Samen voor Vlaanderen
50 jaar Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen
Op 13 mei 1966 kwam het net opgerichte Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen naar buiten met een nieuw minimumprogramma …
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZaterdag 21 mei viert het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen zijn vijftigste verjaardag. Het OVV wil de overkoepeling zijn van zowat alle verenigingen die zich tot de Vlaamse Beweging bekennen, en zo met gemeenschappelijk standpunten naar buiten te komen. Bij het tienjarig bestaan van het OVV formuleerde oud-VUB-rector Aloïs Gerlo het als volgt: ‘Het is de taak van het OVV de minimum- of urgentieprogramma’s van de Vlaamse Beweging op duidelijke wijze te formuleren en er niet van af te wijken.’
Pluralisme
Vijftig jaar geleden was zo’n OVV hoogstnodig. Het verzuilde Vlaanderen was nog niet gedeseculariseerd, en de Vlaamse Beweging was in grote mate katholiek. Reden waarom vrijzinnige Vlaamsgezinden – ook binnen de pluralistische Vlaamse Volksbeweging – slechts schoorvoetend het federalisme zouden aanhangen, bang als ze waren ondergesneeuwd te raken in een autonoom (katholiek) Vlaanderen.
Maar de doos van Pandora was in de winter van 1960-’61 geopend. Een militant socialistisch wallingantisme zette het federalisme bovenaan de agenda. Vlaanderen was aan zijn sociaaleconomische opgang bezig, het besef was er dat de Waalse steenkoolbekkens de industrie achterstand zouden oplopen. Sociaaleconomische gewestvorming werd in het zuiden van het land een grotere eis dan culturele gemeenschapsvorming in het noorden.
Maar van dan af zou ‘federalisme’ het debat domineren. En dat tot in de jaren negentig. ‘Taalpartijen’ als Volksunie, Rassemblement Wallon en Front Démocratique des Francophones zorgden in het parlement voor politieke druk op de grote traditionele partijen, die alle verbrokkelden. De taalgrens werd vastgelegd, maar bleef ter discussie staan, zeker de Brusselse gewestgrenzen werden telkens weer in twijfel getrokken.
Davidsfonds-voorzitter Clem De Ridder vond het in 1964 al een noodzaak dat de drie cultuurfondsen – het katholieke Davidsfonds, het liberale Willemsfonds en het kleinere socialistische Vermeylenfonds – de handen in elkaar zouden slaan rond een gemeenschappelijk minimumprogramma. Al snel traden Vlaamse Volksbeweging, het Verbond der Vlaamse Academici en het Verbond van Vlaams Overheidspersoneel toe – tweetaligheid van de openbare diensten was toen nog een issue.
Einde 1965 telde het OVV al een vijftigtal organisaties waaronder het aan de Brusselse Volksunie gelieerde Karel Bulsfonds en het marxistische Masereelfonds, het IJzerbedevaartcomité, de VTB-VAB enzovoort.
Voorloper
In feite bestond het OVV toen al een aantal jaren, maar dan onder een andere naam en met een andere doelstelling. Het is niet fout te stellen dat het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens (VAK) de logische voorloper ervan was, omdat dat comité al sinds 1959 een overlegorgaan was voor zowat alle toen bestaande ‘cultuur- en strijdverenigingen’. Wilfried Martens was er de persverantwoordelijke van.
Het VAK betrok de hele taalwetgeving en de vastlegging van de taalgrens in zijn werking. Die standpunten werden in twee fameuze Marsen op Brussel vertolkt: onder meer zetelaanpassing, tweetaligheid in de Brusselse agglomeratie, geen faciliteiten. De eerste mars op Brussel telde meer dan 100.000 Vlamingen, en was een duidelijk signaal dat de Wetstraat rekening diende te houden met de Vlaamse macht.
De derde Mars op Brussel – die in Antwerpen plaatsvond – was erg omstreden. Het VAK was geradicaliseerd, eiste voortaan federalisme, de Vlaamse Volksbeweging was de spil van het comité geworden, en een aantal – vooral linkse en vrijzinnige – verenigingen haakten definitief af. Dat was meteen het einde van het VAK.
Nieuwe poging
Net dat wilde Clem De Ridder van het Davidsfonds koste wat het kost vermijden. Als de Vlaamse Beweging iets wilde betekenen, moest ze unaniem optreden, en dus het pluralisme hoog in het vaandel voeren en een minimumprogramma uittekenen, in plaats van voor het radicale maximum te gaan, dat toen het federalisme was.
Die pluralistische minimumaanpak bleek ook te werken, want vandaag bestaat het OVV vijftig jaar, al is het minimumprogramma ontzettend geëvolueerd.
Kracht van het OVV was om op cruciale momenten rond bepaalde thema’s ad hoc-werkgroepen op te richten, actiecomités om bepaalde standpunten voor te bereiden en uit te diepen, of om er actie rond te voeren: Leuven-Vlaams, Brussel, faciliteiten, Vlaams-Brabant, taalwetgeving, federalisme, communautaire akkoorden zoals Egmont (1977) en Sint-Michiels (1993), transfers in de sociale zekerheid en dergelijke.
Radicalisering
Vooral in de jaren zestig en zeventig was het OVV van tel. Begin jaren negentig kwam de klad erin. De radicalisering van de Vlaamse Volksbeweging, die het federalistische pad verliet en resoluut koos voor een separatistische weg, zorgde voor een tweedeling in de Vlaamse Beweging. Vermeylenfonds en Willemsfonds stapten eruit, want de belangrijkste doelstellingen waren wel bereikt, nu België onder Jean-Luc Dehaene een federaal koninkrijk was geworden.
Ook het IJzerbedevaartcomité had het moeilijk met de radicalisering binnen het OVV, waar tal van verenigingen in het spoor van de VVB de deur openzetten voor de Vlaamse onafhankelijkheid, zoals het Davidsfonds onder voorzitter Lieven Van Gerven. En hoewel het Willemsfonds terugtrad, kwam in zijn plaats het Liberaal Vlaams Verbond aankloppen, maar ook de Bond van de Grote en Jonge Gezinnen (vandaag: Gezinsbond), het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) of de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM). Deze uitbreiding kwam er voornamelijk onder het voorzitterschap van Matthias Storme.
Het was ook onder Matthias Storme dat het OVV opnieuw op de voorgrond trad. Het centrum organiseerde twee massameetings onder het motto Vlaanderen, Staat in Europa. Spil in het OVV was opnieuw de Vlaamse Volksbeweging. Als er van het OVV enige daadkracht uitging, als er iets werd georganiseerd, dan kwam dat veelal door figuren van binnen de VVB die de handen uit de mouwen staken.
Nieuw leven?
Bloedarmoede betekende dat in de 21ste eeuw opnieuw de klad erin kwam. Ook de groei van de N-VA, een partij die een onafhankelijk Vlaanderen als eerste doelstelling in haar statuten heeft staan, betekende dat Beweging en Partij opnieuw communicerende vaten werden. Hetzelfde gebeurde met de Vlaamse Volksbeweging, waar – zeker na de splitsing van het kartel CD&V/N-VA – een aantal mensen richting partijpolitiek evolueerden.
Vandaag lijkt er nochtans opnieuw een rol weggelegd voor het OVV. Die kan erin bestaan te hameren op de niet-objectiveerbare en niet-transparante transfers in de sociale zekerheid, en te blijven zoeken naar oplossingen om uit de vele communautaire impasses te geraken. En met het oog op de verkiezingen van 2019 – die bij wijze van spreken overmorgen al plaats hebben – volgende stappen voorbereiden. Ook zou het een taak kunnen zijn om de ingeslapen verenigingen tot samenwerking of rationalisering te dwingen. Het pluralistische en democratische karakter van de Vlaamse Beweging dient daarbij bewaakt te worden. Men kan denken aan een traject rond de integratie van nieuwkomers, en aan waakzaamheid over Vlaamse identiteit en Westerse waarden, in openheid voor wie van Vlaanderen een nieuwe thuis wil maken.
De rol van de Vlaamse Beweging, en dus het Overlegcentrum, is zeker nog niet uitgespeeld. Aan het OVV om aan te tonen dat het een nieuw urgentieprogramma kan uitwerken en dat als een minimumprogramma – allicht een volgende stap in de staatshervorming – kan voorleggen aan de politieke partijen die in 2019 aan een regeringsvorming zullen beginnen. Of dan toch staatsvorming?
Foto: Clem de Ridder
Categorieën |
---|
Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.
Naar goede traditie vindt vandaag voor de tiende keer een grote manifestatie voor meer autonomie plaats in Catalonië. Wat zal de impact zijn?
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.