JavaScript is required for this website to work.

Nationalisme: een wereldgeschiedenis

Luc Pauwels8/11/2024Leestijd 4 minuten
TitelNationalisme
SubtitelEen wereldgeschiedenis
AuteurEric Storm
UitgeverAlfabet Uitgevers
ISBN9789021343198
Onze beoordeling
Aantal bladzijden704
Prijs€ 49,99
Koop dit boek

Een uitgebreid overzicht van nationalistische stromingen, maar het onderscheid tussen volksnationalisme en staatsnationalisme is niet altijd even duidelijk.

De Nederlandse historicus Eric Storm, hoofddocent algemene geschiedenis aan de Universiteit Leiden, heeft met Nationalisme. Een wereldgeschiedenis een erudiet, encyclopedisch werk neergezet. Een kanjer van meer dan 700 bladzijden, vlot geschreven en goed gedocumenteerd.

Onvermijdelijk zijn er ook leemten en zwakke punten. Dat volgt al uit zijn aanduiding: ‘Ik richt me daarbij met name op hoge cultuur (kunst, architectuur) en meer banale vormen van nationalisme (toerisme, cuisine, wereldtentoonstellingen).’ Storm heeft zeker aandacht voor ‘de vele gezichten van het nationalisme’, maar geeft geen bruikbare bepaling van het nationalisme tenzij — wat te kort door de bocht — ‘gedefinieerd als een streven naar of loyaliteit aan een nationaal gedefinieerde staat’.

En wat met de nationalisten die niet in een nationaal gedefinieerde staat leven? Wat met bijvoorbeeld Vlaams-nationalisten die vinden dat de staat België net níét ‘nationaal gedefinieerd’ is?

Volksnationalisme tegen jakobinisme

Je voelt het conflict volksnationalisme versus staatsnationalisme in de lucht hangen en Storm kent het verschil: ‘De natie bestaat in feite uit de gemeenschap van burgers, de dèmos, en wordt dan ook in de eerste plaats gedefinieerd door de staat. Er zijn ook veel naties die we op een heel andere manier kunnen omschrijven: als een ethnos, een grote groep mensen met dezelfde etnische achtergrond, taal en cultuur.’

‘Staatsnationalisme’ is dan ook een ongerijmd begrip

Dat is inderdaad het verschil tussen volksnationalisme en staatsnationalisme, maar dat zegt Storm niet met zoveel woorden. De term ‘volksnationalisme’, nochtans essentieel voor een goed begrip, komt bij Storm helaas niet voor. Hij heeft ook nergens een etymologie van het woord ‘nationalisme’. Doen we dan maar even in zijn plaats: nationalisme is een vorm van gemeenschapsdenken die uitgaat van wat we geboren zijn. Nationalisme verwijst naar natie en natie komt van het Latijnse nasci, geboren worden.

Daar kan men tegen opwerpen dat deze definitie alleen opgaat voor het volksnationalisme. Dat is juist. ‘Staatsnationalisme’ is dan ook een ongerijmd begrip. Wat men ermee wil aanduiden, kan juister benoemd worden als etatisme of jakobinisme, soms als patriottisme of chauvinisme. Kort samengevat: in deze opvatting bepaalt de staat het volk, en niet het volk de staat. De (volks)nationalist redeneert omgekeerd: het volk dat tot zelfbewustzijn komt, vormt de natie en idealiter krijgt de natie vorm in een eigen staat, door nationalisten de volksstaat genoemd.

Herder, onontwijkbaar

Storm weet dat, maar raakt niet voorbij de gedachte dat dit pas een uiting van de romantiek zou zijn: ‘Na 1815 begon een snelgroeiende groep van romantische auteurs zich te concentreren op verschillen, de erfenis van het verleden en organische groei. Volgens hen had elk taalkundig of etnisch gedefinieerd “volk” zich aangepast aan de specifieke geografische omstandigheden van zijn woongebied, wat in de loop van de tijd had geleid tot een specifiek nationaal karakter, een “volksziel”. Elk volk of elke natie had zodoende zijn of haar eigen unieke cultuur en werd nu dus geherdefinieerd als ethnos.’

