‘Zwijgen steunt het despotisme’, geschiedenis herhaalt zich in Rusland
Lidija Tsjoekovskaja is een schrijfster die in de actualiteit kwam door protestacties in de Sovjet-Unie, en ook vandaag nog relevant is.
Lidija Tsjoekovskaja is nu een min of meer vergeten schrijfster en activiste die in de jaren zeventig regelmatig in de actualiteit kwam door protestacties in de Sovjet-Unie tegen de censuur, de repressie, de restalinisering, het uitsluiten van dissidente schrijvers, waarin ze het soms alleen en altijd moedig en onverschrokken opnam tegen de knechting van het vrije woord na de dood van Stalin.
Van haar zijn twee literaire werken vertaald in het Nederlands: Duik in het diepe (1973) en Het verlaten huis (1965), allebei waardevolle werken omdat ze geschreven zijn op het ogenblik dat de gebeurtenissen plaatsvonden en niet vele jaren later, met allerlei gedachten achteraf, maar met de inzichten op het moment zelf. Dat is in de Sovjet-literatuur zeldzaam. Beroemd is ze ook geworden door haar herinneringen aan haar vriendschap met de grande dame van de Russische literatuur van de 20ste eeuw Anna Achmatova: Ontmoetingen met Anna Achmatova 1938-1962 (1982).
Gebundeld
Maar haar publicistisch werk, haar geschriften, acties, protestbrieven ten gunste van de dissidenten en het vrije woord zijn in onze taal onbekend. Ze werden gebundeld en in het Russisch uitgegeven in New York in 1976. Ze konden pas in 1991 in Rusland heruitgegeven worden. Nu werden ze vertaald naar het Nederlands. De lezer zou zich de vraag kunnen stellen of het nog zin heeft om te herinneren aan petities en protestbrieven van de jaren zeventig ten gunste van mensen die al lang niet meer bestaan en over wie niemand nog spreekt en wier doelstellingen, zou men denken, inmiddels toch bereikt zijn?
Dat zou deze vertaalbundel veroordelen tot een beperkt lezerspubliek van slavisten en andere specialisten, maar het opzet en de ambitie van deze vertaling is veel breder. Wat nu immers gebeurt in Rusland, vertoont zoveel parallellen met wat Tsjoekovskaja in deze bundel beschrijft, dat we alleen maar kunnen concluderen dat de geschiedenis zich herhaalt. En dat na vijf jaar perestrojka en glasnost, na tien jaar democratisering onder Jeltsin, na twintig jaar bewind van Poetin. Dit is het resultaat na een kwarteeuw vrijheid, de eerste keer in de Russische geschiedenis dat vrijheid in dergelijke mate mogelijk was. Blijkbaar iets waartoe Russen niet in staat zijn of niet aankunnen.
Moedeloosheid
Als je deze teksten van Tsjoekovskaja leest, slaat de moedeloosheid toe. Ik moest voortdurend denken aan dat prachtige chanson van de populaire bard Aleksandr Galitsj Goudzoekerswals (Staratel’ski val’sok, waarvan twee Nederlandse vertalingen bestaan), waarin heel de problematiek van de ‘schreeuwers’ en de ‘zwijgers’ in de Sovjet-Unie vervat zit. Het zijn goedzoekers, ze weten dat zwijgen goud oplevert. Onwillekeurig vraag je je ook af bij de lectuur van deze bundel wat er dan veranderd is sinds 1991, waarvoor men dertig jaar lang gevochten heeft in Rusland? Al in de 19de eeuw vroeg Alexander Herzen zich af: ‘Wie is de schuldige?’
Deze bundel is – helaas – een uiterst actueel boek en verdient al onze aandacht. Het is uitstekend vertaald (door Emma de Klerk) en van commentaar voorzien, niet overbodig voor de niet-gespecialiseerde lezer. Ook het nawoord van Gerrit Jolink over Tsjoekovskaja (‘Een moedig mens’ , 135-145) en het stuk van de Amerikaanse slaviste Beth Holmgren over ‘vrouwelijke auteurs in de tijd van Stalin’ (151-159) zijn uiterst goed gedocumenteerd en verhelderend. Bovendien is het boek verzorgd uitgegeven, in een handig formaat, met mooie cover met flappen en in een aangenaam lettertype.
Brief
De sterkste tekst in deze bundel is de brief die Tsjoekovskaja schreef aan Michail Sjolochov, kersvers Nobelprijswinnaar (1965), nadat hij zich uitgesproken had over de veroordeling van de dissidente schrijvers Sinjavski en Daniël, omdat ze hun werken in het buitenland hadden gepubliceerd. Sjolochov vond hun veroordeling tot zeven en vijf jaar dwangarbeid aan de lichte kant en vond dat ze gerust tegen de muur gezet hadden kunnen worden.
Tsjoekovskaja stelt terecht dat dat standpunt van een collega-schrijver hoogst dubieus is, een schrijver moet het toch opnemen voor zijns gelijken en opkomen voor de mens (38). In haar kritiek op Sjolochovs schandalige uitspraak lanceert ze een zin die de kern van al haar betogen samenvat: ‘Ideeën moeten beantwoord worden met ideeën en niet met opsluiting en dwangarbeid.’ (41) Dat is de essentie van alles wat ze de Sovjet-autoriteiten verwijt. Ze praten niet, ze discussiëren niet, ze voeren niet eens een ‘ideeënstrijd’ (69).
Nobelprijs
Ze beweren maar, ze roepen en schelden, maar leggen niet uit, gaan niet in discussie met de veroordeelde. Meestal citeren ze de ideeën van de aan de kaak gestelde schrijvers (bijvoorbeeld Solzjenitsyn) niet, wellicht bang dat ze de lezer zouden kunnen informeren en hen wel eens warm zouden kunnen maken voor nieuwe ideeën. Symptomatisch was in dit opzicht de campagne tegen Nobelprijswinnaar Pasternak.
De Sovjets waren razend toen hij in 1958 de Nobelprijs kreeg, nadat zijn in de Sovjet-Unie verworpen roman Dokter Zjivago in Italië gepubliceerd was en wereldwijd opzien baarde. Overal in het land en in de pers werd niet de roman besproken, geanalyseerd, werd niet op onjuistheden of zwakheden gewezen, maar werd de auteur zwartgemaakt. De opgejaagde schrijver reageerde met het gedicht De Nobelprijs: ‘Welk vergrijp dwingt mij me te verschuilen, / Ben ik soms een schurk, een bajesklant ? / Heel de wereld heb ik laten huilen / Om de schoonheid van mijn vaderland.’ Er verschenen talrijke lezersbrieven in de pers van de volgende strekking: ‘Ik heb de roman van de verrader Pasternak niet gelezen, maar het is een slecht boek en de judas verdient het uit het land gezet te worden.’ Het oordeel van Tsjoekovskaja over Sjolochov is niet mals. Ze noemt hem ‘een verrader van de Sovjet-literatuur’ (41).
Beschuldiging
De steeds weer terugkomende beschuldiging luidde dat de dissident ‘anti-Sovjet’ was, maar wat betekende dat? Tsjoekovskaja vraagt herhaaldelijk nu eens toe te lichten wat daar eigenlijk onder verstaan werd of diende te worden (25-28) en omdat ze geen antwoord kreeg, moest ze tot de conclusie komen dat het waarschijnlijk ‘anti-Stalin’ (91) betekende.
De protestbrieven van Tsjoekovskaja staan vol oneliners en aforismen. Een kleine bloemlezing: ‘Waar blijven toch degenen die dit alles [de terreur van de Stalintijd] veroorzaakt hebben?’ (50) of ‘Laat uit de dood van onschuldigen geen nieuwe executies voortkomen, maar een heldere gedachte. Ik wil dat de machine wordt gevonnist.’ (52)
Ze citeert de grote criticus van het tsaristische regime Alexander Herzen, die vanuit Londen schreef: ‘Zonder het vrije woord zijn er geen vrije mensen en zonder vrije meningsuiting is geen macht in staat tot binnenlandse hervormingen.’ (55) ‘Zwijgen steunt het despotisme’ (ook van Herzen). En Poesjkin parafraserend: ‘Je kunt tegelijkertijd een genie en een misdadiger zijn. Een genie en een verrader. Een genie en een leugenaar.’ (104) Actueel is ook de uitspraak: ‘De “eenvoudige man” is helemaal niet eenvoudig, en al helemaal niet dom, maar hij is onwetend.’ (105)
Rusland
Deze en veel andere uitspraken meer mogen duidelijk maken dat de brieven van Tsjoekovskaja in het Rusland van nu niet gepubliceerd zouden kunnen worden. Tien jaar geleden ontmoette ik op een conferentie in Petersburg een collega uit Siberië, die ik al twintig jaar niet gezien of gesproken had. Nog voor we goed en wel de hand geschud hadden, zei hij tegen mij: ‘Het is nu slechter dan onder Brezjnev.’
Moedige, onafhankelijke denkers moeten nu de strijd voeren die vijftig jaar geleden de dissidenten voerden. Maar wel vanuit het buitenland, de enige plek waar men zonder gevaar kan spreken – Michail Sjisjkin (Zürich), Viktor Jerofejev (Duitsland), Aleksandr Skorobogatov (Antwerpen). L’histoire se répète. Heeft Rusland dan niets geleerd?
Serie
Deze bundel is uitgegeven in de prachtige serie ‘Les bijoux discrets’ (‘Spraakmakende juwelen uit de literatuur en kunst’). Het stemt treurig dat dergelijke juweeltjes geschreven kunnen (moeten) worden over verschrikkelijke toestanden. Alleen het woord kan ze overwinnen, zoals Tolstoj het al in 1885 schreef ‘Ja, het woord is het begin van alles. Het woord is de tempel van de ziel… Het woord is een godheid die wij kennen, en hij alleen maakt en verandert de wereld.’
Hij voegt er wel aan toe : ‘Maar het woord, de geest, heeft jullie verlaten.’ (121) Tolstoj schreef in 1908 het pamflet Ik kan niet zwijgen. In de voetsporen van de grote Tolstoj, wel eens het geweten van de natie of de ‘tweede tsaar’ genoemd, heeft Tsjoekovskaja een monument opgericht voor de ‘slachtoffers van de georganiseerde leugen’ (49) tegen ‘de corruptie van de pen’ (49), tegen ‘de moord op het woord van de waarheid’ (53) , tegen ‘medeplichtigheid door zwijgen’ (55) en ‘de blokkade van het zwijgen’ (128).
Het boek verschijnt op 1 juni, maar is vooraf al te bestellen.
Prof. Emmanuel Waegemans in emeritus hoogleraar aan de KU Leuven. Hij bestudeert o.a. de Russische emigratie, de Russisch-Nederlands-Belgische betrekkingen en de Russische literatuur. Hij is ook voorzitter van het Filip De Pillecyn Comité.
Alec van der Horst schetst in zijn nieuwe boek een fascinerend portret van Parijs in de negentiende eeuw, toen de stad ‘de interessantste plek op aarde’ was.