JavaScript is required for this website to work.

Het is de schuld van het Westen

Wim van Rooy15/3/2022Leestijd 6 minuten

Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Het is de bekende introspectie uit het Confiteor: het bekennen van de immense schuld die men draagt.

Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Het is de bekende introspectie uit het Confiteor: het bekennen van de immense schuld die men draagt. De mens is zondig, hoe dan ook. Dat is nu eenmaal onze erfzonde, een manier van ‘zijn’ die vooral in het westen voortleeft in de talrijke kleine en grote zonden die men ons via de catechismus voorhield en vandaag blijft voorhouden via allerlei wokismen en critical race-theorieën. De nieuwe catechismus van de ‘checkpoint society’ staat er vol van.

Geïnterioriseerde schuld

Dit ‘mea culpa’ is, buiten de imperialistische shahada (geen god dan God) en het fatalistische inch’allah, allicht de meest geïnterioriseerde ‘slagzin’ ooit, maar dan alleen in het westen. De rest van de wereld heeft er immers weinig last van. Die zware morele rugzak, ons opgedrongen door de wokista’s, heeft ons de laatste decennia murw gemaakt. De tirannie van de schuld doordesemt vandaag heel ons bestaan via het cultuurmarxisme en zijn permanent geëmmer over ons taalgebruik, het debunken van onze zeden en gewoonten en zijn drammerig gekoketteer met het dekoloniseren van de openbare ruimte!

In ‘Westerse schuld. Mythe of realiteit?’ (met een voorwoord van Ayaan Hirsi Ali) behandelen verschillende auteurs (red. Raisa Blommestijn, Paul Cliteur, Bart Collard, Perry Pierik) de vraag of het westen dan inderdaad zo schuldig is als de mantra’s die de wokista’s afraffelen.

Vanuit eigen vakgebied

De auteurs doen dat ieder vanuit het eigen vakgebied (recht, rechtsfilosofie, geschiedenis, journalistiek, criminologie) met telkens dus een specifieke invalshoek. Ze trachten daarbij de valkuil van het westerse masochisme te vermijden; uiteindelijk komen ze allen toch uit bij het universele van onze beschaving – universeel omdat het overal toepasbaar is.

Denk in dit verband aan Naipaul’s lezing ‘Our Universal Civilization’ uit 1990. Naipaul was trouwens ook de schrandere denker die tot de vaststelling was gekomen dat geen enkele kolonisatie zulke diepe sporen had nagelaten als de kolonisatie door de Arabische overheersers.

Opmerkenswaardig: de mogelijkheid om dat universele tot leven te wekken leidde bij Huntington in zijn ‘Clash of Civilizations’ (1993) tot pessimisme, terwijl het bij Naipaul optimisme triggerde (maar Naipaul kon die geesteshouding op dat moment nog hebben).

Paul Cliteur en Philippe Nemo

Paul Cliteur omcirkelt in het langste essay uit de bundel de vraag wat de westerse cultuur precies inhoudt. Het is immers uitermate lastig, zoals de logicus, wiskundige en filosoof Bertrand Russell het ooit stelde, een correct perspectief op de eigen beschaving te ontwikkelen.

Cliteur probeert via de Franse denker Philippe Nemo (die meende dat het atheïsme zijn beste tijd heeft gehad) een objectiverende benadering te vinden om vast te kunnen stellen waar ‘het westen’ (bij Cliteur staat westen met hoofdletter) voor staat (p.33), maar tegelijk oefent de bekende rechtsfilosoof heldere kritiek uit op Nemo’s standpunt dat te zeer uitgaat dat politiek vaak zijn humus vindt in religie, waarmee hij diens apologetische visie op het christendom afvalt. Had Schopenhauer in zijn ‘Parerga und Paralipomena’ immers ook al niet aangetoond dat atheïsme niet tot immorele toestanden moest leiden?

