Hoe pogingen om migratie onder controle te krijgen mislukten
Herman Vanderpoorten (links) Alfons Vranckx (rechtsboven) en Louis Major (rechtsonder).
Er zijn al sinds de jaren ’60 pogingen gedaan door Belgische politici om greep te krijgen op de migratiestromen. Telkens tevergeefs.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe vraag wordt wel eens gesteld of de migratie ons plotseling is komen overvallen zonder dat onze beleidsverantwoordelijken zich bewust waren van de problemen die daarmee gepaard gaan. Het in 2021 verschenen Nieuw België: een Migratiegeschiedenis 1944-1978 van Tom Naegels geeft daarop een antwoord. Daaruit blijkt dat verscheidene bewindslieden destijds wel degelijk hebben geprobeerd er controle over te krijgen. Maar hun pogingen kenden geen succes. Het loont de moeite na te gaan aan wie die mislukkingen te wijten zijn.
Louis Major
De eerste poging werd ondernomen in 1968 in de regering Gaston Eyskens IV door Louis Major (BSP), minister van Tewerkstelling en Arbeid. Gezien in 1967/1968 de werkloosheid was beginnen stijgen, vond hij het waanzin nog een beroep te doen op gastarbeiders. Nieuwe arbeidskaarten zouden maar uitzonderlijk en voor maar één jaar worden toegekend. Clandestiene arbeiders en werkloze migranten zouden het land worden uitgezet.
Voor de vakbonden was dat onaanvaardbaar. Ook de katholieke krant De Nieuwe Gids en de antiracistische organisatie MRAX waren tegen. Allerlei groepen van uiterst-linkse radicalen, sociaal geëngageerde christenen, migrantenverenigingen, mensenrechten-verenigingen en soms zelfs de jongerenvleugels van de BSP en de CVP voerden er actie. tegen De Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling voerde de maatregel niet uit.
Alfons Vranckx
In 1970, vond minister van Justitie Alfons Vranckx (BSP) dat de 15.000 buitenlandse studenten aan Belgische Universiteiten en hogescholen over de vereiste vergunningen (en over de nodige financiële middelen) moesten beschikken. Studenten, vooral in Leuven, bezetten universiteitsgebouwen en tientallen onder hen gingen in hongerstaking.
Op 3 december 1970 liepen er minstens 5.000 betogers door de straten van Leuven. De uitzetting van studenten werd opgeschort. Minister van Staat Henri Rolin werd aangeduid om een parlementaire commissie voor te zitten om een nieuwe Vreemdelingenwet voor te bereiden. Pas tien jaar later, zou dat leiden tot de vreemdelingenwet van 15 december 1980, toen Philippe Moureaux (PSB) minister van Justitie was in de regering Martens IV.
Herman Vanderpoorten
Nog emotioneler was de discussie over illegaal op het grondgebied verblijvende kinderen. Het protest werd geleid door de Belgische Liga voor de mensenrechten. Zowel minister van Justitie Alfons Vranckx als zijn opvolger (in de regeringen Leburton en Tindemans I en II) Herman Vanderpoorten poogden aan die emotionele chantage weerstand te bieden. Maar er kwamen tal van moties van progressieve en christelijke organisaties, gaande van de radicaal-linkse Revolutionaire Arbeidersliga (RAL) tot het parochieblad Kerk en Leven, de Unie van progressieve joden, de Jongsocialisten, e.a. Uiteindelijk gaf Vanderpoorten toe: op 8 augustus 1974 werden die kinderen geregulariseerd.
Ondertussen waarschuwde de vreemdelingenpolitie voortdurend voor de lakse aanpak van de vreemdelingenwetgeving: Brussel was ‘letterlijk vergeven’ van de illegale vreemdelingen, wat tot een alarmerende situatie had geleid. Maar het ministerie van Sociale Voorzorg meende dat het niet mogelijk was geen kinderbijslag meer uit te keren voor illegaal in België verblijvende vreemdelingen. Buitenlandse Zaken meende dat kinderen uit landen vrijgesteld van de visumverplichting vrij naar België mochten reizen. Het weigerde die verplichting opnieuw in te voeren voor Marokkanen en Turken. De parketten weigerden procedures op te starten tegen kinderen in illegaal verblijf, of tegen vreemdelingen die zonder vergunning actief waren op de arbeidsmarkt. Gedwongen repatriëring riep weerstand op bij de publieke opinie.
De migratiestop
De stijging van de olieprijzen vanaf oktober 1973 veroorzaakte een grote economische schok. Een migratiestop werd afgekondigd door West-Duitsland op 23 november 1973, door Frankrijk op 3 juli 1974 en door België op 1 augustus 1974. Elke nieuwe immigratie, afkomstig uit landen die geen lid waren van de EEG, werd onmiddellijk stopgezet, behalve voor zeer gekwalificeerde betrekkingen en voor contingenten geschoolde werknemers wanneer het bewijs werd geleverd dat de beschikbare arbeidskrachten niet konden voldoen aan de behoeften van de ondernemingen.
Ondertussen waren op 22 maart 1974 twee jonge Tunesische mannen en een Marokkaan in hongerstaking gegaan in een kerk in Schaarbeek. Hun voorbeeld werd gevolgd door zeven anderen en uitgebreid naar de kantoren van de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS). Ze werden gesteund door sociaal geëngageerde christenen en door maoïstische militanten.
De minister van Arbeid (van de regering Leburton in lopende zaken) Ernest Glinne (PSB) was tot toegevingen bereid voor de hongerstakers, maar zij wilden meteen een algehele regularisatie. Op 1 april 1974 viel de rijkswacht binnen in de kerk en bij de VVS, en de hongerstakers werden op een vliegtuig gezet richting Marokko en Tunesië.
De regering Tindemans II liet de migratiestop gepaard gaan met een algemene regularisatie van clandestiene vreemdelingen. Het moest wel gaan om inwoners van landen waarmee België een migratieakkoord had gesloten en die sinds minstens vier maanden aan het werk waren. 83% van de 8.941 aanvragers werden geregulariseerd. Amper 30% van de aanvragen was ingediend door de werkgevers. Voortaan zou er ook meer worden gecontroleerd…
Daar kwam niet veel van terecht. De gevolgen zijn algemeen bekend.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Em. Prof. Dr. Marc BOSSUYT (Universiteit Antwerpen) Emeritus Voorzitter van het Grondwettelijk Hof Ere-Commissaris-generaal voor de vluchtelingen
De opname van dierenrechten in de Grondwet is niet verstandig, vindt Marc Bossuyt. Er zijn nog teveel onduidelijkheden. Een en ander is onvoldoende voorbereid.
Mijn partij is altijd de partij geweest waarmee ik het minst oneens ben.