JavaScript is required for this website to work.

Rondas leest het nieuwe boek van Tinneke Beeckman over postmodernisme

Jean-Pierre Rondas8/11/2015Leestijd 10 minuten
TitelRondas leest het nieuwe boek van Tinneke Beeckman over postmodernisme
AuteurTinneke Beeckman
UitgeverDe Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen
ISBN9789085426097
Onze beoordeling
Aantal bladzijden288
Prijs€ 19.99

Aflevering 1: Vragen van lezende burgers

Tinneke Beeckman, een Vlaams filosofe bekend van haar studies over Spinoza, schreef een boek over het postmodernisme. Dat is vandaag de dag de wereldwijd heersende ideologie die volgens de auteur verantwoordelijk is voor veel wat in de Westerse wereld en dus ook in Vlaanderen verkeerd loopt. En toch is het woord ‘postmodernisme’ niet op de kaft en niet op de titelbladzijde te bespeuren. Het boek heet Macht en onmacht, en het duurt zelfs een tijdje vooraleer de lezer goed in de gaten heeft waarom het zo heet. De ondertitel (Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting) komt al dichter in de buurt, want hij wijst impliciet op een schuldige. Wie of wat pleegt die aanslag? Het verdict van het boek luidt kort en goed: het postmodernisme.

Ik kan een paar heel goeie redenen verzinnen waarom het postmodernisme toch niet in de titel voorkomt. Een –isme, daar hebben uitgevers een hekel aan. Niet sexy. Daarenboven weet niemand nog iets over ‘pomo’.  En voor wie er wel iets van kent, lijkt ‘pomo’ gewoon voorbij. Ik heb het geprobeerd en aan enkele vrienden slimste-mens-gewijs gevraagd vijf sleutelbegrippen bij ‘pomo’ op te sommen. De besten kwamen aan twee, hooguit drie kenmerken. Het houdt de mensen niet meer bezig: zo jaren negentig!

En toch leeft het onderhuids nog, loerend in het struikgewas, smeulend in het kreupelhout. Allesbepalend. Alomtegenwoordig. Sterker dan ooit. Pomo heeft zelfs alle andere ideologieën verdrongen of opgeslorpt. Burgers voelen dat aan, want het postmodernisme heeft inderdaad politieke implicaties. Veel politiek wordt postmodern gestuurd. Burgers hebben er alleen geen weerwerk tegen, want pomo staat verbaal enorm sterk. Het heeft zelfs het verkopen van marktpraat tot kunst verheven. Burgers staan er met open mond naar te luisteren, ze staan voor raadsels bij de interpretatie van wat hen overkomt. Nu, het postmodernisme biedt geen interpretatiekader om levens- en wereldraadsels op te lossen. Het compliceert die raadsels alleen maar. Pomo beschikt immers over een firewall tegen de oplossing ervan, en die wall heet politieke correctheid. Daar weten die burgers geen raad mee.

Vragen van lezende burgers

Ik kan het weten, want ik geef lezingen over een beperkt aantal maar toch heel verschillende (ik schreef bijna ‘diverse’) onderwerpen. Maar waarover het ook gaat, over zingeving of de Baert-doctrine of het imperatief mandaat of over de fiscus in Willy Vandersteens Suske-en-Wiske oeuvre, altijd weer worden me in het vragenuurtje dezelfde problemen voorgeschoteld. In de vorm van waarom- en hoezo-vragen die meestal voortkomen uit onmachtgevoelens. De vraagsteller ziet zich vaak geconfronteerd met iets wat democratie heet en waarvoor hij in theorie dus respect opbrengt – ware het niet dat in de praktijk deze democratie een loopje met hem lijkt te nemen. Ik moet dan onvermijdelijk de woorden ‘postmodernisme’ en ‘multiculturalisme’ laten vallen. Maar dat zijn nu eenmaal –ismen, daar moet ik dus snel overheen, dat wordt te theoretisch, en daarvoor zijn de mensen niet gekomen. En dus blijven ze met hun ongenoegen een beetje zitten. Een kort, snel en afdoend antwoord hebben ze niet gekregen. Kunnen ze ook niet krijgen.

Hoe ik het ook draai of keer, altijd weer kom ik bij die pomo tijdgeest uit. Een obsessie? We zullen zien. Een passe-partout voor alle problemen? Waarschijnlijk niet, want veel van die vragen komen uit dezelfde bron: de burger vertrouwt de media en de politiek niet meer, en hij vraagt zich af waarom. Het is zijn vraag die het antwoord stuurt. 