De westerse mores

De zes kardinale waarden die de basis vormen van het westen en die men nooit tegelijk in andere beschavingen terugvindt zijn: de constitutionele staat, democratie, intellectuele vrijheid, kritisch gebruik van de rede, wetenschap en vrijemarkteconomie gebaseerd op privé-eigendom.

Deze ideeën kwamen naar voren in vijf historische perioden: de Griekse uitvinding van de stad, de Romeinse vastlegging van het recht, de ethische revolutie van de bijbel en de uitvinding van de geschiedenis (eschatologie), de pauselijke revolutie die een verbinding construeerde tussen de christelijke erfenis en de antieken, en de grote revoluties en het idee van de democratische rechtsstaat.

Cliteur bespreekt een voor een deze periodes en levert interessante kritiek. We zijn echter moreel verlamd geraakt door de ‘default setting’ van zovele westerse intellectuelen, deze nieuwe representanten van ‘la trahison des clercs’ met hun perverse nadruk op racisme en kolonialisme, maatschappelijke facetten die men overal elders natuurlijk ook terugvindt. Wie echter biedt iets beters dan wat het westen voorstelt? Fijntjes merkt Cliteur op: “Als Shaka Zoeloe (1787-1828) kernwapens had gehad dan had hij die echt wel gebruikt” (p.59).

Bart Collard, Willem Vermaat en Rumy Hassan

Criminoloog Bart Collard focust in zijn bijdrage over meningsvrijheid een paar maal op Pim Fortuyn (“we leven in een tijd zonder richting”) en Montesquieu: “Hoe meer het volk van zijn vrijheid lijkt te profiteren, des te dichterbij komt het moment waarop het gedoemd is die vrijheid te verliezen”.

Milieuwetenschapper Willem Vermaat toont aan dat de mantra van ‘westerse schuld’ en ‘westers schuldgevoel’ een vals narratief is (dat van de Grote Boze Wolf) en dat het past in het grotere verhaal van antikapitalisme, een verhaal dat vooral vanuit de Internationale Socialisten (IS) permanent vorm krijgt. Zijn aanval op het cultuurmarxisme en op denkers als Baudet en Lukkassen (wiens naam hij mordicus verkeerd schrijft) bewijst dat hij slechts zeer oppervlakkig kennis heeft genomen van hun opvattingen en dat een zeker masochisme de auteur niet vreemd is.

Rumy Hasan (universiteit van Sussex) toont aan dat integratie van moslims in het westen noodzakelijkerwijs gefrustreerd wordt door onze westerse waarden en dat de opvattingen van de jongere generatie moslims niet veel beter zijn dan die van hun ouders of grootouders.

Ook citeert hij terecht Robert Putnam die opmerkte dat op korte termijn immigratie en etnische diversiteit juist tot minder maatschappelijke solidariteit leiden. Rumy Hassan refereert terecht aan de Deense sociaaldemocrate Mette Frederiksen die zeer goed begreep dat de islam een barrière is tot integratie en dat een programma dat komaf maakt met de laffe toegiften aan de islam eigenlijk links is.

Raisa Blommestein

De juriste Raisa Blommestein, die in Nederland initiatiefnemer was van het ‘Manifest voor het Vrije Woord’, toont de cultuurzwakte aan die zich van het westen meester heeft gemaakt (had de onthoofde Samuel Paty het ook niet een beetje aan zichzelf te wijten? – dat soort perverse flauwekul).

Ze toont ook aan dat de actuele idee van inclusie juist tot exclusie van andersdenkenden leidt en dat het overal frenetiek toegejuichte gelijkheidsideaal en een doorgeslagen schuldreflex geen funderende waarden kunnen zijn van een universiteit. Die behelst immers eerder een aristocratisch ideaal.

Piet Emmer

Historicus Piet Emmer, specialist inzake het slavernijverleden, schreef een van de interessantste bijdragen aan deze bundel. Hij toonde al vaak aan dat Afrikaanse en Arabische slavernij nergens schuldgevoelens opwekken en dat Afrikaanse en Arabische handelaren geen enkele poging deden om de sterfte onder de slaven zo laag mogelijk te houden, terwijl in Europa steeds meer studies verschenen met medische adviezen om de sterfte onder de slaven te verminderen (natuurlijk ook uit winstbejag).

Ook waren het de Afrikanen die het aanbod bepaalden: in West-Afrika bijvoorbeeld hadden de Europeanen niets te zeggen. Ook de bijdrage van de slavernij aan het Nationaal Inkomen van bijvoorbeeld Groot-Brittannië of Nederland was in tegenstelling tot wat algemeen aangenomen wordt miniem: in de topjaren was dat minder dan één procent in Groot-Brittannië en vijf procent voor Nederland!

Perry Pierik

Historicus Perry Pierik gaat in op de negatieve obsessie van de Europese elites met de natiestaat en met de catechismus van de diversiteit, waarbij de bewoners van het westen worden ontkoppeld van hun geschiedenis. Hij traceert de Werdegang van de Frankfurter Schule, een denkbeweging die Freud en Marx wilde verzoenen.

Het freudiaanse werd eraan toegevoegd om het volk te ‘genezen’… Omdat de Frankfurters als Joden en heftige anti-nazi’s hun land waren ontvlucht, waren ze bijna allen in de Verenigde Staten terecht gekomen. Het kan dan ook geen verwondering wekken dat een aantal onder hen voor de OSS werkten, de voorloper van de CIA. Het gedachtegoed van de Frankfurters werd, zoals bekend, door heel wat bobo’s geïnterioriseerd via het anti-autoritaire, de voorbode van mei ’68. Zo werden de Frankfurters ook de masterminds van de nieuwe wereldorde.

Pierik wijst ook op de impliciete maatschappijvisie van de Europese Unie. Die gaat immers uit van de wilde pan-ideeën van Coudenhove-Kalergi, die de toekomst alleen in de stadsmens zag (de ‘Urbanmensch’: mechanisch, rationeel, abstract). De plattelandsmens werd weggezet als emotioneel en gelovig. De stad bepaalt de cultuur, het platteland levert het voedsel en dan nog in toenemende mate op de voorwaarden van de stad. Omgezet in 21-eeuwse termen: de kosmopoliet, hoog vanop zijn morele krukje, tegen het gele hesje of de deplorable.

Hans Moll

Ex-journalist van NRC Hans Moll heeft het over het narratief van de Nederlandse koloniale schuld in Oost-Indië (nu Indonesië) en over de interpretatie van het geweld dat gepaard ging in de jaren 1945-1949. In Nederland is het al lang aanleiding tot felle debatten waarover onlangs het interessante maar erg complexe werk ‘Merdeka’ verscheen, alsmede Hans Moll’s eigen kleine geschiedenis als indo.

Zijn ‘Sluipschutters in de tuin. Een Indische geschiedenis’, is een aandoenlijke must read voor iedereen die wil weten hoe zo’n indo als klein jongetje met zijn familie ‘Oost-Indië’ wegens het geweld van bersiappers en rampokkers kon ontvluchten en zich in het kille Nederland op een zeer fatsoenlijke manier (maar altijd low profile) vermocht aan te passen.

Ten slotte heeft moraalfilosoof Floris van den Berg het over enkele morele blinde vlekken in het woke-debat. Hij schrikt er daarbij niet voor terug van ‘dierenholocaust’ te gewagen. Zijn overigens interessante bijdrage is de laatste van de bundel en hangt er een beetje bij als los zand. Ik vermoed dat Floris een ‘deep ecology-denker’ is.

En nog dit als afsluiter: de redactie wilde graag ook ‘linkse’ denkers om over westerse schuld na te denken. Tevergeefs. Allicht wilden deze roodgroenen zich niet encanailleren met wat zij gemakshalve als rechts identificeren…

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties