Leven in de Verbeelding: Gezapige biografie van magistrale schrijfster
Vele Vlamingen lazen in de middelbare school ‘Oeroeg’ van Hella S. Haasse. Aleid Truijens schreef haar biografie.
Hella Haasse (1918-2011) is zonder twijfel een van de belangrijkste Nederlandstalige schrijvers van de tweede helft van de twintigste eeuw. Ze kreeg alle belangrijke literaire prijzen, tot de Prijs der Nederlandse Letteren (2004) toe. Aleid Truijens, die eerder al F.B. Hotz biografeerde, schrijft in Leven in de Verbeelding de biografie van de schrijfster aan wie we onder meer magistrale romans als Het woud der verwachting (1949), Een nieuwer testament (1966) en Heren van de thee (1992) te danken hebben.
Oeroeg
De meeste Vlaamse lezers zullen Hella Haasse echter kennen als de auteur van de novelle Oeroeg (1948). Dat is niet op de eerste plaats omdat het werk in de canon van de KANTL figureert, maar vooral omdat het gedurende decennia een van de meest gelezen boeken in de middelbare scholen was. Het was immers verplichte lectuur en het was een van de dunste boekjes op de leeslijst. Dat het verhaal in 1993 ook nog eens verfilmd werd — zij het niet al te tekstgetrouw — vergrootte de aantrekkelijkheid ervan.
‘Alles wat ik las, was vals’
Zoals bekend, gaat Oeroeg over de vriendschap tussen een Nederlandse jongen en een jonge inlander. Het speelt in de koloniale tijd in de periode tussen de twee wereldoorlogen in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Daar werd Hella Haasse in 1918 geboren en daar bracht ze het grootste gedeelte van haar kindertijd en jeugd door.
Ze groeide er op in een elitaire omgeving en had weinig contact met de Indische bevolking. Dat gegeven gebruikten ze later tegen haar: hoe kon ze zich inleven in Oeroegs wereld als ze die nooit echt had gekend? Het klinkt als recente woke kritiek, maar hij werd ook al meteen na het verschijnen van het boek onverbloemd geuit. Een van die critici was Tjalie Robinson: ‘Alles wat ik las, was vals en nog eens vals’. Ook de biografe geeft toe dat Haasse zich te weinig bewust is geweest van haar geprivilegieerde positie.
Mislukt huwelijk
Toen Haasse in 1938 een beetje tegen haar zin alleen naar Nederland werd gestuurd om er te gaan studeren, kwam ze niet naar een volkomen onbekend land. Ze had er, met tussenpozen, al zo’n zes jaar verbleven. De studie Scandinavische letteren gaf ze na een paar jaar op voor een opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool.
Nederland was ondertussen bezet en het contact met haar ouders werd verbroken. In die periode maakte ze kennis met de jurist Jan van Lelyveld, met wie ze zou trouwen. Als we Truijens mogen geloven, was het een wonder dat dit huwelijk levenslang standhield. Voor de biografe lijkt dit in haar ogen volkomen mislukte huwelijk hét biografische feit dat bijna het hele oeuvre van Hella Haasse beïnvloed heeft. In bijna elk werk ziet ze een afspiegeling van deze mislukte relatie. Voor haar voorts weinig spectaculaire leven zocht Haasse ook compensatie in haar verbeelding. In 1945 debuteerde ze met een dichtbundel, Stroomversnelling, daarna hield ze het bij proza.
Journalistieke aanpak
Het probleem met deze biografie, hoe interessant en vlot leesbaar ze ook is, is voor mij de nogal eenzijdige kijk van de biografe. Zoals in haar biografie van Hotz, die aan hetzelfde euvel lijdt, koos Truijens voor een eerder journalistieke aanpak. Haar onderzoek bestond hoofdzakelijk uit interviews met familie en vrienden van Haasse. Getuigen kunnen vaak wel mooie verhalen vertellen, maar die zijn zelden controleerbaar. De biografe deed ook niet altijd moeite om een en ander te verifiëren.
Zo is er het in de familie Haasse gretig vertelde verhaal van de koninklijke afkomst van ‘oma Cor’. Op het geboortebewijs van die oma stond namelijk ‘vader onbekend’, wat samen met nog wat indirect bewijs leidde tot de ‘koningsdochter’-theorie. Truijens schuift dan zelf koning Willem III of diens zoon als potentiële koninklijke verwekkers naar voren.
Maar of die hypothese plausibel is, toetste ze niet af, bijvoorbeeld bij de biograaf van Willem III, Dik van der Meulen. Op basis van de lectuur van die biografie lijkt het mij tamelijk onwaarschijnlijk dat ‘Koning Gorilla’, of zijn flierefluitende zoon Wiwill, na een ‘romantische liefdesgeschiedenis’ zelfs tot jaren na hun eigen dood nog cadeautjes lieten sturen naar een kind waarvan niemand kon bewijzen dat het van hen was.
Een heerlijk instrument, die shredder
Ook de betrouwbaarheid van haar tweede grote bron, het persoonlijke archief van de schrijfster, stelt Truijens te weinig in vraag. Ze rapporteert nochtans zelf dat Haasse op het einde van haar leven de ‘shredder’ als ‘een heerlijk instrument’ beschouwde, waarmee ze soms dagenlang aan de slag was.
Op deze manier heeft Haasse duidelijk geprobeerd toekomstige biografen een bepaalde richting uit te sturen. Met het verhaal van het rampzalige huwelijk lijkt dat te zijn gelukt. Immers, aan het veel positievere beeld dat Jan van Lelyveld in zijn ongepubliceerde memoires van het huwelijk schetste, lijkt Truijens weinig geloof te hechten. Waarom een ‘prefeministe’ dan haar hele leven bij die verschrikkelijke man gebleven is, kan de biografe niet echt verklaren.
Dat onderzoek wel degelijk loont, bewijst Truijens met haar research naar de openlijke fascistische sympathieën van vader Haasse, waarover Hella nooit met een woord gerept heeft. Het plaatst haar lidmaatschap van de Kultuurkamer — weliswaar als lid van een theatergroep — in perspectief. Truijens’ gezapige aanpak past dan wel weer bij de gematigdheid die Haasse zelf aanhing. Voor uitgesproken standpunten moest je bij haar niet zijn.
Een glas Morgon
Objectief gesproken had Hella Haasse niet te klagen over een gebrek aan erkenning. Ze kreeg niet alleen talrijke literaire prijzen, haar werk had veel lezers in het eigen taalgebied en er volgden ook veel vertalingen ervan. Vooral in Frankrijk – waar ze lang gewoond heeft — oogstte ze veel succes, wat haar zelfs een optreden in Bernard Pivots legendarische tv-programma Bouillon de culture opleverde. Daarnaast mocht ze geregeld op de koffie bij koningin Beatrix, die een grote fan was van haar werk.
Toch stak het haar dat ze niet tot het kruim van de Nederlandse literatuur (‘de Grote Drie’) gerekend werd. Misschien kan het een troost wezen dat ze weliswaar na Gerard Reve en Willem Frederik Hermans, met wie ze goed bevriend was, maar vóór Harry Mulisch een vuistdikke biografie gekregen heeft. Want, zo tekende de biografe op uit de mond van vertaalster Annie Kroon-Bouquet: ‘Het werk van Mulisch kon ze, net als de man zelf, niet pruimen. Ieder jaar als Mulisch de Nobelprijs níét had gekregen, belde ik haar en gingen we vrolijk een glas Morgon drinken, Hella’s favoriete wijn’.
Leven in de Verbeelding, de biografie van Hella Haasse is te koop bij Doorbraak.
Manu van der Aa (1964) is literatuurhistoricus en stichtend redacteur van het literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd. Hij publiceerde o.m. over E. du Perron, Michel Seuphor, Gerard Walschap, Alice Nahon, Paul-Gustave van Hecke en Paul Méral.
Cyriel Buysses anekdotische, autobiografische verhalen over Amerika vallen licht uit, maar Buysse heruitgeven is altijd een goed idee.