JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Religie, burgerschap en diversiteit

Een christendemocraat versus een vrijzinnige

Wout Patyn23/5/2018Leestijd 5 minuten
Hendrik Bogaert (l) en Sylain Peeters (r) in debat over Kerk en Staat.

Hendrik Bogaert (l) en Sylain Peeters (r) in debat over Kerk en Staat.

foto © Doorbraak

Religie, burgerschap en diversiteit. Een christendemocraat versus een vrijzinnige over de huidige regering, scheiding tussen Kerk en Staat en de superdiverse samenleving.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op maandagavond 14 mei namen Hendrik Bogaert (CD&V) en Sylvain Peeters (deMens.nu) gemoedelijk plaats aan de debattafel in het NH Collection hotel in hartje Brussel. Ze zaten er samen op vraag van het Liberaal Vlaams Verbond (LVV) om debat te voeren over de rol van religie in onze samenleving. Religie komt alsmaar meer op de voorgrond door de toenemende diversiteit. Willen we dit wel? Gaan we daarmee niet terug, waar we net van weg zijn? En welke plaats heeft burgerschap in dit hele verhaal? Een christendemocraat en een vrijzinnige debatteerden er over.

Michel I of Paars?

Na een introducerend vragenrondje waarin Bogaert de huidige centrumrechtse regering een gulle 8 op 10 geeft, en Peeters met enige heimwee terug kijkt op de periode van paars, gingen beide al snel in op de positie die religie moet innemen in onze samenleving. Een gulle 8 op 10 vanwege de tekorten in de begroting. Bogaert stelt meteen dat het de plicht is van deze regering om een begrotingsevenwicht te bereiken in functie van de toekomstige generaties. Daarmee verwijst hij naar het sociaal contract tussen de staat en de burger in de traditie van Burke. Peeters denkt met enige weemoed terug aan de periode van paars omwille van het bespreekbaar maken van diverse ethische thema’s, maar vooral door de kritiek op de verzuiling. Deze regering met de CD&V doet daar volgens hem niets aan. Maar evenmin is paars erin geslaagd om een absolute scheiding van Kerk en Staat te bekomen. Zo domineert de christelijke zuil nog steeds het onderwijs en de zorg, iets wat al lang niet meer van deze tijd is. Bogaert maakt daar een kanttekening bij: de vrijzinnige zuil geniet eveneens van deze situatie doormiddel van een genereuze staatsfinanciering voor haar activiteiten, net zoals de overige erkende erediensten. Dit is paradoxaal omdat de vrijzinnigen, die logischerwijs een strikte laïcité (zouden moeten) bepleiten, dat in de feiten toch niet doen.

Scheiding van Kerk en Staat: weg met religie?

Die absolute scheiding van Kerk en Staat waar de vrijzinnige voor pleit, keurt de christendemocraat niet af maar hij vraagt zich af wat de juiste definitie is.  Die van elk doet zijn ding, of die van checks and balances. Maar ook de dominantie van één sterke zuil is niet gewenst, nuanceert Bogaert, die verscheidenheid in het middenveld betoogt. De idee van directe democratie, zoals verlichtingsfilosoof Rousseau die voor ogen had, is hij niet genegen. Dit creëert namelijk een te grote afstand tussen de burger en de staat. Rousseau’s burgerschap waar in het ideale scenario alle burgers hun plichten opnemen is niet realistisch. Daarom bepleit Bogaert om het middenveld als ‘veilige nesten’ te bewaren om de afstand tussen de burger en de staat bevattelijk te houden. Het klopt dat deze dikwijls filosofisch worden ingevuld, maar ze stimuleren burgerschap en maken de samenleving warmer.

We kunnen immers, volgens Bogaert, niet alles via referenda laten beslissen – dat zou onwerkbaar zijn. Vervolgens zijn er ook fundamentele staatsbeginselen waaraan niet zomaar getornd kan worden. Dat is namelijk de sterkte van ons constitutioneel model. Het spreekt voor zich dat Peeters dergelijke ideologisch getinte ‘tussenschotten’ afkeurt als voorvechter van een doorgedreven secularisme. In de perceptie leeft dat de staat neutraliteit uitdraagt, maar dit klopt niet in de feiten. Bogaert wees eerder al op de financiering van zowel erediensten als de georganiseerde vrijzinnigheid. Zo komen politieke partijen zoals de sp.a op voor het dragen van religieuze symbolen in openbare overheidsfuncties voor electoraal gewin. Dit wijst er volgens Peeters op dat er vandaag de dag nog geen absolute scheiding is. Daarom moeten we in de grondwet duidelijker formuleren wat die scheiding tussen Kerk en Staat inhoudt om verschillende interpretaties uit te sluiten. Met het formuleren van een grondwettelijke preambule vanuit deMens.nu, de koepel voor vrijzinnige humanisten, heeft Peeters zijn woord in daden omgezet. Bogaert trekt dit toch enigszins in twijfel. Hij stelt dat er immers twee onduidelijkheden zijn: ‘Kan een zuivere scheiding tussen kerk en staat werkelijk gerealiseerd worden? En quid met de levensbeschouwelijke subsidies, die juist zorgen voor prachtig werk in onderwijs en medische zorg? We leven immers niet in een Frans grondwettelijk staatsmodel waar de laïcité heerst.’

Bogaert waarschuwt voor dit doorgedreven secularisme waarvoor deMens.nu pleit. In continentaal Europa is het immers historisch gegroeid dat de staat zich uitspreekt over de afgeleide effecten van religie. Want religie, doelend op het christendom, is lange tijd de voornaamste architect van de samenleving geweest. Gaan naar een samenleving waar Kerk en Staat twee onafhankelijke apparaten zijn, kan de doos van Pandora openen. Zo zou de staat bijvoorbeeld niet meer zo gemakkelijk kunnen nagaan wat er precies wordt gepredikt in een moskee. Dit kan volgens Bogaert leiden tot een gesplitste samenleving waar gemeenschap en inclusiviteit holle begrippen worden. Aansluitend benadrukt Peeters dat de burgerlijke wetgeving ten allen tijde moet primeren – iets wat Bogaert niet ontkent. En binnen dit burgerlijk kader moet de vrijheid van eenieder gewaarborgd worden. Zo is het volgens Peeters onaanvaardbaar dat onverdoofd slachten op basis van religie mogelijk is.

Hoe waarborgen in een diverse samenleving?

Beide heren zijn het hoe dan ook eens dat de scheiding van kerk en staat essentieel is voor een werkbare democratie. Maar hoe moeten we die waarborgen en verdedigen? Terugkeren naar een samenleving waarin religie een té grote rol speelt, is uit den boze voor Bogaert. Wel leggen beide heren de limiet van de impact die het levensbeschouwelijke in de samenleving kan hebben op een ander niveau. Bogaert stelt duidelijk dat religie wel een rol kan en mag hebben in een westerse democratie. We moeten immers onze roots niet helemaal verwijderen, we leven niet in een labo waar ideologie helemaal afwezig moet zijn.

Om de scheiding van Kerk en Staat te bewaken, is de CD&V ’er voorstander van een zachte vorm van interventionisme. De vraag is dan alleen nog hoe sterk de overheid mag tussenkomen? Het doel van het interventionisme is de vrijheid van eenieder te bewaren zoals John Stuart Mill die omschrijft: ‘De vrijheid stopt, waar die van een ander begint.’ Een religie die haar wil opdringt ten koste van een ander of van de staat is niet het samenlevingsmodel waar we heen willen. Bogaert haalt nogmaals zijn 5%-regel aan die hij in zijn essay In vrijheid samenleven naar voren bracht. Die regel stelt een verbod in voor burgers voor alle grote, uiterlijke religieuze tekens, bijvoorbeeld de hoofddoek. Dit moet vermijden dat er ‘staten in een staat’ ontstaan, want dit contrasteert met de verzorgingsstaat en de idee die solidariteit voor iedere burger aanreikt binnen éénzelfde gemeenschap. Om die solidariteit te verzekeren moet er een morele connectie zijn tussen burgers onder elkaar enerzijds, en tussen burgers en staat anderzijds. Wanneer één kleine doch dominante bevolkingsgroep zich door tekens of gedragingen buiten dat warme, inclusieve maatschappijmodel plaatst, moet de staat voorzichtig tussenkomen. Democratie is een kwetsbaar goed dat te allen tijde moet verdedigd worden. Naïef zijn en een te tolerante houding aannemen, kan leiden tot de afschaffing van de democratie. Peeters daarentegen focust eerder op het moreel leiderschap dat we als samenleving moeten opnemen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat hierin centraal. Vanzelfsprekend moeten alle nieuwkomers hieraan getoetst worden.

Hoewel beiden van een andere signatuur, waarschuwen ze voor de gevaren van een te sterke religie die terug haar plaats in de samenleving opeist. Daar Peeters een doorgedreven vorm van absoluut secularisme voorstelt, nuanceert Bogaert en benadrukt hij de controlerende en interveniërende rol van de overheid. Maar waar het ‘negotiëren tussen beschavingen’ zal landen, blijft onduidelijk.

Wout Patyn is historicus en werkt als parlementair medewerker van Sander Loones voor de N-VA-fractie in de Kamer. In zijn thuisstad Harelbeke zetelt Wout in de gemeenteraad. Naast het politieke luik is Wout sterk begaan met het Vlaamse onderwijs. Later in het onderwijs stappen behoort zeker tot de toekomstplannen.

Commentaren en reacties