Pêle-mêle: het antwoord is toch altijd ‘postmodernisme’

Voorbeelden dus.

De meest voorkomende vraag luidt: waarom heeft de Vlaamse culturele wereld samen met de Vlaamse mediawereld zich afgekeerd van de Vlaamse politieke ontvoogding? – Antwoord: omdat deze snobistische wereld het modieuze postmodernisme omarmd heeft.

Vraag: Waarom schaart de hele Vlaamse pers zich achter de idee van open grenzen als het over de vluchtelingencrisis gaat? – Antwoord: omdat het postmodernisme de idee van een grens verdacht gemaakt heeft.

Vraag: Waarom lees je in onze pers nooit eens een kritisch stuk over de politieke correctheid aan Amerikaanse universiteiten die naar onze academische instellingen dreigt over te waaien? – Omdat je aan postmodernisten moeilijk kunt vragen het postmodernisme te ontmaskeren.

Hoe komt het eigenlijk dat verse, pas afgestudeerde journalisten op de VRT en in de kwaliteitskranten zo graag verwijtend goochelen met ‘stereotypen’ en ‘mythes’ en ‘wij-zij-denken’ – allemaal kenmerken van het verwerpelijke Flandre profonde? – Omdat ze afgestudeerd zijn in een geloof, namelijk het postmodernisme.

Waarom doen zowel de universiteiten als de media onverdroten mee met het colporteren van draken van concepten als xenofobie en islamofobie? – Omdat het postmodernisme met deze anticiperende begrippen elk debat kan stoppen.

Waarom worden we door de weldenkende opiniemakers geacht respect op te brengen voor barbaarse gebruiken, als ze maar met de islam in verband gebracht kunnen worden? – Omdat het postmodernisme beslist heeft de barbaarse aspecten van een ‘onderdrukte’ islam niet te willen zien.

Waarom wordt er zelden bericht over de dubbele rechtspraak die in sommige Europese staten (waaronder België) wordt gehanteerd, naargelang van de culturele aanhorigheid van de persoon in het beklaagdenbankje? – Omdat het postmodernisme het multiculturalisme letterlijk opvat als het naast elkaar bestaan van aparte culturen, als ‘apartheid’ dus.

Waarom wordt elk protest tegen deze gang van zaken onmiddellijk als ‘racistisch’ ingeschaald? – Omdat het postmodernisme geen tegenspraak verdraagt.

Waarom hebben volgens de publieke media de burgers uit twee of drie mogelijkheden slechts één terechte keuze? – Omdat het postmodernisme totalitaire trekken heeft. 

Waarom pikken we het dat literaire en andere auteurs zich tegen een specifiek ‘volk’ keren als het ‘verkeerd’ stemt? Waarbij ‘verkeerd’ steevast ‘rechts’ of ‘identitair’ stemmen blijkt te zijn? – Omdat postmoderne auteurs zichzelf beschouwen als een voorhoede die het volk uit de duisternis moet leiden.

Basisbeginselen

Zoveel vragen, voorlopig één antwoord. Om het af te leren, toch nog één vraag die ik uit Tinneke Beeckmans boek pluk. Ze heeft het over het boek van de Franse socioloog Emmanuel Todd, Wie is Charlie? Xenofobie en de nieuwe middenklasse. Ze constateert dat Todd de Charlie-betogers van 7 januari 2015 volgende kenmerken toedicht: ‘hysterisch, lijdend aan een islampsychose, autistisch, egoïstisch, repressief ingesteld, hypocriet en aan een pathologische behoefte lijdend om iemand of iets te haten.’ Mijn vraag lijkt op de vorige: waarom doet deze man dat? En mijn antwoord is navenant: omdat hij in de basisbeginselen van het postmodernisme gelooft.

Welke zijn nu deze basisbeginselen? Vanwaar komen ze? Om op deze vragen te kunnen antwoorden, heeft Tinneke Beeckman haar boek geschreven. Misschien kunt u er alvast aan beginnen.

Over de principes van pomo – eigenlijk een contradictio in terminis – schrijf ik in de volgende aflevering.

 

Aflevering 2: Principes van het postmodernisme

Geen ik, geen zelf, geen ziel.

Geen geest, geen wil, geen zin.

Geen verhaal, geen doel, geen betekenis.

Geen subject, geen persoon, geen identiteit.

Geen taal, geen volk, geen land, geen gemeenschap.

Geen man, geen vrouw. Geen vader, geen moeder. Geen kind.

 

Geen wij.

 

Het einde van de kunst.

Het einde van de geschiedenis.

Het einde van het grote verhaal.

Het einde van de representatie.

De dood van de auteur.

Tegen de metafysica. Tegen de literaire canon. Tegen de grens en tegen het territorium.

Tegen het christendom.

Tegen de universele idealen van de Verlichting.

Tegen het Westen.

Geen waarheid.

 

De waarheid heb ik als laatste bewaard, omdat ze de spil vormt van Tinneke Beeckmans kritiek op het postmodernisme.

Volgens het postmodernisme ‘bestaat’ geen van deze dingen.

Postmodernisme heeft een eigenaardige opvatting over ‘bestaan’. Volgens deze richting heeft niets van wat ooit door mensen is verzonnen, verbeeld, verteld, gemaakt, geconstrueerd, een bestaan. Misschien ‘bestaan’ stenen en rotsen en sterren en het heelal wel, maar zelfs daar ben ik niet zeker van.

Constructie, dus deconstructie

Ik was op zoek naar de principes van het postmodernisme, tot me te binnen schoot dat als het postmodernisme consequent wil zijn, het geen principes kan hebben, alleen aankondigingen van methodes. In de postmoderne literatuur lees je dan ook zelden over principes. Pomo zegt bijna nooit wat het is. Het voelt zich pas lekker als het mag zeggen wat het niet is. Over elk item hierboven vermeld, over elk tegen en elk anti, over elk geen en elk niet, over elk einde en elke dood zijn de afgelopen veertig jaar duizenden academische teksten gepubliceerd. Ik ken geen pomo geschrift dat niet afbreekt of niet deconstrueert.

Ik, zelf, ziel, geest, wil, zin, verhaal, doel, betekenis, subject, persoon, identiteit, taal, volk, land, gemeenschap, man, vrouw, vader, moeder, kind, wij, kunst, geschiedenis, verhaal, representatie, auteur, metafysica, canon, grens, territorium, christendom, Verlichting, Westen, waarheid zijn stuk voor stuk componenten van onze humanisering, onze humaniora, ons humanisme en onze humaniteit. Stuk voor stuk worden ze door pomo verdacht gemaakt. Volgens pomo zijn het constructen die we ons hebben leren inbeelden. Het zijn mystificaties en mythen, geconstrueerd door de Macht. Ze horen dus gedeconstrueerd te worden. Deze deconstructie worden de pomo’s nooit moe. Ze is nooit voltooid, ze gaat almaar door. Het afbraakwerk neemt nooit een einde. Vergeet de Russische nihilisten van Dostojevski, dit wordt het nieuwe nihilisme.

Nooit voordien heeft een denksysteem op zo’n totalitaire wijze alle disciplines van de menswetenschappen doordrongen. Met een vernietigende en culpabiliserende uitleg over het verleden, een moraliserende dwang voor het heden, en een afwezigheid van elk project voor de toekomst. Geen toekomst.

Levend bij epigonen

Was het postmodernisme dan niet verscheidene keren dood verklaard? Door wie wordt het nog verdedigd? Voorstanders theoretiseren er niet meer over, tegenstanders nemen de moeite niet meer het te bestrijden… De grootste tegenstanders (Jürgen Habermas, Ernest Gellner) hadden hun kritiek al in de vroege jaren tachtig in het postmodernisme-debat met Jean-François Lyotard en Michel Foucault geformuleerd. Nadien leken zowel pro als contra uit-getheoretiseerd. Nadien heeft nooit nog een filosoof van naam zich met pomo beziggehouden. Dit debat had ook niets bijgebracht. De pomo’s verloren op alle punten en toch hebben hun epigonen het gehaald.

Er is dus allerminst sprake van een einde van het postmodernisme, integendeel, wel van een verspreiding over de hele aardbol, in alle geesten en in alle disciplines. Pomo is uitgegroeid tot de interpretatieve software par excellence die het marxisme en het christendom heeft vervangen. Architectuur, archeologie, antropologie, feminisme, religie, theologie, muziek, literatuur, geschiedenis en politiek: alles is aangetast door het nihilistische virus van het postmodernisme.

Welweters

De laatste tijd is de besmetting nog moeilijker te bestrijden dan vroeger, want de antropoloog, de historicus, de theoloog, de feminist beschikken allen over hun latente pomo-theorie en praktijk. Vooraleer ze specialist zijn in hun vak, zijn ze postmodernist, constructivist, deconstructivist, cultuurrelativist, of anti-essentialist. De gevaarlijkste pomo’s zitten dan ook niet meer bij de filosofen (het is daar een droefenis) maar bij de beoefenaars van de ‘welweterswetenschappen’, voornamelijk de politicologie, de literatuurwetenschappen en de historiografie. Zij zijn het die het verwoedst zwaaien met pomo-dooddoeners als de stereotiepen, de stigmatisering en het ‘wij-zij-denken’. Zij leveren ook de meeste studenten af.

Nog erger is dat de pers bevolkt wordt door afgestudeerden in deze moraline-richtingen die op hun beurt tenslotte de agenda-setting van de pers bepalen. En van de pers naar de politiek is maar een stap. Zo komt het dan, dat onwetende volksvertegenwoordigers van alle partijen in het parlement pomo-standpunten staan te reproduceren.

Tinneke Beeckman heeft het debat van de jaren tachtig opgenomen, maar dan wel in de ingewikkelde situatie van vandaag, waar het pomo diffuser en fundamentalistischer is geworden dan toentertijd. In de volgende aflevering probeer ik haar boek ook echt te bespreken. Wat exact verwijt zij aan deze doodgravers van de Verlichting? 

Aflevering 3:

Het Pontius-Pilatische postmodernisme

Tinneke Beeckman heeft een kritiek van het postmodernisme geschreven, en het was lang geleden dat iets dergelijks het licht had gezien. Ze werd daartoe aangespoord door de recente gebeurtenissen van eind 2014 en begin 2015, met de islamistische aanslagen op Charlie Hebdo, de grote Je suis Charlie-betogingen, en vooral door de pas d’amalgame-reacties van postmodernisten als Emmanuel Todd op de deelnemers aan deze betogingen. De eerder theoretische bezwaren die de socioloog-filosoof Jürgen Habermas vanaf 1980 had geformuleerd tegen de vrijblijvende spielereien van het postmodernisme van een Lyotard, een Derrida of een Rorty werden plots opnieuw pregnant van ernst en hoogdringendheid – maar dan in de nieuwe, hedendaagse context waarin het postmodernisme de tijdgeest is gaan bepalen. Beeckmans boek is een rationalistische daad van verzet tegen ‘de hedendaagse aanslag op de Verlichting’, zoals ze het zelf stelt. Dit was ook Habermas’ grootste bezwaar tegen Michel Foucault (aan wie Beeckman nogal wat aandacht besteedt).

In het eerste deel van het werk stelt de auteur haar basisvraag, namelijk wat dan voor het politieke leven de blijvende waarde is van zo’n postmoderne analyse. In een eerste fase spitst ze de vraag suggestief toe: maakt de postmoderne methode een filosofisch en politiek project mogelijk dat onmacht doet afnemen en wantoestanden verbetert (blz. 38)? Het antwoord op zo’n vraag kan onmogelijk positief luiden, en dat wordt bevestigd waar ze in een tweede fase stelt dat het postmoderne denken niet de wapens levert voor de conflicten die de samenleving verdelen (blz. 42). In de laatste fase van deze stapsgewijze benadering stelt ze boudweg dat het postmodernisme de emancipatie juist verhindert. Dat is een zeer streng verdict, tegenover een beweging die in eerste instantie als bevrijdend was gedacht.

Postmodernisme bestreden met zijn eigen ressentiment

Om dit te kunnen doorzien, toetst ze de premissen van het postmodernisme aan zijn belangrijkste inspirator, Friedrich Nietzsche. Ze keert diens ‘omwaardering van alle waarden’ (Umwertung aller Werte) tegen zijn eigen postmoderne geesteskind. Ze keert de omkeringen van het postmodernisme (cf. mijn vorige bijdragen) weer om, en richt ze op het pomo zelf. Nietzsche had bijvoorbeeld het christendom een slavenmoraal verweten. Beeckman laat Nietzsche nu het postmodernisme zelf als een slavenmoraal veroordelen, compleet met priesterlijke en levensontkennende waarden.

Bij de slavenmoraal hoort het ressentiment: nog zo’n Nietzscheaanse categorie. Volgens hem was de christelijke moraal ontstaan uit een wrokgevoel tegenover de ‘voorname moraal’ van de machtigen en de heersers. De christen gedraagt zich als ressentimentsmens en als gemelijk, onschuldig slachtoffer. Beeckman evoceert in krachtige penseelstreken hoe precies het slachtofferschap de enig overgebleven morele categorie van het postmodernisme is geworden, en hoe dit minderheids- en slachtofferdenken zélf als het hedendaagse ressentiment kan beschouwd worden. Ook hier moeten we denken aan de huidige kaste van lekenpriesters en ‘moraaltrompetters’ die we in de media en aan de universiteiten terugvinden.

De waarheid, en niets dan de waarheid

Macht en onmacht is inderdaad een verkenning, en het kan ook niet anders dan dat de auteur sans gêne een intuïtief waarheidsbegrip hanteert. Wat contra-intuïtief is lijkt geen waarheid te zijn. Waarheid figureert voornamelijk als pendant van, en als antidotum voor pomo. Waarheid is een van die ‘dingen’ die voor pomo niet bestaan; voor pomo is waarheid juist de belangrijkste schietschijf. Beeckman maakt er een pijl van die het pomo in het hart treft. Haar uiteindelijke doelstelling wordt almaar duidelijker, namelijk met behulp van de notie waarachtigheid ‘het postmoderne relativisme een halt toe te roepen’ (blz. 49), ten dienste van de democratie. Want waarheid en democratie gaan samen. Zonder waarheid, geen democratie. Met postmodernisme, geen democratie.

Ook in dit verband zijn de stadia onontwijkbaar. Het eerste stadium is dat pomo zowel het denken als het democratisch bestel op de helling zet. Het tweede, dat de postmodernisten geleidelijk aan de democratie ook echt hebben ondermijnd. Het derde stadium is, dat met pomo-uitgangspunten niemand nog een politiek alternatief kan bedenken (blz. 56). En het vierde, dat pomo de rationele uitkomst van het politieke debat onmogelijk heeft gemaakt (blz. 63). In de journalistiek heeft pomo immers de waarheden over vandaag vergiftigd, en in de geschiedschrijving de waarheden over vroeger uitgewist. Tinneke Beeckman pleit voor het nut van de historie voor het leven.

Linkse paradigma’s en paradogma’s

Langs haar neus weg, stelt ze ergens dat de postmodernen ‘links’ vertegenwoordigen in het politieke spectrum. Tegelijkertijd spreekt ze ook over de moord op de Charlie-redacteuren als het definitieve einde van de spirit van ’68. Dit verbergt een beetje dat pomo zelf een rechtstreekse erfgenaam van ‘68 is, en dat de meeste constructietheorieën samen met de deconstructiemethode door marxisten en neomarxisten werden opgesteld. Daarmee heeft het socialisme een adder aan zijn borst gekoesterd. Links kan in geen enkele vernieuwingspoging slagen zolang het blijft meedoen aan postmoderne discoursen en praktijken. Maar het ziet er omgekeerd zelfs naar uit dat pomo links aan het overnemen is. De meeste neomarxisten beseffen niet, of willen niet weten dat ze volgens strikt pomo-paradigma’s aan het redeneren zijn – de auteur geeft daar twee uit het leven gegrepen en herkenbare voorbeelden van.

Grote verhuis

Met haar Spinozaboek heeft Tinneke Beeckman zich op de kaart gezet als publiek intellectueel en filosoof in de Lage Landen. Doordat ze haar sérieux allang bewezen heeft, is ze ook in staat geweest de typische contextualisering (mét culpabilisering en guilt by association) waar pomo zo goed in is, althans voorlopig te ontwijken.

Nu heeft ze daar een geschrift aan toegevoegd dat in het publieke debat zal meetellen omdat ze met haar analyse van pomo als minderheden- en slachtoffercultus naar het hart van het probleem gaat, en omdat ze zich tegen een mentaliteit keert die de hele wereld overheerst. Ze koppelt een grandioos requisitoir tegen het relativisme aan een schitterend pleidooi voor waarachtigheid als voorwaarde tot vrijheid.

Daarenboven toont ze aan, dat het vrije woord en de vrije kritiek allang hun veilige ‘linkse’ woonst hebben verlaten, en dat de kritische mening naar het pomo-kritische kamp is verhuisd. Met dit werk heeft ze de meubelen helpen inladen.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties