JavaScript is required for this website to work.
post

Schaapskooi

Karl Drabbe13/9/2012Leestijd 2 minuten

Meer dan een geraamte is een stad een lijf. Zoals elk lijf nemen steden toe en af. Met en door het inplanten van een stadshal waar je niet naast kan kijken toont Gent een volbloed stad te zijn. Het getuigt van lef om op een sacraal oord – de Sint-Niklaaskerk, belfort, stadhuis en zelfs Sint Baafskathedraal in de onmiddellijke buurt – zo’n gevaarte te implanteren. Met implantaten zijn we wel gul hedendaags, maar toch.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit heeft iets van een open hart operatie. Natuurlijk klettert er meteen kritiek. Echte gebouwen winnen daar trouwens bij: negatieve commentaar (je hoort de schapen mekkeren in de ‘schaapstal’) kwadrateert de positieve benadering. Die stadshal is een gebouw. Als elk echt gebouw bovendien een monument. Monument komt van het Latijn ‘monere’: waarschuwen, voor iets de aandacht vragen. Van elk gebouw is het de boodschap te wijzen op het feit dat leven en wereld beheerst worden door twee grondige beginselen: er is een binnen en er is een buiten. Architectuur komt neer op de hoge kunst om een binnen te scheppen dat enerzijds beschut tegen een buiten dat bedreigend kan zijn en anderzijds genoeg buiten bevat om ons niet te laten kwijnen. In een binnen dat alleen maar binnen is stikt men: het wordt kerker. Van een binnen dat te veel buiten bevat of toelaat, verwaait men. Mens zijnde en dus naakt (veel naakter dan de allermeeste dieren met schubben, pluimen, stekels of dikke huid) hebben we een beschuttend binnen nodig, maar zonder buiten dat zuurstof biedt verpieteren we. Goede gebouwen spelen, ieder op zijn unieke wijze, dat boeiend spel tussen binnen en buiten.

Hoe zit het met die stadshal van Gent? Meer dan met muren heeft beschutting te maken met een dak. Een dak boven je hoofd is belangrijker dan een muur rond je lijf. En kijk nu: wat een dak heeft die hal: een dijk van een dak. Bovendien een dubbel dak: één in hout en daarbovenop nog één in glazen pannen. En dat houten dak doorboord met duizend spetterende spleten: wie naar boven kijkt, ziet net pinkelende sterren op het uitspansel. Qua beschutting zit het snor met zo’n dak. De muren, dat is een ander paar mouwen. Geen. In een gotische kathedraal heb je tenminste nog die hoge glasramen. In die dakbeschutte hal heeft het buiten ruime toegang. Het kan er waaien. In Gent, stoere en sterke stad, heeft het al vaak gewaaid: met Keizer Karel, met de Pacificatie van Gent (1577), met socialisten als Anseele. Nu waaien vreemdelingen binnen: van groot Turkije naar Klein Turkije. Niet meteen een probleem: bij dit dal van tranen horen waaien en wind als het puntje op de i. Tocht en de daarbij horende zuurstof zijn onontbeerlijk. Maar laat ons ernstig blijven: zuurstof is goed, maar geen hyperventilatie. Vers bloed oké, maar opgelet voor epo.
Gent, een ruige stad, is robuust genoeg om zo’n monument te dragen. Bekijk die vier dragende zuilen en dat dak. Die moeten in staat zijn om, ondanks woestijnwind, de beschuttende, behoedende, niet te ontberen tentwarmte te waarborgen. Onder zo’n dak kan en moet men zich thuis blijven voelen.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties