JavaScript is required for this website to work.

Politieke correctheid als maatstaf

Manu Van der Aa23/2/2020Leestijd 4 minuten
TitelKoloniseren om te beschaven
SubtitelHet Nederlandstalige Congoproza van 1596 tot 1960
AuteurLuc Renders
UitgeverGramadoelas
ISBN9789463886666
Onze beoordeling
Aantal bladzijden495

Luc Renders geeft het eerste historische en jammer genoeg moralistische overzicht van Nederlandstalige literatuur over Congo.

Het onlangs verschenen Koloniseren om te beschaven. Het Nederlandstalige Congoproza van 1596 tot 1960 is het eerste gedegen overzicht van wat er in Vlaanderen over Congo geschreven is. emeritus  professor Luc Renders heeft met zijn boek – waarvan nog een tweede deel over de periode na 1960 op stapel staat – dus absoluut pionierswerk verricht. Het is een beetje raar dat hij ervoor geopteerd heeft de poëzie en het theater links te laten liggen, want zo veel is dat niet, maar goed. De hoeveelheid prozateksten die hij verzameld, gelezen en in dit boek soms iets te ruim samengevat heeft, is indrukwekkend.

De auteur zorgde voor een uitgebreid koloniaal-historisch kader, waaruit duidelijk zijn kritische houding blijkt ‘tegenover het kolonialisme en de kolonialistische teksten die deze onderschrijven’ die hij in de inleiding had aangekondigd. Toch blijft hij hier steeds vrij objectief en laat hij met betrekking tot de heikele kwesties – bijvoorbeeld over het aantal slachtoffers dat het bewind van Leopold II zou geëist hebben – verschillende stemmen aan het woord.

Eenzijdige invalshoek

Op deze punten valt er helemaal niets op Koloniseren om te beschaven aan te merken, maar als literatuurgeschiedenis voldoet dit ambitieuze werk helaas niet. En dat heeft alles te maken met de nogal ongelukkige, eenzijdige invalshoek: politieke correctheid. Renders weegt elke schrijver af op zijn al dan niet kritische houding tegenover het kolonialisme.

De aandacht voor de stijl, de esthetiek, de compositie, de literair-historische context of de contemporaine receptie van het besproken Vlaamse Congoproza is summier. Dat betekent dat zo goed als alle schrijvers verweten wordt dat ze geen oog hadden voor de uitbuiting van de Congolees, geen besef hadden van hun eigen misplaatste superioriteitsgevoel en bijgevolg de inheemse culturen miskenden.

Danco

Omdat de literair-historische context zo goed als volledig ontbreekt, kan Renders de romantische koloniale novelle Ook een ideaal (1896) van Pieter Danco makkelijk afserveren, terwijl Danco waarschijnlijk hetzelfde boek zou geschreven hebben als dat zich in Vlaanderen had afgespeeld: de dienstmeisjes zouden dan simpele boerendochters geweest zijn in plaats van Congolese dorpsmeisjes, maar het verhaal zou een even voorspelbaar drakerig einde gekend hebben, waarin iedereen die zich aan de katholieke deugden had gehouden, er goed vanaf kwam. Dat hoorde gewoon zo in het soort literatuur dat Danco en vele van zijn tijdgenoten schreven. Het was de mode. Danco’s boek werd in zijn tijd dan ook overwegend positief onthaald. Maar voor dergelijke beschouwingen is bij Renders weinig plaats.

Dat Renders de strekking van Danco’s roman afweegt tegen één kritische alinea uit de reisreportage En Congolie (1896) van de Franstalige Belgische schrijver-advocaat Edmond Picard is een beetje ongelukkig, vooral omdat Picard niet alleen geen ‘overdreven sympathie voor de Congolees’ koesterde maar een virulent racist, antisemiet en protofascist was wiens standbeeld in het Brusselse justitiepaleis om die redenen in 1994 omvergeduwd werd.

Enkelingen

Het wangedrag van de blanke westerse elite in de kolonie kan natuurlijk helemaal niet goed gepraat worden en verzwegen worden, maar élke literatuurgeschiedenis zou gelijkaardige jammerklachten bevatten, indien ze geschreven zou zijn vanuit dezelfde enge invalshoek. In de negentiende eeuw werden overal in de wereld arbeiders – ongeacht hun huidskleur, geslacht of leeftijd – uitgebuit en mishandeld. Het waren slechts enkelingen, ook onder Vlaamse schrijvers, die zich toen bewust waren van deze wantoestanden en die min of meer bekeken zoals wij dat nu doen with the benefit of hindsight.

Het heeft dus weinig zin om de koloniale auteur Frans Demers verwijten te maken als: ‘Het komt bij de auteur niet op te bedenken dat de Congolees toch wel eens zou kunnen hebben nagedacht […] Demers ziet ook niet in dat deze vorm van bestraffing wel erg zwaar en barbaars is. Zonder scrupules aanvaardt hij de gang van zaken in de kolonie’. Ja, natuurlijk, zoals in andere periodes bijna iedereen, dus ook haast alle schrijvers, talloze zaken aanvaardden die wij nu absoluut niet meer accepteren en zoals wij nu dingen normaal vinden waarover binnen 50 jaar schande zal worden gesproken.

Zelfs een auteur als Cyriel Buysse, die ook kritiek had op het Belgische koloniale systeem, beschreef in zijn naturalistische fictie weliswaar de wantoestanden in de lagere klassen, maar hij deed dat evengoed vanuit het superieure standpunt van de welopgevoede, deugdzame burger tegenover de primitieve volksmens. Laat staan dat de bemiddelde fabrikantenzoon die Buysse was de onderliggende oorzaken van alle ellende – de uitbuiting van de arbeider – expliciet aan de kaak stelde. Daarvoor was het in de Vlaamse literatuur nog enige decennia wachten op schrijvers zoals Louis-Paul Boon en Piet van Aken.

De nikkers

Een van de weinige koloniale teksten die wel door Renders’ politiek correcte beugel kunnen, is precies Piet van Akens Congoroman met de nochtans volkomen foute titel, De nikkers (1959). Het zou interessant geweest zijn, mocht hij zich afgevraagd hebben waarom Van Aken wel die kritische houding kon aannemen en een auteur als Gerard Walschap met Oproer in Congo (1953) niet. Walschap was geen slechter mens of schrijver dan Van Aken. Het grote verschil lijkt me dat Van Aken nooit in de kolonie is geweest, terwijl Walschap er enkele maanden doorbracht en zijn broer er als missionaris actief was.

Dat maakt van Walschap een betrokkene en van Van Aken een buitenbeentje in dit hele overzicht, want zo goed als alle schrijvers die over de kolonie publiceerden, hebben er enige tijd verbleven; een meerderheid van hen heeft zelfs jarenlang gefunctioneerd binnen het koloniale systeem en waren dus medeplichtig. Het is logisch en al te menselijk dat zij het koloniale principe haast niet konden veroordelen. Het tegendeel zou pas verbaasd hebben. Dat begrip ontbreekt bij Renders helemaal en zo wordt hij, ironisch genoeg, zelf slachtoffer van zijn tijd.

Zinloze beschuldigingen

Het fenomeen doet zich immers ook elders voor. Bijvoorbeeld in de beeldende kunsten, waar de invloed van de dekolonisatie- en #MeToo-beweging eveneens tot verkramping en verenging leidt. Over de ‘kunstverpreutsing’ in het bijzonder schreef Elma Drayer onlangs in de Volkskrant: ‘Geen misverstand: dat de tolerantie voor seksueel wangedrag in recordtempo afneemt juich ik alleen maar toe. Maar wie deze nieuwe moraal van toepassing verklaart op de kunsten heeft toch echt enige afslagen gemist. Al helemaal als de makers allang en breed naar gene zijde zijn verdwenen.’ Waarom zou hetzelfde niet gelden voor koloniaal wangedrag?

Julian Barnes ziet het in The Man in the Red Coat (2019) nog breder en vraagt zich af: ‘What is it about the present that makes it so eager to judge the past?’ Alle beschuldigingen, hoe zwaar ook, zijn trouwens zinloos, het verleden ‘never replies, it stays silent’.

Hoe dan ook, dankzij het overzicht van Luc Renders kan iedereen die dat wil zelf in de Vlaamse koloniale literatuur gaan grasduinen en een eigen oordeel vellen – of net niet.

Manu van der Aa (1964) is literatuurhistoricus en stichtend redacteur van het literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd. Hij publiceerde o.m. over E. du Perron, Michel Seuphor, Gerard Walschap, Alice Nahon, Paul-Gustave van Hecke en Paul Méral.

Commentaren en reacties