorietijd van het anarchisme. Een tijdspanne waarin nagenoeg nog iedereen belgicist was en het culturele leven in vooral Antwerpen en Brussel bruiste als nooit tevoren. Anarchisten: ze waren er zéker.

Zonnewende

De Vlaamse essayist Eric Min kan dan ook niet genoeg geprezen worden voor de grondige studie die hij wijdde aan de Anarchisten in België rond 1900, de ondertitel van zijn werk met de wat omineuze titel Zwart Licht, in rode letters. Het is een bijzonder fraai-esthetisch uitgegeven boek met zwart kaft. Daarop staat de linosnede Zonnewende (1922) van de kunstenaar Albert Daenens treffend, zwart en hel oplichtend, afgebeeld. Daenens is een van die sterk onderschatte figuren binnen het intellectuele en artistieke anarchisme in België.

De titel Zwart licht refereert aan het anarchisme zelf. Want geen schijnsel, schrijft de auteur, schrijnt ongenadiger dan dat van het anarchistische oproer (blz. 19). En dat anarchisme, dat de meesten kennen via het trio Bakoenin-Proudhon-Kropotkin, wordt kernachtig samengevat in een magistrale definitie door de meest onderschatte anarchist, de Nederlandse Zwitser Henri Roorda van Eysinga: ‘Van tijd tot tijd moet er in de wereld wat wanorde heersen om nieuwe dingen te kunnen laten ontstaan. Wanorde wordt altijd gesticht door slechte burgers, door enthousiastelingen die zich met woorden bedwelmen’. Hij maakte in 1925 een einde aan zijn leven…

Geëmbourgeoiseerde anarchisten

In Zwart Licht komen werkelijk alle Belgische (en een aantal buitenlandse) anarchisten voor het voetlicht. Tegelijk schetst de auteur de historische, culturele en politieke context. Het is duidelijk dat wij het in ons land vooral moesten stellen met esthetisch angehauchte en in wezen links-liberale anarchisten. Met allerlei soorten dissidente liberalen (maar natuurlijk niet de doctrinairen onder hen!) plus libertairen van allerlei slag. Wat ik met een anachronisme bobo-anarchisten zou willen noemen. Het anarchisme was een van die strekkingen binnen het grote progressieve gebeuren van die tijd, de negentiende eeuw. Een periode die knetterde en vonkte (Sabine Alexander), vol energie, hyperkinetiek en vooruitgangsoptimisme.

Ingepast in de tijdsgeest

Het anarchisme reflecteerde perfect l’air du temps waarin niet alleen allerlei rare vogels nieuwe maatschappelijke theorieën ontwikkelden, maar die ook in praktijk trachten te brengen. Met soms veel scha maar vooral met veel goede wil. Men dacht na over de manier waarop mensen kennis verwerven (schools en/of praktisch). Over een nieuw soort onderwijs (la nouvelle école; de Spaanse pedagoog Francisco Ferrer werd erom gefusilleerd!). Over pacifisme, geheelonthouding, een alternatieve universiteit, vrouwenemancipatie (denk aan Alexandra David-Neel en Siska van Daelen). Over de knechting door de godsdienst. Het werd allemaal opgedist vanuit een progressieve antiburgerlijke invalshoek (al waren ze allen in wezen ware burgers), maar soms ook met een vleugje mystieke inslag.

Kortom: het waren thema’s die op dat moment en vogue waren en die hun ‘religieuze’, theosofische en spiritistische pendant vonden in het Zwitserse Ascona op de Monte Verità. Daar worden tot vandaag congressen georganiseerd over het merkwaardige fenomeen van mensen die op zoek gaan naar een ander soort leven. Een waarin liefde en coöperatie centraal staan. En waarbij vooral een andere maatschappij beoogd wordt. Ook op de Monte Verità stond de zon centraal, zoals op het voorplat van Zwart Licht. Op 27 januari 1902, zo schrijft Robert Landmann in zijn prachtige en boeiende boek (1973) over Monte Verità, jubelden deze alternatieve en mystieke natuurliefhebbers dat het 27 graden Celsius was. Hun grootste verlangen reikte immers naar de zon. Die ‘klimaathouding’ zouden de totalitaire groene klimaatgekken vandaag niet zo leuk vinden, vrees ik.

Het oude en het nieuwe

Zoeken naar maatschappelijke utopische alternatieven en soms al het einde van de oude of het begin van de nieuwe wereld zien, is een recurrent fenomeen. Het duikt om de paar generaties op. Waren de anarchistische gedachtespinsels soms Spielereien (maar lang niet altijd: zie het anarchisme van de daad dat bommen gooide), het bleef toentertijd allemaal toch vrij ongevaarlijk. Er vielen tenslotte weinig doden en het anarchistische gedachtegoed bleef niet plakken. Terwijl perverse hersenspinsels vandaag via gevaarlijke groene gekken, valse profeten à la Timmermans en ruggengraatloze elites de hele wereld aan het verzieken en verarmen zijn.

Jonge heethoofden

Het is vanzelfsprekend dat ook toen vele jongeren, vaak uit de betere en liberaliserende kringen, door de nieuwe ideeën aangestoken werden. Latere schrijvers als Lode Baekelmans en August Vermeylen kwamen met andere kunstenaars en anarchisten bijeen in ‘De Kapel’ in Antwerpen (aan het Falconplein). Ze gingen daar inspiratie opdoen om de wereld te veranderen. Hun tijdschrift heette dan ook Ontwaking (we denken spontaan aan ‘woke’, al hadden deze negentiende-eeuwse burgerlijke anarchisten wel een serieuze portie verstand). Als ze wat ouder werden ging het vuur er echter uit en verburgerlijkten ze helemaal. Ze maakten zelfs ruzie met hun vroegere vrienden die anarchist gebleven waren. Zoals August Vermeylen zijn brouille met de Brusselse esthetisch anarchist Jacques Mesnil véél later (1943) zeer sec beschreef in zijn roman Twee vrienden.

Mesnil (pseudoniem van Jacques Dwelshauvers) was een zachtzinnig anarchist die later uitweek naar Italië. Hij ging er geneeskunde studeren. Maar uiteindelijk had hij meer oog en interesse voor kunstgeschiedenis. Zijn studie over de vijftiende-eeuwse schilder Botticelli is nog altijd een referentiewerk. Later verkaste hij naar Frankrijk. Daar wordt hij in zowat alle overzichten en encyclopedieën in verband met de arbeidersbeweging vernoemd. Het is lastig deze anarchist in één politiek of intellectueel concept te vangen. Maar misschien kan men hem in de jaren twintig van de 20ste eeuw nog het best omschrijven als anarchosyndicalist. En die brouille met Vermeylen, waarover ging die? Vermeylen als vrijzinnige en socialist huwde voor de Katholieke Kerk. Dat kon de consequente Mesnil hem niet vergeven… Twee vrienden werden twee vijanden.

Staatsgevaarlijk!

Zoals gezegd staat dit heerlijke en zeer leesbare werk vol met Belgische (vooral dus Brusselse en Antwerpse) anarchistische denkers. Velen onder hen orbiteerden rond de bekendste Europese anarchist: Elisée Reclus, vriend van Kropotkin. Hij was eigenlijk de oerzachte en milde vader van veel Belgische anarchisten. Hij speelde zijn rol in Brussel op een ongeziene manier waardoor geen anarchist aan hem voorbij kon. Na de commune van Parijs in 1871 werd hij door de Franse staat bijna naar Nieuw-Caledonië verbannen. Maar dankzij een interventie van een honderdtal wetenschappers, onder wie Darwin, moest hij tien jaar in exil. Daar hebben zowat alle anarchisten van kunnen genieten — en wij van dit overheerlijke werk dat we nu al aanmerken als hét boek waarvan ‘le plaisir du texte’ (Roland Barthes) van alle pagina’s spat.

Maar we eindigen met een vrolijke noot! Uit toenmalige politiedocumenten blijkt duidelijk dat anarchisten overal goed in de smiezen werden gehouden. Ze waren immers staatsgevaarlijk (‘staatsgevaarlik’ zou Van Ostaijen schrijven). Het is wel erg ironisch dat het precies uitgeverij Pelckmans is die dit boek op de markt brengt. Immers, uitgerekend deze uitgeverij weigerde helemaal aan het eind van de rit mijn weinig politiek correcte boek Waarover men niet spreekt uit te geven. Anarchistische ideeën en overtuigingen die de burgerlijke politiek niet zinnen maar die van lang geleden zijn, mogen (terecht overigens) con gusto worden beschreven, zoals in dit aantrekkelijk opgestelde werk, maar het liefst niet de politiek incorrecte ideeën van vandaag…. Want dan wordt Pelckmans kwaad en censureert men, ook con gusto.

Zwart Licht is hier te koop.

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties