De Nederlanden kennen geen grenzen
In het jaarboek 2017 van Zannekin zoals altijd aandacht voor de historische Nederlanden, en nu ook voor de taalgrens rond Edingen.
Vandaag wordt Halle de zuidelijkste stad van de Nederlanden genoemd. Nog niet zo lang geleden was dat Edingen. Bij de vastlegging van de taalgrens in 1962 kwam er – ondanks de pogingen van het Harmelcentrum – veel willekeur bij kijken. En politiek getouwtrek. Waarbij de Vlamingen aan het kortste eind trokken. Dat is nog maar eens beschreven in een zopas verschenen bundeling van historische bijdragen.
Taalgrens
Herman Vandormael, gewezen conservator van het kasteel van Gaasbeek, is inwoner van het dorp Sint-Pieters-Kapelle. Het had weinig gescheeld, of zijn dorp zou Franstalig zijn geworden bij de taalgrensregeling. In het parlement steunde men in die tijd op het Harmelcentrum. Dat centrum viel op zijn beurt voor niet-betwiste gebieden terug op de ondertussen afgeschafte talentellingen. Die werden met enige regelmaat uitgevoerd in het oude België. In 1947 gebeurde dat voor de laatste keer. Het Centrum Harmel, waar de legendarische Jan Verroken was aangesteld, kwam in de plaats en stelde een definitieve administratieve taalgrens voor.
Volgens de telling van 1930 waren er 92,1% Nederlandstaligen in Sint-Pieters-Kapelle. In 1947 was dat nog 81,02%. De rest was Franstalig ‘geworden’. De druk van ‘hogerhand’ was groot, zo noteert Vandormael. Sint-Pieters-Kapelle werd niet betwist, ook niet in het parlement, en werd naar (Vlaams-)Brabant overgeheveld. In buurgemeente Bever liep het anders: van 68,72% naar 34,52% in amper zeventien jaar tijd. Dat is ‘natuurlijk het resultaat van vervalste cijfers, gevolg van sociale druk en wat men vandaag morele terreur zou noemen‘. Resultaat: overheveling naar de provincie Brabant, met faciliteiten voor de Franstaligen, al gaven er zich slechts 181 op als eentalig Frans.
Het dorp Mark kende weer een ander verhaal, net als Lettelingen, waar delen van de gemeente perfect naar het Nederlandstalige Vlaanderen hadden kunnen overgeheveld worden. De Franstalige wijken konden dan in Henegouwen blijven. Echter, beide gemeenten kwamen het Waalse Henegouwen toe, na amendementen en stemming in de Kamer. Volksunie-Kamerlid Daniël Deconinck, nochtans van West-Vlaamse afkomst, protesteerde hevig in de Kamer.
En dan was er Edingen, vanouds een Nederlandstalige stad die in de provincie Henegouwen was beland. Zelfs de Franstalige belgicistische historicus Godfroid Kurth stipte in 1898 aan dat het een Vlaamse stad was. Tijdens de telling van 1910 noemden 60,8% van de stedelingen zich Vlaams. In 1930 was dat nog 50,78%, in 1947 … 10,86%. Voor de oorlog zorgde de Vlaams-nationalistische Grensbrigade van VNV-leider Staf De Clercq er voor de nodige agitatie, in het verlengde van de taalgrensacties van Ronsenaar Flor Grammens (vader van de recent overleden Mark). De Franstalige burgerij liet zich ook niet onbetaamd met acties tegen onder andere de Vlaamse school van de Broeders van de Christelijke Scholen. Er moet een ware taalgrensoorlog zijn uitgevochten in die jaren 1930. Net na de Tweede Wereldoorlog, in volle repressietijd, kozen vele Vlamingen voor de reële machthebber, en die sprak in Edingen Frans. (De eerste grote acties van het in 1972 opgerichte Taal-Aktie-Komitee speelden zich trouwens ook in en om Edingen af, amper tien jaar na de vastlegging van de taalgrens. Maar die periode behandelt Vandormael niet meer.)
De Nederlanden werden België
In een andere bijdrage wordt nog maar eens de stelling kracht bijgezet dat ook de Zuidelijke Nederlanden, lang na de splitsing in 1648, nog als ‘Nederlands’ werden beschouwd en de naam ‘Nederland(en)’ bleven dragen. Tot het eind van de 18de eeuw duurde het, eer de termen ‘België’ en ‘Belg’ in zwang kwamen. Maar dan ging het snel.
Ruud Bruijns spitte de archieven uit van (Noord-)Nederlandse kranten in de 17de en 18de eeuw. Al snel werd het hem duidelijk dat na het verdrag van Münster – waar de Republiek boven de doopvont werd gehouden – in de kranten in het noorden, ook het zuiden – inclusief de aan Frankrijk ‘verloren gebieden’ tot de Nederlanden werden gerekend. In tegenstelling tot de berichtgeving over andere landen, vielen de Zuidelijke Nederlanden – vaak onder de naam Oostenrijkse Nederlanden – niét tot de rubriek ‘buitenland’. Noord en Zuid vielen in de berichtgeving beide onder de rubriek ‘Nederlanden’.
We weten al van prof. Hugo De Schepper dat begrippen als ‘Noordelijke’ en ‘Zuidelijke Nederlanden’ niet voorkomen in Nederlandstalige contemporaine bronnen. Bruijns bevestigt dit met zijn studie. De Republiek werd in de 17de-eeuwse kranten vaak de ‘Vrye Nederlanden’ genoemd, of de ‘Vereenigde Nederlanden’. Het begrip Frans-Vlaanderen sloeg dan weer op ‘de staatkundige onderhorigheid aan Frankrijk en niet op taal’, zo stelde Bruijns vast. De berichtgeving over Frans-Vlaanderen liep zeker tot 1792 onder de kop ‘Nederlanden’.
Pas rond 1789 treden begrippen als ‘Belgïe’, ‘Belgium’ en ‘Belg’ in de woordenschat van de Nederlandse pers. In eerste instantie was dat een politiek-ideologisch etiket dat op de vrijheidslievende separatisten uit het zuiden sloeg. Met de onafhankelijkheidsverklaringen van Brabant en Vlaanderen – los van het Habsburgse Oostenrijk – werden de liberale separatisten ‘Belg’ genoemd. Maar ook de Patriotten in het Noorden, in hun strijd tegen Oranje, werden Belg genoemd – later Bataaf. Pas in de winter van 1789-’90, zo stelt Bruijns vast, ‘zien we dat er in Noord-Nederlandse media afwisselend werd verwezen naar zowel Belgen als Nederlanders’, daarbij de geografische en politieke scheiding viserend. In 1790 stelt Bruijns een toenemend gebruik vast van het woord ‘Belg’ en ‘Belgische Provinciën’ voor het Zuiden. Al spreekt de Amsterdamsche Courant dan wel correct van ‘Belgiën en Luik’ – want het prinsbisdom Luik behoorde niét tot de Oostenrijkse Nederlanden. Vooral na de restauratie in 1790, als de Brabantse Omwenteling wordt teniet gedaan, raakt ‘België’ stilaan ingeburgerd in de woordenschat van de Nederlandse pers. Definitief gebeurt dat na 1795, als de Zuidelijke Nederlanden worden ingelijfd bij Frankrijk.
Zannekin
Zopas verscheen het 39ste jaarboek De Nederlanden ‘extra muros’ van de vereniging/stichting Zannekin. Zannekin is een erfgoedgemeenschap, gesneden uit Heel-Nederlands hout. Zannekin kijkt graag over de grenzen en zoekt naar sporen van het Nederlands en de Nederlanden in Frans-Vlaanderen, het huidige Wallonië en de Duitse Gemeenschap, Duitsland. Wie de vereniging op de voet volgt, is vertrouwd met historische begrippen als het Land van Kleef, Oost-Friesland, Abbegem en Terwaan. Allen onderdelen van ‘een krans van landstreken, waarvan sommige tot voor een paar generaties, zelf tot voor weinige jaren Nederlandstalig waren, maar systematisch werden verduitst of verfranst …’
In dit 39ste jaarboek niet enkel de hoger besproken bijdragen, maar ook aandacht voor het Standaardnederlands in het Frans-Vlaams, geuzenliederen, Oost-Friesland, het Nederduitse (Nederlandse) taaleiland Wilamowice (Willemsoog) in het geslaviseerde Zuid-Polen en de tot halfweg vorige eeuw nog aanwezige taaleilanden van de ‘Flandrer’ in het Roemeense Transsylvanië – een relict van Nederlandse emigratie uit 1178!
Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.
Naar goede traditie vindt vandaag voor de tiende keer een grote manifestatie voor meer autonomie plaats in Catalonië. Wat zal de impact zijn?