’t Was maar een IDEA
Titel | 't Was maar een IDEA |
---|---|
Auteur | Abraham F. LOWENTHAL |
Uitgever | Polis |
ISBN | 978-94-6310-036-6 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 586 |
Prijs | € 24.95 |
Het is niet omdat rond de pr-achtergrond van een boek een fikse rel ontstaat dat het daarom per definitie een goed boek zou zijn. Of een slecht. Het kan ook gewoon een teleurstellend boek zijn, omdat het niet beantwoordt aan de opgeklopte verwachtingen. Dat is het droeve lot geworden van De weg naar democratie: een fascinerend idee als uitgangspunt, maar vervolgens te oppervlakkig uitgewerkt om wetenschappelijk te zijn, en te braaf om voor kritische journalistiek te kunnen doorgaan.
Het is niet omdat rond de pr-achtergrond van een boek een fikse rel ontstaat dat het daarom per definitie een goed boek zou zijn. Of een slecht. Het kan ook gewoon een teleurstellend boek zijn, omdat het niet beantwoordt aan de opgeklopte verwachtingen. Dat is het droeve lot geworden van De weg naar democratie: een fascinerend idee als uitgangspunt, maar vervolgens te oppervlakkig uitgewerkt om wetenschappelijk te zijn, en te braaf om voor kritische journalistiek te kunnen doorgaan. Dat is bijzonder jammer, én van het puike idee, én van het ‘bangelijk’ vele geld dat er tegenaan is gegooid.
Het loont zeker de moeite dat idee van naderbij te bekijken. Of liever: het IDEA dat dit boek schraagt.
Dat letterwoord staat namelijk voor een internationaal instituut met hoofdzetel in Stockholm en de Zweedse regering als belangrijkste financier. Voluit heet het: (International) Institute for Democracy and Electoral Assistance: een intergouvernementele organisatie die wereldwijd democratische instellingen ondersteunt. Hoe die nobele doelstelling wordt aangepakt wil IDEA graag samenvatten in het begin van het boek. De bekoring is groot om die tekst integraal te citeren (ook vanwege wat verderop ter sprake komt) maar dat zou te ver leiden.
Het is in elk geval een fascinerend idee om een uitgelezen gezelschap mensen aan het woord te laten die een belangrijke of zelfs cruciale rol hebben gespeeld in de (min of meer) geweldloze overgang van een dictatoriaal naar een (min of meer) democratisch regime. ‘Wereldleiders’ is wellicht een te vleiende omschrijving, maar als die mensen uitvoerig terugblikken op de ’transitie’ dan kan iedereen daaruit wel wat leren. En hopelijk vooral andere democraten die tegen een dictatoriaal regime moeten opboksen. Hoop doet leven; inzichten helpen overleven.
Terugblik
Concreet komen in dit boek dertien voormalige presidenten en premiers van negen landen aan het woord, die een transitie naar democratie hielpen verwezenlijken in Brazilië, Chili, Mexico, Ghana, Zuid-Afrika, de Filippijnen, Indonesië, Polen en Spanje. Terecht heeft ook een vergelijkend hoofdstuk over de rol van vrouwenactivisten een plaats gekregen.
De opsomming maakt duidelijk dat het om erg uiteenlopende uitgangssituaties ging. Maar het opzet van de beide samenstellers was uiteraard om te onderzoeken wat uit een vergelijking van zo’n verschillende situaties kan worden geleerd, want dàt is dan van algemene waarde. Daarom hebben zij er goed aan gedaan niet met een stroeve vragenlijst te werken, maar in diepte-interviews toch bepaalde vragen en thema’s systematisch aan bod te brengen.
Want hoe interessant ook elk individueel beeld mag zijn, het is de ’transversale’ lectuur van die uiteenlopende verhalen die deze verkenning zo uitzonderlijk maken.
Nu ja, uitzonderlijk … Het klopt allicht wel dat nooit eerder diepte-interviews met zoveel cruciale spelers in één publicatie werden samengebracht, telkens voorzien van een rudimentaire situatieschets en ’tijdlijn’, en afgerond met een opstel waarin de samenstellers proberen duidelijk te maken wat uit een vergelijking van die gevallen te leren valt voor andere situaties. Die aanpak had (mede dankzij de indrukwekkende financiële middelen die ervoor werden voorzien) een ophefmakend boek kunnen opleveren, dat een ‘klassieker’ had kunnen worden inzake transitieprocessen.
Quod non, helaas. Dat teleurstellende resultaat is aan drie factoren te wijten. Op de eerste plaats is het ronduit ergerlijk hoe braaf de samenstellers-interviewers zijn gebleven in hun gesprekken. Zij brengen wel (min of meer systematisch) bepaalde vragen te berde, maar laten vervolgens de geïnterviewde aan het woord zonder kritisch op de antwoorden in te gaan. Aangezien de gesprekspartners de garantie hadden gekregen dat ze de tekst konden nalezen vooraleer hij zou gepubliceerd worden was een voorzichtige aanpak onvermijdelijk; anders was er wellicht helemaal geen boek geweest. Dat is een probleem dat elke ernstige journalist kent. Maar eigenlijk zouden deze ‘staatslieden’ – die toch allemaal ooit serieus hun nek hebben uitgestoken – het gewoon beledigend moeten vinden dat ze met zoveel schroom worden bejegend. Want als de diplomatieke bekommernis elke kritische vraag én navraag verdringt, wordt zelfs een weinig veeleisende lezer kregelig. Als zelfrechtvaardiging, zoutloos feitenrelaas en anecdotiek gaan overheersen worden de opeenvolgende verhalen niet alleen minder interessant maar vooral ook minder leerrijk. Terwijl dat officieel toch het opzet was…
Beperkt leerrijk
Hetzelfde geldt voor de algemene conclusies die de samenstellers proberen te distilleren uit de vergelijking van zo uiteenlopende concrete histories. Wie uit sterk verschillende processen lessen wil trekken die ook in andere situaties nuttig kunnen zijn, moet er zich terdege voor hoeden niet in algemeenheden te vervallen die weinig meer zijn dan evidenties. Dat je als opponent van een regime coalities moet smeden met andere opponenten, dat je gebruik moet maken van onenigheden binnen het heersende regime, dat druk van buitenuit een grote – maar zelden beslissende – rol kan spelen, dat de transitie staat of valt met (tenminste een voldoende mate van) controle over de strijdkrachten, de veilgheids- en politiediensten … Om dat te begrijpen heb je, eerlijk gezegd, geen Patricio Aylwin (Chili) of Felipe Gonzalez (Spanje) nodig.
Hoe het nieuwe, min of meer gedemocratiseerde regime vervolgens het hoofd moet bieden aan de sociaaleconomische problemen die zich ondertussen hebben opgehoopt, dat is een ander paar mouwen. En daar zit de derde tekortkoming van dit boek. Transitie wordt hier zeer formeel bekeken : hoe kan binnen het juridische kader van het heersende regime een overgang worden bewerkstelligd naar een meer gedemocratiseerd regime.
Het formele, constitutionele aspect komt uitvoerig aan bod; aan sociale strijd en economische belangentegenstellingen voor én na de transitie wordt daarentegen betrekkelijk weinig aandacht besteed. De democratie die moet worden tot stand gebracht, uitgebreid of hersteld is een louter formele democratie. Niet minder, niet meer. Voor mensen die nooit vrije verkiezingen hebben gekend – of die zwaar te lijden kregen omdat ze daarvoor opkwamen – betekenen vrije verkiezingen ongetwijfeld een geweldige overwinning. Ze openen een horizont van hoop. Maar wanneer nadien blijkt dat voor de overweldigende meerderheid van de bevolking de transitie geen noemenswaardige lotsverbetering met zich brengt, dan dreigt de hoop te verzuren tot frustratie en wanhoop. Zie ‘Arabische Lente’ …
Bloedeloos
De lezer krijgt trouwens vrij snel de indruk dat voor de auteurs – en vermoedelijk ook voor IDEA – democratie gelijk staat met vrijemarkteconomie. Zij zijn waarachtig niet de eersten die dat beweren; en ‘à la limite’ kan daarover een hartig woordje gediscussieerd worden. Maar als – bijvoorbeeld – de NAFTA (North Atlantic Free Trade Association) wordt aangehaald als instrument voor de democratisering van Mexico wordt het wel erg cynisch.
Indien uit de diverse verhalen (want ‘gevallenstudies’ kan je deze beate interviews echt niet noemen) één essentieel inzicht te halen valt is hetwel dat van een transitie pas sprake kan zijn wanneer bij (tenminste een deel van) de heersende elite het inizcht is gerijpt dat de bestaande toestand niet langer houdbaar is. Dat heeft doorgaans weinig met morele overwegingen te maken maar veeleer met inschatting van de verschuivingen in de krachtverhoudingen op zowel sociaal, economisch, politiek als internationaal vlak.
Merkwaardig genoeg is dat inzicht trouwens (volgens de gangbare theorieën) ook het scharniermoment bij uitstek in de aanloop naar een revolutie. Daar ligt dan ook ten dele het verschil tussen beide processen. Indien het hervormingsgezinde gedeelte van de heersende elite (doorgaans ook aangepord door buitenlandse factoren) sterk genoeg is om zich aan een herverdeling van de macht te wagen én die door te zetten, is een transitie mogelijk. Indien de hervormingen ’te beperkt en te laat’ komen, kunnen de revolutionairen hun kans wagen.
In die samenhang verdient ook de kwestie van het individuele leiderschap aandacht. De betekenis daarvan mag zeker niet worden onderschat. Maar het getuigt van weinig sérieux wanneer – zoals in dit boek – alleen dàt aspect wordt beklemtoond in transities, terwijl de betekenis van massale mobilisatie – inclusief onlusten en repressie – nauwelijks aan bod komt. Toegegeven: de schets van negen (min of meer) geslaagde transities hoeft niet persé een vehaal te zijn van bloed en tranen, van ‘goeien en slechten’; maar deze salongesprekken zijn echt wel het andere uiterste.
Bedenkelijk
Dát is het: dit is een salonboek, geen handleiding. Voor ernstige historici is het nauwelijks bruikbaar, en enkele anecdootjes veranderen daar niets aan. En dissidenten in andere situaties zullen hier vermoedelijk niets uit leren dat ze als niet zelf hebben ondervonden. Het zou wel heel onvriendelijk zijn dit een volstrekt overbodig boek te noemen. Maar de vraag blijft of de honderdduizenden euro’s die het boek – met name aan promotie – heeft gekost niet beter konden besteed worden aan (dixit IDEA) ‘de versterking én de capaciteit, legitimiteit en geloofwaardigheid van de democratie’. Los van het ruim half miljoen euro voor honoraria en onkostenvergoedingen voor samenstellers en medewerkers, werd (volgens de Zweedse krant Dagens Nyheter) aanvankelijk 126 000 euro uitgetrokken voor een door secretaris-generaal Yves Leterme aangetrokken West-Vlaamse ‘consultant’ die de internationale promotie van het boek zou verzorgen. Toen daar weinig of niets van terecht kwam werd (tegen de zin van Leterme) het contract herzien, en zowel de doelstelling als het bedrag teruggeschroefd. Hoeveel het uiteindelijk is geworden kan u wellicht vernemen bij Koert Debeuf. Als voormalig kopstuk van de CVP-jongeren en later medewerker van Guy Verhofstadt en van de liberale fractie in het Europees Parlement is hij alvast een ervaringsdeskundige inzake transitie …
Een schandaal ? Op zijn minst erg bedenkelijk. Maar dat de vaderlandse gestroomlijnde pers aan een en ander nauwelijks aandacht heeft besteed komt niet echt als een verrassing …
Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.
Roger Bourgeois speelde een belangrijke rol bij de linkse ‘Vlaamse Demokraten’ in de jaren ’60 van vorige eeuw.