Léon Degrelle: nachtmerrie van België
Zopas verscheen een nieuwe, uitgebreide biografie van Léon Degrelle, de boeiendste Belgische politicus van de 20ste eeuw.
Auteur-biograaf Bruno Cheyns heeft met zijn boek over Léon Degrelle, De Führer uit Bouillon, de eerste omstandige levensbeschrijving van ‘le beau Léon’ geschreven. Toch is hij niet de eerste die met een oorspronkelijk Nederlandstalige Degrelle-biografie komt opzetten. Mag ik zo ijdel zijn en mezelf naar voren schuiven? In 2011 (in 2012 de 2de druk) verscheen mijn bescheiden biografie over ‘le chef’. Hier en daar staan er gegevens in die niet door Cheyns gebruikt werden. Wellicht kent de Degrelle-biograaf mijn boek niet eens. Het staat in elk geval niet vermeld in zijn bibliografie.
Strafdossier
Nu het boek dat 33 hoofdstukken en een slotbeschouwing telt met daarnaast een notenapparaat, een bibliografie, biografische notities en een register. Het is mooi en degelijk gebonden uitgegeven. Bruno Cheyns geeft ons heel wat nieuwe gegevens over het leven van Degrelle en over zijn entourage. Na vijftien jaar werken aan het boek kan dat ook niet anders. Auteur had contacten met bepaalde familieleden en een aantal tijdgenoten. Wie deze familieleden zijn, krijgen we niet te weten. Wat ik merkwaardig vind, is dat hij het strafdossier van Degrelle in het auditoraat-generaal niet geraadpleegd heeft. Of kon/mocht hij het niet raadplegen? Het wordt alleszins niet in zijn bibliografie vermeld. Of er ook nog een familiaal archief bestaat? Nieuwe gegevens krijgen we te lezen over zijn ouderlijke thuis, zijn werk voor de Katholieke Actie, zijn eerste contacten met striptekenaar Hergé dat meteen een conflict was en de jaren tussen 1937 (na zijn afgang bij de verkiezingsstrijd met Paul van Zeeland) en 1940 (het Duitse offensief tegen het Westen). Periodes die door Cheyns met flink wat nieuw materiaal ingevuld worden.
Degrelle was door zijn uitzonderlijk redenaarstalent en zijn schier magische greep op zijn toehoorders de demagoog bij uitstek van zijn tijd en ook nog lang daarna. Als geen ander had hij het talent om massabijeenkomsten te dirigeren en in de ban te houden. Zo sprak hij eenmaal zes dagen na elkaar in het Sportpaleis van Brussel. Telkens voor een volle zaal. Tegen de gewoonte in dienden de mensen te betalen om naar hem te mogen luisteren. Meteen een goede aanvulling voor de partijkas van Rex. Degrelle had succes en was de lieveling van vooral middenstanders. Over het politiek engagement van een resem Brusselse middenstandsverenigingen komen we ook heel wat nieuws te weten.
Hij verraste vriend en vijand met zijn overdonderende overwinning bij de parlementsverkiezingen van mei 1936. Hierbij dienen we te vermelden dat de Rex-fractie de jongste uit de Belgische parlementaire geschiedenis ooit was met een gemiddelde leeftijd van 36 jaar. Het is de verdienste van de auteur dat hij ons een profielschets bezorgt van de verkozen parlementsleden. Hij is ook de eerste die met waardering over het parlementaire werk van de Rex-fractie schrijft. Met Rex wilde Degrelle het centrum worden van de renaissance van een doorgedreven katholiek-politieke veroveringsbeweging. Daarna ging het evenwel vlug bergafwaarts doordat Degrelle in zijn zelfoverschatting en verwaandheid de ene na de andere politieke blunder beging. De verkiezingen van 1939 deden Rex als een plumpudding in elkaar zakken.
Paul Colin
In 1940 was de beweging van Degrelle een onbeduidend clubje geworden. Toch werden tientallen rexisten op de spooktreinen van mei 1940 gezet en als boeven naar Frankrijk gedeporteerd. Zelf kreeg Degrelle het hierbij zwaar te verduren. Meer dan eens spreekt auteur Cheyns zichzelf tegen. Zo ook nu weer. Op p. 281-282 vermeldt hij dat de hoofdredacteur van het weekblad Cassandre, Paul Colin op 10 mei binnen de 24 uur werd vrijgelaten. Maar op p. 288 lezen we dan dat hij pas op 21 juli uit het concentratiekamp van Le Vernet bevrijd werd. Zo’n slordigheid ontsiert Cheyns boek. Naast toch heel wat drukfouten, wordt de lezer geconfronteerd met een aantal onregelmatigheden en slordigheden. Op p. 439 staat vermeld dat Degrelle op 18 september 1944 het eikenloof bij het Ridderkruis uit handen van Hitler kreeg. Onderaan de foto op dezelfde bladzijde staat evenwel 20 september vermeld. Op p. 342 wordt beweerd dat Hitler in 1941 weigerde tijdig winterkledij te bestellen. Integendeel, het was de Führer zelf die er al vanaf augustus op aandrong om dit tijdig te doen vermits zijn legers aan het Oostfront dienden te overwinteren. De logistiek liep evenwel in het honderd. Daarnaast is het jammer dat Cheyns zijn best leesbare biografie niet door een militair expert heeft laten nalezen. Thans haalt hij zowat alle militaire dienstgraden door elkaar. Op de achterzijde van zijn boek staat vermeld dat Degrelle een SS-Hauptsturmführer of kapitein was terwijl hij in werkelijkheid een SS-Standartenführer (kolonel) was. Ook smijt Cheyns zowat alle militaire eenheden door elkaar zodat pelotons, compagnies, bataljons, brigades en divisies een pot nat vormen. Zo bestaat een divisie niet uit 150 man maar wel uit circa 10.000 man, zoals hij hardnekkig volhoudt (p. 461). Elders heeft hij het over de Wallonie als over een heus ‘leger’. Een leger telt toch wel 100.000 soldaten. De Wallonie telde nooit meer dan 1500 manschappen.
Fascisme
Ik besef dat ik hierboven zowat de advocaat van de duivel heb gespeeld. Maar een boek dat zichzelf kwaliteiten aanmeet, dienen we dan ook kritisch te bespreken. Globaal kunnen we stellen dat we een aantal aangename uren met ‘Léon Degrelle’ hebben doorgebracht. Het boek is verrijkend en aan te bevelen. Van vooringenomenheid kan de auteur niet beschuldigd worden. Hij deed zijn best om ons een Degrelle voor te stellen zoals we hem kennen uit ettelijke interviews, zie onder meer de schitterende mono(dia)logen die hij met een Maurice de Wilde voerde. In zijn slotbeschouwing stelt biograaf Cheyns dat Degrelle pas vanaf 1941 een fascist kan genoemd worden. Ik meen dat dat al in 1937 het geval was, jaar van zijn politieke duel met Van Zeeland en na zijn ontmoeting met Mussolini. Hoe dan ook blijft Degrelle de meest boeiende Belgische persoonlijkheid van de 20ste eeuw. Als politiek opportunist was hij briljant. De biografie toont dat eens te meer aan.
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.