JavaScript is required for this website to work.

‘Zich laten doodschieten is geen kunst’

Edi Clijsters9/7/2016Leestijd 4 minuten
Titel'Zich laten doodschieten is geen kunst'
AuteurRudi Van Doorslaer
UitgeverAlgemene Centrale ABVV Antwerpen-Waasland
ISBN9789090296845
Onze beoordeling
Aantal bladzijden176
Prijs€ 20

Tachtig jaar geleden probeerden Spaanse hogere officieren de democratisch verkozen centrumlinkse regering via een ’traditionele’ staatsgreep aan de kant te schuiven; maar hun pronunciamiento verliep niet volgens plan. In het uiterst gespannen en gewelddadige politieke klimaat dat in Spanje al enkele jaren heerste, bleek de weerstand feller dan verwacht. De Spaanse burgeroorlog die toen begon zou het land bijna drie jaar lang verscheuren.

Tachtig jaar geleden probeerden Spaanse hogere officieren de democratisch verkozen centrumlinkse regering via een ’traditionele’ staatsgreep aan de kant te schuiven; maar hun pronunciamiento verliep niet volgens plan. In het uiterst gespannen en gewelddadige politieke klimaat dat in Spanje al enkele jaren heerste, bleek de weerstand feller dan verwacht. De Spaanse burgeroorlog die toen begon zou het land bijna drie jaar lang verscheuren.

Strijdliederen, romans, schilderijen, en films hebben aan het verzet van de Spaanse republiek tegen haar fascistische belagers – en meer bepaald aan de inzet van de linkse Internationale Brigades – een heroïsche dimensie gegeven. Maar hoe meer de ernstige geschiedschrijving veld wint, hoe valser die heroïek klinkt. Niet alleen de afloop maar ook het hele verloop van die ‘prelude tot de Tweede Wereldoorlog’ is een bijzonder triest verhaal voor elke democraat, en veel meer nog voor democratisch links.

De nederlaag van de democraten viel immers niet alleen toe te schrijven aan het militaire overwicht van de rechtse opstandelingen en de actieve steun die zij kregen van Hitler en Mussolini, maar in grote mate ook aan de onderlinge verdeeldheid van de regering en de linkse volksorganisaties in Spanje, en de passiviteit van de Europese democratieën. Op die passiviteit vormden de Internationale Brigades de roemrijke uitzondering; op de interne verdeeldheid helaas niét.

Ook het verhaal van de Internationale Brigades is inmiddels al vanuit verschillende hoeken belicht; en al dat licht heeft in het heldenverhaal al heel wat nuances aangebracht. Aan republikeinse kant ontbrak het aan zowat alles wat nodig was om ook maar een schijn van kans te maken in een gewapend conflict. Steun van bondgenoten, interne samenhang of tenminste samenwerking, voeding, transport, uitrusting, behoorlijke bewapening of militaire ervaring waren er niet of nauwelijks. Wat er wél was: sabotage door officieren die stiekem met de rechtse opstandelingen heulden, interne – zelfs gewapende – confrontaties, en (letterlijk) dodelijk amateurisme. Bij al dat noodzakelijke objectiveren zou een mens haast vergeten dat er – even objectief – in de Internationale Brigades onmiskenbaar veel moed en zelfopoffering aan de dag werd gelegd, waarvoor je alleen maar diep respect kan opbrengen.

Syndicalist

Daarom is het goed dat nu – met de steun van de Algemene Centrale Antwerpen-Waasland van het ABVV – een biografie verschijnt van een Spanjestrijder uit Antwerpen, die daar voordien al zijn sporen had verdiend als militant syndicalist: Israël/Piet Akkerman, in Antwerpen geboren in 1913, in de buurt van Guadalajara gesneuveld op 31 december 1936. Dat is een kort maar zeer intens en bewogen leven: vijf militante jaren in Antwerpen, niet eens drie volle maanden in Spanje. De biografie beslaat dus twee ‘levens’ die evenwel nauw samenhangen: uit zijn sterke overtuiging en logica als militante arbeider vloeide haast als vanzelf zijn besluit voort om zich aan te sluiten bij de Internationale Brigades.

Akkerman was de tweede zoon van Pools-joodse inwijkelingen, moest na de voortijdige dood van zijn vader al vroeg mee de kost gaan verdienen in de lagere regionen van de diamantbewerking, evolueerde in die jaren snel van de links-zionistische jeugdbeweging naar de communistische partij, en bezegelde die evolutie door zich voortaan alleen nog Piet te laten noemen. De menigvuldige politieverslagen die aan zijn militante activiteit (en die van zijn broer Emiel) werden gewijd bleven hem ‘Israël’ noemen, en vormden allicht ook de hoofdreden waarom herhaalde verzoeken om Belg te worden steeds werden afgewezen. Het belette hem niet in de verschillende sectoren van de diamantbewerking (waar in Antwerpen veel buitenlanders werkzaam waren) snel gezag te verwerven, hoewel (of: omdat …) hij de compromisbereidheid van de officiële vakbondsleiding fel en systematisch aankloeg en dwarsboomde.

Het verhaal van dit korte leven is nuchter geschreven, zonder misplaatste heldenverering, en met veel menselijke accenten; het is daardoor des te indrukwekkender.

Het laat de lezer levendig voelen hoe deze nauwelijks geschoolde jonge arbeider over scherp inzicht en groot charisma beschikte. Je moet het maar doen: je burgerlijk-linkse advocaat met een twee uur durende tirade ervan overtuigen ook de zijde van de communisten te kiezen, en de via de sociaaldemocratie in het systeem geïntegreerde vakbondsleiding voortdurend het vuur aan de schenen leggen terwijl je zelf tegen dreigende uitwijzing vecht.

En: je (eveneens gelaïciseerde en linkse joodse) vriendin doen accepteren dat je welbewust je leven op het spel gaat zetten in Spanje. In een ontroerende brief aan zijn moeder verontschuldigt Akkerman zich zelfs voor het leed dat hij haar aandoet, maar beklemtoont ook dat hij de inzet aan het front de enige verantwoorde keuze acht. Opvallend in die brief is trouwens hoe hij die keuze uitdrukkelijk ook motiveert als engagement om alsnog ‘de wereldoorlog te verhinderen’. 

Spanjestrijder

Naar Spanje was Piet vertrokken met zijn oudere broer Emiel, die daar al na enkele weken sneuvelde. Piets politieke en menselijke kwaliteiten (én de zware dodentol die de Internationale Brigades trof, én de dominante rol van de communisten in de Brigades) maakten dat hij al snel na zijn aankomst in Spanje politiek commissaris werd van het Frans-Belgische bataljon André Marty. Als zodanig nam hij vaak het voortouw in gevaarlijke operaties; een verkenningstocht aan de vooravond van een geplande aanval werd hem daarbij fataal. Korte tijd voordien had hij in zijn dagboek nog de nuchtere bedenking neergepend: ‘zich laten doodschieten is geen kunst’. Wars van valse romantiek, inderdaad.

In Spanje, zo wordt vaak gezegd, werd na de dood van Franco ‘de bladzijde van de burgeroorlog omgedraaid zonder dat ze gelezen werd’: in de prille en nog kwetsbare democratie bestond een stilzwijgende overeenkomst om ‘geen oude wonden open te rijten’. Pas sinds kort beginnen de (achter-)kleinkinderen van de strijders-van-weleer pogingen te doen om de herinnering een plaats te geven. Zonder daarbij objectieve geschiedschrijving te veronachtzamen; zonder schuldgevoelens of verwijten de overhand te laten halen. Maar zelfs dat blijkt nog weerstanden op te roepen. Van de ongeveer vijfentwintig herdenkingsborden die in de streek van Guadalajara werden geplaatst door een Foro por la memoria werden er al twintig vernield. En een bescheiden herdenkingsplechtigheid voor Akkerman, met gasten uit België, werd vorig jaar met moeite getolereerd. Ja, ‘alles gaat voorbij, behalve het verleden’.

Om dat verleden tot leven te wekken is er niet alleen dit boek. In samenwerking met het Forum voor de Herinnering realiseerde co-auteur Sven Tuytens ook een korte film over een groep Belgische (vooral joodse) vrijwilligsters die van 1937 tot 1939 in een Valenciaans militair hospitaal werkten als hulpverpleegsters; een van hen was de vriendin van Piet, een andere die van zijn broer Emiel. Dat velen van hen na de aftocht uit Spanje tijdens de daaropvolgende wereldoorlog in het verzet belandden, zal niemand verbazen.

Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.

Commentaren en reacties