JavaScript is required for this website to work.

Notre-Dame brûle:  Annaud speelt weer met vuur

Karel Deburchgrave25/3/2022Leestijd 5 minuten
TitelNotre-Dame brûle
RegisseurJean-Jacques Annaud
Onze beoordeling

Het docudrama Notre-Dame brûle is een reconstructie van de uitslaande brand die op de avond van 15 april 2019 ontstond in de Parijse Notre-Dame en pas omstreeks 3 uur onder controle bleek.

De Franse filmregisseur Jean-Jacques Annaud (1943) kreeg in 1976 de Oscar voor beste buitenlandse film voor zijn eerste film Noirs et Blancs en couleur. Daarna blijkt zijn voorkeur voor imposante, spectaculaire films waarvoor hij de wereld moet rondreizen op zoek naar geschikte onderwerpen als The Name of the Rose (1986), naar de roman van Umberto Eco, en avontuurlijke dierenverhalen zoals L’Ours (1988), de tijgerfilm Two Brothers (2004) en Wolf Totem (2015). De strijd om Stalingrad en de ontmoeting met de jonge Dalai Lama Tenzin Gyatso mochten niet ontbreken in Seven Years in Tibet (1997) en Enemy at the Gates (2001).

Atra!

Annauds grootste exploot is echter La Guerre du Feu (1981) over drie Neanderthalers in de prehistorie op zoek naar een vlam die het verloren vuur van hun stam kan vervangen. Ze reizen door de savanne waar ze tijgers, mammoets en kannibalistische stammen tegenkomen. Zou dit de Franse versie van One Million Years B.C. (1966) worden met Raquel Welch in een pelsen bikini of van Caveman (1981) met een knotszwaaiende Ringo Starr? Niets van dat alles! Geen Flintstones-achtige toestanden bij Annaud maar een ernstige, antropologisch verantwoorde studie van onze overgang naar de homo sapiens.

Vandaag, 43 jaar later, blijft deze woordloze film een unicum, met zijn prachtige metaforen voor de evolutie van de seksuele mensaap tot het teder ouderpaar. Slechts één woord wordt er gesproken: ‘Atra’, het Indo-Germaans woord voor vuur. En ja, sindsdien heeft Jean-Jacques Annaud iets met vuur.

Op zijn 79ste haalt hij de inspiratie voor zijn meest ambitieus en adembenemend project met een budget van 30 miljoen euro bij de grote uitslaande brand die op de avond van 15 april 2019 rond 18 uur ontstaat in de Parijse kathedraal Notre-Dame. Een brand die de ziel van de natie beroert, van de hele wereld zelfs. Het hart van Frankrijk staat in brand.

Quasimodo

Het is niet één van de vele Notre-Dames in het land of in de wereld, het is dé Notre-Dame, de enige echte. Het is de Notre-Dame waarover Victor Hugo in 1831 zijn beroemde roman Notre-Dame de Paris schrijft en waarin de gebochelde klokkenluider Quasimodo verliefd wordt op Esmeralda, de mooie zigeunerin. Het is het gebouw dat iets diep spiritueels vertegenwoordigt: Maria, de moeder van Jezus, het teken van de aanwezigheid van de goddelijke Moeder in Frankrijk en dus in heel Europa.

De kathedraal, in vroeg gotische stijl opgetrokken, is in twee eeuwen tijd in 1345 in fases voltooid en ligt op een eiland in de Seine dat nu Ile de la Cité heet. Deze robuuste kolos is een van de beroemdste historische gebouwen ter wereld. Het zijn geen hoop oude stenen, maar een symbool van nationale trots dat voor Parijzenaars, meer nog dan de Eiffeltoren, deel uitmaakt van hun identiteit en bovendien een schatkamer bezit waar relikwieën liggen van Jezus Christus: de doornenkroon, een stukje van het kruis en één van de spijkers die zouden zijn gebruikt bij de kruisiging.

De voorbije eeuwen is het gebouw herhaaldelijk gerestaureerd. Het is tijdens de zoveelste opknapbeurt dat de brand uitbreekt op een plaats waar restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd. Eerst denkt men aan vals alarm waardoor men kostbare tijd verliest. Een bewaker wordt verkeerdelijk naar de zolder van de sacristie gestuurd maar dan verspreidt het vuur zich snel vanuit de zolder boven het middenschip naar het gehele dak. Het houten dakgebinte met zijn fragile structuur, la forêt genoemd, staat dan al in lichterlaaie.

Tijdens de avondmis worden de deuren van de kathedraal abrupt afgesloten terwijl er witte rook uit het dak komt. De witte rook verandert snel in zwarte en vierhonderd brandweerlieden worden ingezet om de brand te bestrijden. Geraken die op tijd doorheen het drukke Parijse verkeer?

Miraculeus

Het feit dat er geen enkele dode of zwaargewonde viel terwijl er gigantische verwoestingen waren, wijst voor velen op een miraculeuze interventie. Net op dat moment wou president Macron op televisie zijn maatregelen toelichten met betrekking tot het protest van de gele hesjes. Het tijdstip was volgens heel wat gelovigen geen toeval. Om 20 uur zou de toespraak aanvangen. Precies één minuut ervoor stort de torenspits neer en gaat, voor het oog van de hele wereld, in vlammen op als een gloeiende, naar de hemel reikende fakkel. Een duidelijke beeldspraak en een les in nederigheid, volgens sommigen.

Precies het tegenovergestelde gebeurde er in de internaatsbrand in Heusden-Zolder in 1974 op 23 januari waar om 23 uur 23 jonge leerlingen sterven, maar waar het gebouw van de slaapzaal volledig intact blijft. De neiging om een goddelijke voorzienigheid in zulke branden te zien, is begrijpelijk, maar het is een minpunt in de blockbuster van Jean-Jacques Annaud. Daar waar hij er met La Guerre du Feu in slaagt zijn film een groots filosofisch elan mee te geven, hoewel velen vreesden voor een stenentijdperkparodie, lukt hem dat niet in Notre-Dame brûle, ondanks de hulp van scenarioschrijver Thomas Bidegain, scenarist van onder meer Un prophète.

Heldhaftige ridders

Annaud en Bidegain volgen de klassieke rampenfilmformule en iconografie à la The Towering Inferno (1974) met de eerbiedwaardige oude dame van Parijs als de koningin die belaagd wordt door het hellevuur maar gered hoort te worden door de oprukkende heldhaftige ridders van de brandweer. Zoals gewoonlijk zijn deze pompiers sapeur terecht de heroïsche helden van het drama, maar uiteindelijk willen we ons ook kunnen optrekken aan gewone personages.

En daar gaat het mis. Aan wie kunnen we ons optrekken? Niet aan de zwarte veiligheidsmedewerker die op zijn eerste werkdag de brand voor het eerst signaleert en telefonisch door zijn vrouw wordt uitgescholden omdat hij die avond weer te laat zal thuis komen. Ook niet aan de kapelaan, bewonderd door een Marrokaanse brandweerman omdat hij zijn leven waagt om de hosties te redden. Zeker niet aan het oude  dametje dat, als een running gag, wanhopig de brandweer belt om haar poesje te redden. En evenmin aan het meisje dat een kaarsje wil aansteken en de brandende kathedraal nog binnenloopt waardoor we als eindbeeld het plaatselijke Madonnabeeld zien wenen, gelukkig niet met tranen van bloed. En dit allemaal onder hemels galmende orgelmuziek uit de pompeuze soundtrack van Simon Franglen.

Spectaculair

Moeten we die identificatie dan zoeken op een hoger niveau? Bij Laurent Prades, de directeur van de Notre-Dame, die nogal onbehouwen met zijn stadsfietsje overal wordt opgehouden en uiteindelijk toch de beroemde Christuskroon redt nadat hij tussen de honderden sleutels de echte sleutel vindt maar de cijfercode is vergeten? Bij Trump, die twittert vanuit het witte huis? Bij Macron die moet speechen? Of bij Anne Hidalgo, de socialistische burgemeester van Parijs én kandidaat voor het presidentschap, die vanuit haar bureau de brand ontdekt? Ook niet! Het is een gemiste kans in deze thriller waarvan we allen het einde al kennen voor we de zaal instappen.

Die gemiste kans is onder meer de sigaret die wordt aangestoken in het eerste beeld van de film waarvan de brandende stomp de kathedraal binnenwaait. Of de duif die de bekabeling doorprikt? En de geruchten dat het een islamitische aanval is op onze christelijke waarden? De terreurgroep IS had al tweemaal ermee gedreigd om de kathedraal in brand te steken.

Wat Notre-Dame brûle toch de moeite waard maakt, is de durf om er een verbluffende, realistisch ogende fictiefilm van te maken, technisch overweldigend door een grandioze cinematografie. Met split screen technieken, tv-journaalbeelden en gsm-opnames van ooggetuigen gemonteerd naast scènes opgenomen in de kathedraal van Sens, Amiens en Bourges en trucages met decorsets van de kathedraal op ware grootte. Daar doen de pompiers bescheiden hun heroïsch, levensgevaarlijk werk en ontwijken het gesmolten lood van de beklede eikenhouten dakconstructie, dat door de waterspuwers stroomt. Terwijl mensen op straat het Ave Maria en Amazing Grace zingen.

Amateurvideo’s

‘Ongeveer 9 procent van de gebruikte beelden in de film is afkomstig van televisie’, meldt Jean-Jacques Annaud. ‘Ik ontving 25.000 amateurvideo’s die werden gesorteerd door een speciaal team onder toezicht van mijn redacteur Reynald Bertrand. Ik heb er ongeveer een uur van gezien en pas nadat ik klaar was met bewerken, heb ik ze toegevoegd.’

Vuur staat niet alleen voor vernietiging maar ook voor vernieuwing. Zal Jean-Jacques Annaud met zijn camera’s ook klaarstaan om de  Notre-Dame als een feniks te zien herrijzen uit haar as?

Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.

Commentaren en reacties