JavaScript is required for this website to work.

Val van Romeinse Rijk degelijk en leerzaam in beeld gebracht in Trier

John De Wit15/11/2022Leestijd 4 minuten
Titel Der Untergang des Römischen Reiches
DataDe tentoonstelling loopt nog tot 27 november.
Onze beoordeling

Tentoonstelling in Trier laat in drie musea, op informatieve wijze en zonder populaire versimpeling, de val van het Romeinse wereldrijk zien.

Nog tot 27 november loopt in Trier een driedelige tentoonstelling over de val van het West-Romeinse rijk in 476. Een oerdegelijk Duitse tentoonstelling die alvast de verplaatsing waard is.

Theorieën door de tijden heen

In de cataloog bij de tentoonstelling maakt de Weense mediëvist Walter Pohl gewag van zo’n 227 theorieën over de val van het West-Romeinse rijk. Het gaat van toenemende decadentie, over verwaarlozing van het rijk door een christendom dat zich op het hiernamaals richt, over het gebrek aan hygiëne met talloze dodelijke ziektes tot gevolg, de klimaatwisseling, de loodvergiftiging, te veel aan bureaucratie, te hoge belastingen, te veel burgeroorlogen en zoveel meer.

In de negentiende eeuw schreef men het verval vooral toe aan barbarenstammen die het rijk binnenvielen. Maar toch hield het Oost-Romeinse rijk met zijn oninneembare hoofdstad Constantinopel nog bijna duizend jaar langer stand dan het West-Romeinse. En daar waren ook invallen! De theorie over de barbaren wordt nu sterk genuanceerd: Walter Pohl stelt dat de invallen zowel gevolg als oorzaak van het West-Romeinse verval waren. Het gaat er immers vooral om hoe de Romeinse keizers die invallen hebben opgevangen. En op dat vlak liep er van alles scheef. Nogal wat historici wijten de val van Rome aan de toenemende burgeroorlogen tussen keizers en legerhoofden. Keizers die soms maar tien jaar oud waren. Kindkeizers en soldatenkeizers die elkaar bevochten. Ook de verovering van Noord-Afrika door de Vandalen in 429 was cruciaal: hierdoor viel de graanhandel vandaaruit stil net als een hele reeks belastingen.

Militaire dictatuur

De recruteringsproblemen van het leger spelen eveneens een belangrijke rol. Want Rome was sinds Caesar een militaire dictatuur.  Zijn opvolger Augustus noemde zich dan wel een princeps inter pares, maar dat was flauwekul. Eerst had hij al zijn tegenstanders in de senaat uitgemoord en daarna werkte hij alleen met hen samen door hen individueel uit te nodigen om zijn hervormingsplannen te bekijken en — op eigen risico — te becommentariëren. Het Keizerrijk had van in het begin niets democratisch meer, maar in de eerste twee gouden eeuwen was er nog wel een ‘samenwerking’ met de Senaat. Die viel daarna ook weg. De keizers kregen steeds meer schrik om hun postje te verliezen en werkten liever samen met hun onmiddellijk camarilla.

Om een militaire dictatuur goed te laten draaien heb je natuurlijk wel een sterk leger nodig om de grenzen te bewaken. Die grenzen waren in het noorden veel langer en poreuzer dan in het Oosten, waar Constantinopel oninneembaar scheen. Het leger was op het einde te klein geworden om de problemen aan te kunnen. En bovendien verdeeld in de vele burgeroorlogen die elkaar opvolgden, waardoor het West-Romeinse rijk almaar kromp.

Klimaat

Recente theorieën verklaren de val van het West-Romeinse rijk mede door klimatologische veranderingen. Het klimaat zou in de eerste twee eeuwen heel goed geweest zijn voor de Romeinse landbouwstaat omdat er toen slechts één vulkaanuitbarsting was. Vanaf de derde eeuw trad een serieuze verkoeling in en daardoor werd het klimaat onstabieler. Er kwamen ook meer vulkaanuitbarstingen. Deze verkoeling bracht serieuze schade toe aan de landbouw. Ook zou een aantal ‘pest’-epidemieën de bevolking radicaal, soms zelfs met de helft, verminderd hebben, zodat bepaalde activiteiten niet meer mogelijk werden. Op de tentoonstelling wordt wel verwezen naar ‘klimatologische factoren’, maar welke dat zijn vernemen we er niet. In de cataloog staat wel een overzicht en bovendien twee standpunten van bekende wetenschappers over de val van Rome.

Het Landesmuseum

In Trier brengen ze een schitterend overzicht van wat tot nu toe geweten is. Het Landesmuseum doet dat door archeologische vondsten en handige video-uitlegjes. De tentoonstelling is chronologisch opgebouwd, maar behandelt toch ook thematisch bepaalde problemen (bijvoorbeeld de christenvervolgingen en de rol van de barbaren). Dat maakt het er niet altijd makkelijker op. Een toepassing op de moderne wereld wordt niet gemaakt: geen vergelijkingen dus met de VS of de EU! En je zou zeggen: gelukkig maar, laat dat maar aan de bezoekers zelf over. En je vindt twee standpunten terug in de cataloog, die een indrukwekkend werk mag heten.

Zeer positief is dat ze in Trier niet meedoen aan de moderne poco-mode om zich eerder op ‘beleving’ te richten dan op kennisoverdracht. Dat laatste staat hier centraal en de audiogidsen in het Landesmuseum en in het Stadtmuseum zijn zeker de moeite waard. Je hebt wel zo’n drie uur nodig voor dit Landesmuseum alleen.

Het Stadtmuseum

Het Stadtmuseum belicht dan met onder andere schilderijen, beeldhouwwerken en boeken alle mythes die op basis van het Romeinse rijk zijn ontstaan. Ook hier: kennisoverdracht en een schitterende audiogids. Zo gaat men in op Wagners Siegfried, die een herschepping van de Germaan Arminius is, die het Romeinse leger versloeg in het Teutoburgerwoud. Maar onze Ambiorix en de Nederlandse Bataven komen eveneens aan bod. Net als heel wat andere ‘opstandelingen’.

We leren bovendien hoe de renaissance aankeek tegen het Romeinse rijk, hoe de Habsburgers en Napoleon bepaalde rituelen overnamen om hun rijk glans bij te zetten. Maar de twintigste eeuw wordt in een klein hoekje verstopt met een twintigtal fotootjes. Het nazisyndroom en de schaamte- en schuldgevoelens van de Duitsers spelen het land nog altijd parten. Zo wordt níét uitgelegd waarom de fascisten en de nazi’s de Romeinse groet gebruikten, terwijl dat de bezoeker toch wel kan interesseren. Het uitleggen en tonen daarvan bewijst toch niet dat je de holocaust ondersteunt? Maar al bij al blijft ook deze tentoonstelling een must waar je minstens twee uur voor nodig hebt.

Het Museum van de Dom

Anders is het derde deel van de tentoonstelling in het Museum van de Dom. Dat gaat over het verval van het rijk, specifiek in Trier. En over hoe de katholieke Kerk er in slaagde om het ontstane machtsvacuüm op te vullen. Hier krijg je een stortvloed van grafstenen met opschriften, werkelijk een hele massa. De uitleg is onvolledig en rommelig. Althans voor de leek, want archeologen en architecten kunnen hier hun hartje ophalen. Deze tentoonstelling is zeer specialistisch. Het lijkt er overigens op dat men een alibi zocht om de bestaande grafstenen van de Dom én de geschiedenis van de Dom nog eens te tonen. En de audiogids is hier eerder kinderachtig.

Geen verkleutering

Het blijft verbazen dat de drie musea hun onderdeel van het verhaal op zo’n verschillende wijze aanpakken. Maar in ieder geval is de tentoonstelling de moeite van de verplaatsing waard. En de cataloog van het Landesmuseum is onovertroffen. In Trier bewijzen ze dat ze — ondanks al die verkleuterende modes in de opbouw van tentoonstellingen — nog heel degelijk werk kunnen afleveren door die modes te negeren en gewoon hun ding te doen.

Voor meer informatie zie de webstek van de tentoonstelling Der Untergang des Römischen Reiches en op YouTube de trailer van de tentoonstelling.

John De Wit was journalist van Gazet van Antwerpen, waar hij vooral Justitie volgde.

Commentaren en reacties