La Reprise: postmoderne visie op een homofobe moord
Scène uit ‘La Reprise’ van Milo Rau
foto © Michiel Devijver
In ‘La Reprise’ wordt de homofobe moord op Ihsane Jarfi ontdaan van alle homofobie. Niettemin is het een boeiend, sterk stuk door Milo Rau
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLa Reprise gaat over de moord op Ihsane Jarfi. Die 32-jarige Luikse homo werd in een aprilnacht van 2012 door vier dronken jonge mannen urenlang gefolterd en vermoord omwille van zijn homoseksualiteit. Dat gebeurde nadat Jarfi aan de uitgang van een homobar door het viertal was opgepikt met de wagen. De assisenjury oordeelde dat homohaat het motief voor de moord was en legde levenslange straffen op. De zaak-Jarfi werd een symbool voor de homobeweging, ze werd het speerpunt in de strijd tegen homofoob geweld en leidde tot de zogenaamde wet-Jarfi, die de straffen voor haatmisdaden zwaarder maakte.
La Reprise gaat dus over deze moord. Maar… die moord wordt grotendeels van haar homofoob motief ontdaan en herleid tot een ruzie tussen werklozen. Dat homofoob motief wordt slechts één keer uitdrukkelijk gemaakt als één van de daders uitroept: ‘Ben jij een flikker?’. Dit is bijna komisch, want zo praat een werkloze metselaar uit Seraing natuurlijk niet, hij zou het over een ‘vuil jeannet’ hebben. Maar dat taalgebruik heeft zo zijn oorzaak in de postmoderne theateropvatting van Rau.
Ont-homoseksualiseerd
Wat is de moord dan wel, volgens La Reprise? Ze is ‘een banale en zinloze opeenvolging van ongelukkige toevalligheden’ (sic). Of nog: ‘Jarfi is dood omdat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was, omdat hij — misschien — iets verkeerd zegde’. Krasse standpunten toch wel. Vaak lijkt het alsof de slechte economische situatie in Seraing de oorzaak van de moord is. De moord wordt dus ‘ont-homoseksualiseerd’ en dat wordt nog versterkt door het vriendje van Jarfi door twee verschillende acteurs te laten spelen, onder wie een vrouw.
Tegelijk wordt de moord op Jarfi als een Griekse tragedie opgevat, waarbij de daders onbewust zijn van hun motieven en hun ‘noodlot’ instommelen. De daders worden zelfs met Oedipus vergeleken. Regisseur Rau wil uitdrukkelijk de gelijkenis tussen daders en slachtoffers beklemtonen: ‘wij zijn allemaal mensen’.
Het is dan ook merkwaardig dat La Reprise in de media wordt opgevoerd als een stuk over homofoob geweld en dat het wordt begeleid door voor- en nabesprekingen met de familie van Jarfi. In hun geval zou ik mij gebruikt voelen. Het is merkwaardig dat de homo-organisaties niet tegen de duiding van dit stuk hebben geprotesteerd, maar deze duiding integendeel ondersteunen. Let wel: uiteraard heeft iedere theatermaker het recht om een waargebeurd verhaal te bewerken zoals hem dat belieft. Daar is niets mis mee. Maar in de media komt het wel heel anders over.
Manifest van Gent
Maar, zoals Rau beklemtoont, de moord is slechts een aanleiding om zijn theatervisie vorm te geven. Die visie noemt hij ‘globaal realisme’ en hij schreef ze uit in het ‘Manifest van Gent’. Nogal wat poeha om een postmoderne, deconstructivistische kijk op het theater te slijten, tientallen jaren nadat Godard dit al deed met de film en Robert Wilson en Jan Fabre met het theater.
Voor Rau is niet de inhoud van het stuk belangrijk, maar wel het productieproces. Hij knipt het verhaal in stukjes en brengt de duiding over de moord, de sollicitatiegesprekken met amateur-acteurs, het verslag van het proces-Jarfi, de theorie over hoe theater gemaakt wordt, herinneringen van de acteurs aan vroegere stukken, tips over hoe je best kan acteren… allemaal samen met het spel zelf Hij vermengt amateur-acteurs met professionelen, laat één acteur meerdere personnages vertolken en laat andersom hetzelfde personage door één acteur vertolken.
Michel Foucault
Voor Rau moeten de mensen zich wel op ieder moment realiseren dat wat ze zien theater is en geen werkelijkheid. Centrale vraag is het werk van Rau is: ‘Wat is een personage of beter nog: wanneer wordt een acteur een personage? En hoe verhoudt de acteur zich tot zijn personage’. Vragen die aan de subjectiviteitsfilosofie van Michel Foucault uit de jaren zeventig doen denken.
Deze poststructuralistische filosoof schetste toen al het ‘subject’ als een ‘in het zand getekend gelaat dat verdwijnt bij opkomend getij’, als een combinatie van verschillende, soms tegenstrijdige posities in situaties en machtsconflicten. De postmoderne stellingen werden in de literatuur onder meer verder uitgewerkt door Jacques Derrida, voor wie iedere inhoud verdwijnt achter interpretatie. Deze visie werd in de Nederlandse taal schitterend vertolkt door Ilya Leonard Pfeiffer in Het ware leven, een roman, een discussie tussen de auteur en de personnages in zijn roman. Een soortgelijk procédé zien we dus hier bij Rau.
Geprobeerd en… verlaten
De theatervisie van Rau roept enkele problemen op. Ten eerste, zoals al duidelijk gemaakt, ze is niet nieuw. De media doen op een schreeuwerige wijze anders, maar deze visie is op het einde van de vorige eeuw meermaals uitgeprobeerd en… verlaten. Omdat het publiek opnieuw verlangde naar Grote Verhalen die emotioneel ontroeren. Rau zelf heeft wel dure woorden voor zijn theatervisie, maar relativeert ze ook. Zijn stuk, het eerste dat zijn visie toepast, heet niet voor niets La Reprise, met een knipoog naar Godard.
Deze theatervisie is ook niet realistisch. We hadden de incidenten rond Jan Fabre niet nodig om te weten dat het productieproces dat tijdens de voorstelling wordt getoond niet het échte productieproces is, maar een theatrale versie ervan. En zo komen we in een cascade van schijn-productieprocessen. De vraag blijft dus of de postmoderne kijk op theater in deze tijd niet wat belegen is.
Onderbroken spel
Want, — en dit is een tweede probleem —, omdat de toeschouwer zich voortdurend moet realiseren dat het ‘maar theater’ is, wordt het spel voortdurend onderbroken door beschouwingen over hoe het stuk werd gemaakt. Acteurs spelen wisselende rollen en één personage wordt door twee acteurs vertolkt. Er wordt gebruik gemaakt van ‘rechtstreekse’ video-opnames die op een groot scherm worden geprojecteerd, maar die duidelijk vooraf zijn opgenomen, want geluid en beeld lopen niet volledig samen.Soms wordt opzettelijk slecht geacteerd: terwijl Rau officieel verklaart dat hij met dit eerste stuk ‘wil nagaan hoe je geweld op scène kan brengen’, weet iedereen die La Reprise zag dat het daar alvast niet realistisch gebeurde. De klappen die Jarfi krijgt en waaraan hij verondersteld wordt te overlijden, zijn de gestileerde mepjes van een salonintellectueel, niet de machostampen van een doorzopen metselaar. In het begin van het stuk wordt zelfs uitgelegd hoe je op theater een serieus pak slaag in scène kan zetten zonder dat het slachtoffer er iets van voelt.
Deze postmoderne ingrediënten leiden er toe dat het verhaal nooit echt emotioneel raakt. Als de spanning een beetje is opgebouwd, wordt ze weer onderbroken. Rau wil immers duidelijk maken dat het ‘maar theater is’ en dat het productieproces van het theater centraal staat. De meest ‘realistische’ of geloofwaardige scènes zijn dan ook de sollicitatiegesprekken met de drie amateuracteurs.
(Tussen haakjes: de idee om de moord op te voeren als een Griekse tragedie in vijf bedrijven, strookt natuurlijk niet met de postmoderne visie van Rau).
Geëngageerd?
Het is duidelijk dat Rau een meester is in het postmoderne theater, hij kent zijn vak goed en hij kàn regisseren. Het stuk verveelt immers nooit, het blijft boeien, en dat is bij deze theatervorm een immense prestatie. Al veel slechtere dingen in dit genre gezien. En alleen daarom al is dit stuk een aanrader.
Maar is dit nu geëngageerd theater? Brengt dit nu het theater dichter naar de gewone man/vrouw? Want dit zijn toch de twee doelstellingen die Rau zich stelt.
Is het ‘geëngageerd’ om het homofobe karakter van de Jarfimoord grotendeels te herleiden tot een ’tragische’ ruzie tussen werklozen? Het is ongetwijfeld politiek correct om de oorzaak van dit geweld te zoeken in sociaal-economische factoren, maar is het dan zo geëngageerd? Is de invraagstelling van het theater zo geëngageerd: hoe kan zij bijdragen tot een betere wereld? En hoe uit zich dat alles in dit concrete stuk, La Reprise? Ik zie het niet echt. Ik beweer niet dat dit moet, maar als een regisseur uitdrukkelijk die bedoeling heeft, moet een banale plattegronder zoals ikzelf dat ook kunnen zién.
Dichter bij de mensen?
Brengt dit stuk het theater dichter bij de mensen? Ik vrees het niet. Het klassieke theaterpubliek komt, maar dat blijft ook een beetje verweesd achter omdat er geen emotionele kick uitgaat van La Reprise. En dat komt natuurlijk omdat de theatervisie van Rau eigenlijk passé is. Het publiek wil opnieuw grote verhalen, zoals Ivo Van Hove die kan brengen.
Dit neemt niet weg dat Rau in zijn genre een topper is. Het is dan ook onbegrijpelijk dat zijn stukken (La Reprise, Het Lam Gods, De 120 Dagen van Sodoma…) in Vlaanderen nergens anders dan in Gent worden opgevoerd. Dat heeft deels te maken met de kinderachtige rivaliteit tussen Gent en Antwerpen over wie het beste theater aflevert. Het Antwerpse Toneelhuis rijft alvast de meeste subsidies binnen, maar het is inhoudelijk zwaar op zijn retour. Het aantal boeiende stukken is er flink gedaald en veel vernieuwing gaat er niet meer van uit. In Gent ketsen er wel vonken en het is dan ook raar dat de stukken van Rau ook niet in Antwerpen worden opgevoerd.
John De Wit was journalist van Gazet van Antwerpen, waar hij vooral Justitie volgde.
Tentoonstelling in Trier laat in drie musea, op informatieve wijze en zonder populaire versimpeling, de val van het Romeinse wereldrijk zien.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.