The Painted Bird
Een monumentale verfilming: onthutsend, meeslepend, aangrijpend, beklemmend en beangstigend eigentijds.
Het van 1965 daterende boek De geverfde vogel (The Painted Bird) van de joods-Poolse, naar de VS geëmigreerde schrijver Jerzy ‘Kosinski’ Lewinkopf (1933-1991) is – in de eerste plaats in Polen – omstreden. Maar om de verkeerde redenen. En misschien daarom pas nu verfilmd?
Vanuit het oogpunt van een kind
Wat de auteur in zijn overbekend boek beschrijft vanuit het oogpunt van een kind van amper zes jaar oud is pure fictie, verzonnen dus. Al lijkt het hele verhaal van de door een vijandige wereld zwervende jongen sterk autobiografisch. Dat is het hoegenaamd niet. Waar noch wanneer het verhaal zich precies afspeelt wordt in de film aangegeven. En door het feit dat de film helemaal in gestileerd zwart-wit is gefilmd wordt hij bovendien ook nog eens uit een specifiek tijdskader gelicht. Al is er bijzonder weinig fantasie voor nodig om te beseffen dat alles wat het jongetje moet doorstaan echt had kunnen gebeurd zijn en – jammer genoeg – nog altijd gebeurt. Elke dag opnieuw. Overal in de wereld. Dat maakt boek en film universeel.
Het misverstand werd nog aangewakkerd omdat de schrijver op het ogenblik dat het Duitse nazi-leger Polen onder de voet loopt, de aanloop voor de Tweede Wereldoorlog, zelf eveneens zes jaar was, precies de leeftijd van de jongen uit het verhaal. En dat ook hij, de auteur zelf, een tijdlang in zijn geboorteland Polen heeft rondgedoold. Dat een schrijver om die redenen onder meer leugenachtigheid wordt aangewreven is al te gratuit en niet ter zake.
Onschuld
Al meteen in The Painted Bird van de Tsjechische cineast Vaclav Marhoul staat het hoofdpersonage, een jongetje van amper zes jaar oud, er helemaal alleen voor. Hij is vanuit de stad naar het plateland gestuurd opdat hij daar veilig zou zijn voor een ontsporende wereld, voor al het naderende onheil dat zich al langer heeft aangekondigd. Heel even lijkt hij ook beschermd. Hij heeft onderdak gevonden bij een oude boerin en hier en daar steekt hij op de boerderij een handje toe.
Hij speelt ‘s avonds piano en viool. Zij houdt hem voor: ‘Je blijft maar even!’ Tot de oude vrouw plotseling sterft en de hele boerderij daarbij ook nog eens tot op de grond afbrandt. De jongen is alles kwijt, staat letterlijk en figuurlijk op straat, weet niet eens waar hij is en waar hij naartoe kan. Wanneer hem later in het verhaal herhaaldelijk wordt gevraagd waar hij naar onderweg is, maakt hij duidelijk: ‘Naar huis’. En als hem dan vervolgens de vraag wordt gesteld waar dat dan is haalt hij de schouders op …
Madonna met kind
Daar begint pas echt het dolen van het jongetje, dat dus al eerder uit zijn veilige gezinscocon is gehaald en weggestuurd, ver van huis. Alleen al door zijn prille leeftijd en zijn jeugdig voorkomen straalt hij de onschuld uit van een pasgeboren lam.
Ronduit traumatisch moet het zijn wat de jongen daarna helemaal in zijn eentje te verduren krijgt en moet zien te overwinnen. In het eerste het beste dorpje waar hij verzeilt, aanzien omstaanders hem al onmiddellijk door zijn ravenzwarte haar als … de duivel: ‘Hij zal ons alleen maar ongeluk brengen!’, gonst door het dorp. En dat niettegenstaande de wegwijzer op zijn pad bestond uit de beeltenis van madonna met kind. In plaats van in een warm nest terecht te komen, onthaalt het boerenvolkje hem bijzonder vijandig. Ze zien hem als de verpersoonlijking van het kwaad dat bij de koeien een ziekte heeft veroorzaakt en de veestapel heeft behekst.
Calvarietocht
Wat de jongen nadien moet doormaken is een catalogus van gruwel, menselijke onhebbelijkheden en alle mogelijke wreedheden tegen mens en dier. Van bijgeloof, exploitatie, hebzucht, vooroordelen, ziekelijke jaloezie, familiaal geweld, verkrachting, doodslag, moord, willekeurig geweld, misbruik … En dat terwijl overal waar het jongetje – zonder naam, zonder identiteit – aanbelandt er kruisbeelden met de lijdende Christus aan de muur hangen. Voor het eten slaan de mensen een kruisteken en danken de Heer voor zijn goedheid.
Wat ze daarna doen is allerminst fraai en al helemaal niet in de geest van Christus. Wat de jongen zelf moet ondergaan of waarvan hij getuige is grenst aan het ongelooflijke. Zijn dolen door het land, door een onbestemde wereld wordt een lijdensweg, een nachtmerrie om niet te zeggen een ware calvarietocht: ook zijn kruis is zwaar, loodzwaar. En door hier en daar mishandeld te zijn is hij stom geworden.
De geverfde vogel
Zowat overal waar hij komt wordt de jongen uitgespuwd, vervolgd of ontsnapt hij maar ternauwernood aan een gewisse dood. Goedheid vindt de jongen bij individuen. Zo krijgt hij kleren van een molenaarsvrouw (‘Onze zoon is overleden’), spaart een (Duitse) soldaat zijn leven, neemt mijnheer pastoor hem in bescherming en krijgt hij niets dan liefde van een jong meisje… Maar niet zelden wordt dat doorkruist door uitbuiting, berekening en zelfzucht. Gaandeweg heeft de opgroeiende jongen geleerd op zijn hoede te zijn, wil hij overleven. Om uiteindelijk van een soldaat (van het Rode Leger?) die zich gaat wreken – verborgen als sluipschutter schiet hij ettelijke willekeurige dorpelingen zomaar dood – te leren: ‘Oog om oog, tand om tand!’
De scène waar zowel de roman als de film zijn titel aan te danken heeft is cruciaal voor de betekenis van het opgetekende verhaal. De jongen belandt nadat hij op een dwingende vraag: ‘Ben jij een zigeuner?’ heftig met het hoofd nee heeft geschud bij een vogelvanger. De man toont de jongen hoe hij de vleugels van een vogel met wit smeersel inwrijft en laat hem daarna laat terugvliegen naar een zwerm soortgenoten die hem evenwel niet herkennen, hem ervaren hem als een indringer, als een vreemde. Ze pikken hem zolang tot hij dood uit de lucht, op de grond valt. Een scène zo mooi gefilmd, van een gruwelijke schoonheid.
Brueghel
Onwillekeurig doet de film denken aan het van 1562 stammende schilderij . Bijna alles wat op het prachtige, zinnebeeldende tableau te zien is zit bijna in de ene of andere zin in deze meesterlijke film.
The Painted Bird, een epische kroniek opgedeeld in hoofdstukken met als hoofding de namen van de belangrijkste personages die de jongen ontmoet, is van alle tijden. Wie zijn geschiedenis wat kent, beseft dat de jongen joods is en dat hij door enkele landen van Centraal Europa zwerft: Polen, Tsjechië, Slovakije, Oekraïne … tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog, van 1939 tot 1945 ongeveer.
En dat de jongen een metafoor is voor de verstotene, de vervolgde mens waar ook ter wereld. Behalve een geografische dooltocht is het tevens een reis door de tijd. Onrecht is immers van alle tijden.
Als filmvertelling is The Painted Bird monumentaal: onthutsend, meeslepend, aangrijpend, beklemmend en beangstigend eigentijds.
Freddy Sartor (1952) is beroepsjournalist, oud-hoofdredacteur van de filmtijdschriften Cinemagie (ex-MediaFilm) en het maandblad Filmmagie, tot 2006 bekend als Film & Televisie. Hij heeft een hart voor de Europese film en wereldcinema.
Het psychologisch drama ‘Milano’ schetst de problematische relatie van een afwezige, alleenstaande vader met zijn dove puberzoon.