Daartegenover staat natuurlijk het historische gegeven dat volkeren sinds eeuwen bestaan, dat volksgenoten die gemeenschap steeds hoog hebben gewaardeerd, dat ze hun volk vaak met de wapens hebben verdedigd en er hun leven voor gegeven. Trouwens, ook in de ideeëngeschiedenis dateren volkeren en naties van vóór 1815. Denken we aan Johann Gottfried Herder (1744-1803), de bekende Duitse schrijver en filosoof. Herder wordt vaak beschreven als de ‘vader van het nationalisme’. Dat klopt als men het over volksnationalisme heeft.

De natie is niets anders dan het volk dat tot bewustzijn is gekomen van zijn identiteit

Herder komt in Storms Nationalisme ruim aan bod, maar we missen het onderscheid tussen volksnationalisme en etatisme dat die zo duidelijk heeft geformuleerd. Herder was tegen elk chauvinisme en verdedigde de diversiteit en specificiteit van de volkeren en culturen ‘die de rijkdom van de aarde vormen’. Hij introduceert de begrippen ‘verwantschap’ en ‘verworteling’ als grondslagen. Staten en regeringsvormen volgen elkaar op, soms zelfs verbazend snel. Maar volkeren leven eeuwenlang, soms zelfs duizenden jaren, want het zijn ‘antropologische constanten’.

Voor Herder is een volk een taalkundige, culturele, geografische en historische gemeenschap die voorafgaat aan elke vorm van staatkundige organisatie. De natie is niets anders dan het volk dat tot bewustzijn is gekomen van zijn identiteit. De enige aanvaardbare en legitieme staat is volgens Herder degene die uit de natie voortkomt en ‘vormgeeft’ aan het volk. Dat is het tegengestelde van de jakobijnse visie waarin de staat het volk bepaalt, en niet het volk de staat.

De vergeten Schotse theoreticus

Wie bij Storm ontbreekt is de man die na Herder zoveel heeft duidelijk gemaakt: John Ferguson McLennan (1827-1881), een Schots jurist, sociaal antropoloog en etnoloog. Hij introduceert het begrip endogamie, dat is trouwen en zich voortplanten binnen de eigen ‘sociale groep’ — hier stam of volk. Met grote gevolgen voor de homogeniteit van een volk door de verdichting van fysische en psychische eigenschappen. De ‘verwantschap’, een van Herders sleutelbegrippen, krijgt hier een wetenschappelijke onderbouwing.

Opvallend is dat Storm haast uitsluitend Engelstalige bronnen hanteert

Bij Storm klinkt dat anders: wetenschappers hanteren nog steeds vooral een etnische of culturele definitie van de natie. ‘Verrassend genoeg gaan veel wetenschappers die zich concentreren op moderne vormen van nationalisme er al evenzeer van uit dat naties een culturele kern hebben. Dit is zelfs het geval bij enkele klassieke modernistische studies die nog steeds als vertrekpunt dienen voor de meeste onderzoeken. Zo dichten Benedict Anderson en Ernest Gellner taal en cultuur een cruciale rol toe.’ Tja, ’toedichten’…

Opvallend is dat Storm haast uitsluitend Engelstalige bronnen hanteert. We missen bijvoorbeeld standaardwerken als Doctrines de nationalisme van Jacques Ploncard d’Assac (1910-2005), L’Europe aux Cents Drapeaux van de Bretoen Yann Fouéré (1910-2011) en Au-delà du nationalisme (1938) van Thierry Maulnier, een lid van de Académie Française. Voor Maulnier ligt aan de oorsprong van de stam, de stad of de natie een ‘homogeen gemeenschapsblok’, een ‘gemeenschappelijke sociale band’, gesmeed door bloed, taal, overtuigingen, verbeeldingskracht en geschiedenis. Dit funderingscement zorgt voor een sterke stabiliteit en eenheid, hoewel altijd relatief.

Ten slotte nog iets over Vlaanderen. Storm schrijft: ‘In bezet België promoveerden de Duitse militaire autoriteiten het Nederlands tot overheidstaal.’ Dat is een oud Franstalig, belgicistisch verhaal, merkwaardig genoeg identiek aan wat men over de taalpolitiek van koning Willem I beweert. En even onjuist. Nederlands als overheidstaal in Vlaanderen, ja, maar niet in heel België.

Die enkele onjuistheden en mankementen verhinderen niet dat het boek van Eric Storm hoe dan ook een klassieker zal worden.

Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties