JavaScript is required for this website to work.

La France face au génocide des Tutsi: het groot schandaal van de Vijfde Republiek

Marc Bossuyt29/3/2024Leestijd 4 minuten
TitelLa France face au génocide des Tutsi
SubtitelLe grand scandale de la Ve République
AuteurVincent Duclert
UitgeverTallandier
ISBN9791021050662
Onze beoordeling
Aantal bladzijden640
Prijs€ 25,5

‘La France face au génocide des Tutsi’ is een verbijsterend verslag over de genocide in Rwanda.

Op 26 maart 2021 overhandigde professor Vincent Duclert aan de Franse president Emmanuel Macron het verslag van een commissie van twaalf historici die de Franse verantwoordelijkheid voor de genocide op de Tutsi in Rwanda hebben onderzocht. Het is een verbijsterend verslag. Begin dit jaar publiceerde hij er het boek La France face au génocide des Tutsi over.

Het boek steunt op dat verslag, aangevuld met tal van documenten en getuigenissen die bekend werden ná het verslag. Verschillende sleutelfiguren hebben immers pas daarna de stilte durven doorbreken.

Waarschuwingen

Dat verslag is des te merkwaardiger omdat de Franse president François Mitterrand het ‘racistisch, corrupt en gewelddadig regime’ van president Juvénal Habyarimana en de Hutu-regering die de genocide heeft gepleegd, altijd onvoorwaardelijk heeft gesteund ‘boven elke rede’. Tussen beide presidenten was er een zeer sterke persoonlijke relatie. Een bijzondere rol werd daarbij gespeeld door de presidentiële raadgever voor Afrikaanse Zaken, niemand minder dan de zoon van president Mitterrand, Jean-Christophe, wiens archieven spoorloos zijn.

Uit het boek blijkt dat nochtans vele Fransen voor een genocide hadden gewaarschuwd. Onder hen militairen, zowel uit de rijkswacht als uit het leger zelf. Vanwege hun kritische houding werden ze vervangen door militairen uit de presidentiële militaire staf. Waarschuwingen kwamen er ook van Franse diplomaten, politici, wetenschappers en vertegenwoordigers van ngo’s. Ze werden bestempeld als behorend tot een ‘Tutsi-lobby’ waaraan geen geloof kon worden gehecht. Ook met de waarschuwingen van de Belgische advocaat Eric Gillet, de Belgische ambassadeur Johan Swinnen, de VN-rapporteur Waly Biacre Ndiaye en de VN-Sub-Commissie mensenrechten werd geen rekening gehouden.

Massale Franse steun

Het Rwandese leger, dat uitsluitend bestond uit Hutu, werd verviervoudigd tot 26.000 man, maar volgens een Franse kolonel ‘slecht getraind en weinig geneigd om te vechten, tenzij met kapmessen tegen weerloze Tutsi’. De Franse militaire aanwezigheid en massale wapenleveringen zorgden ervoor dat het Rwandese leger, eerder dan te strijden tegen het Rwandees Patriottisch Front (FPR), zich kon overgeven aan moorden, plunderingen, verkrachtingen en slachtpartijen van Tutsi-burgers.

Berichten over de verveelvoudiging van slachtpartijen van Tutsi werden bovendien systematisch geminimaliseerd

De Fransen verzwakten ook de democratische oppositie in Rwanda. Met hun oproepen tot ‘nationale eenheid’ ondermijnden zij elke toenadering tot het het FPR en ontnamen zij elke kans van slagen voor de Arusha-akkoorden, die voorzagen in een machtsdeling tussen de Rwandese multipartijen-regering en het FPR.

Anglo-Amerikaanse invloed tegengaan

Hoe bezorgder en voorzichtiger België werd in zijn betrekkingen met het Hutu-regime, des te onvoorwaardelijker schaarde Frankrijk er zich achter. De Anglo-Amerikaanse invloed moest worden tegengegaan: Habyarimana sprak immers Frans en de leiders van het FPR Engels. Frankrijk zag hen niet als Rwandese vluchtelingen die naar hun land wensten terug te keren, maar als ‘zwarte Khmers’ die een communistisch en totalitair regime wilden vestigen.

Het was een ‘Oegandees-Tutsi offensief’, werd gezegd. Herhaaldelijk werd gevraagd om naar bewijzen daarvan te zoeken, maar die werden nooit gevonden. Berichten over de verveelvoudiging van slachtpartijen van Tutsi werden bovendien systematisch geminimaliseerd. De toenmalige Franse ambassadeur in Kigali, Jean-Michel Marlaud, erkende in 2022 dat Frankrijk leed aan ‘intellectuele blindheid’.

Aanslag op het presidentieel vliegtuig

De slachtpartijen na de val van het presidentieel vliegtuig (een Falcon 50 geschonken door Frankrijk) op 6 april 1994 waren geenszins spontaan en al evenmin een uiting van collectieve waanzin. Professor Duclert neemt aan dat die aanslag werd gepleegd door de meest extremistische elementen van de ‘Hutu Power’, waaronder de echtgenote (Agathe Kanziga) van de president, zijn onmiddellijke omgeving en meerdere hogere officieren uit het leger en de rijkswacht.

Er werd immers gevreesd dat, na de Arusha-akkoorden meerdere maanden te hebben geblokkeerd, hij toch zou overgaan tot de uitvoering ervan. Waar de Franse Staatsveiligheid (DGSE) eerst het FPR verantwoordelijk achtte voor die aanslag, blijkt uit nota’s van september en december 1994 dat de inlichtingendienst tot het besluit kwam dat hij aan radicale Hutu’s moest worden toegeschreven. Volgens een telegram van de Franse ambassade was men daar amper twintig dagen na de feiten reeds tot dat inzicht gekomen.

Franse reacties na het verslag

In 2021 verklaarde Antoine Anfré (destijds kritisch diplomaat in Kampala en thans ambassadeur in Kigali): ‘Ik ben ervan overtuigd dat de genocide van de Tutsi geen plaats zou hebben gevonden als we een andere politiek hadden gevoerd. De voldoening deel te hebben uitgemaakt van enkele klaarziende ambtenaren en militairen neemt het gevoel niet weg van de onmacht, de puinhoop en de schaamte die ik nu voel wanneer ik denk aan het miljoen op geplande wijze en in afschuwelijke omstandigheden vermoorde slachtoffers.’

Jean-Louis Bourlanges, voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken van de Assemblée Nationale zei: ‘De verantwoordelijkheden van Frankrijk zijn overweldigend. De tekortkomingen van de Staat zijn onbetwistbaar, massief en structureel.’ Raphaël Glucksmann, Europees Parlementslid, wees erop dat ‘een natie zich groter maakt door de duisterste zones van zijn Geschiedenis uit te klaren’. En ten slotte Alain Juppé, minister van Buitenlandse Zaken ten tijde van de genocide: ‘We waren niet op de afspraak van de geschiedenis zoals we het hadden moeten zijn.’

‘De genocide had kunnen worden vermeden.’ Het was niet zozeer Frankrijk dat blind was, maar president Mitterrand die voor alle waarschuwingen doof bleef.

Em. Prof. Dr. Marc BOSSUYT (Universiteit Antwerpen) Emeritus Voorzitter van het Grondwettelijk Hof Ere-Commissaris-generaal voor de vluchtelingen

Commentaren en reacties