JavaScript is required for this website to work.
post

Over de afkomst van de Vlamingen

Socrates et cetera

ColumnGuido Lauwaert10/5/2019Leestijd 3 minuten

foto © Pixabay Open Icons

De Struikelaars zijn gastvrij, zeker als het een gastronomisch voordeel oplevert. Daar liep het soms mis. Een volk van soebatten en soezen

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vlaanderen verwijst naar de plaatsnaam Flaumandrum, maar de bewoners werden aanvankelijk Struikelaars genoemd. Ze struikelden over zowat alles. Lag er een kruisbeeld in de weg, struikelde de helft van de bevolking er over. De andere helft deed hetzelfde met een halve maan of een menora en het gebeurde dat alle Struikelaars, op enkele na, over alle drie tegelijk struikelden.

Noordelijk van het Struikelgebied woonden de Kibbelaars. Dat is nog steeds het geval, al worden ze al eeuwen Hollanders genoemd. Als geen ander volk zijn ze verknocht aan hun eigen hol. Ze hebben er een rijdende versie van gemaakt, de Sleurhut.

Ten oosten van de Struikelaars woonden de Dutsen. Geen kwaad woord over hen. Ze zijn rap op hun tenen getrapt. Is dat het geval sturen ze een niet onaardig deel van de mannelijke bevolking om de bewoners van de landerij door wie ze zich beledigd voelen kopstoten en zweepslagen te geven. Ze krijgen daarom een gulle maar net geen uitgestrekte groet.

Zuidelijk van Struikelland huisden de Lanterfanters. Het is een zeer aardig volk. Het weinige dat ze presteerden was van zulke hoge kwaliteit dat ze er wereldberoemd mee werden. Voorop, gastronomie en chansonserie. Waar de Lanterfanters bovendien bekend om stonden was hun gewoonte de beste bedoelingen na te streven, maar het daarbij te houden. Hun taal, eens wereldwijd bekend, wordt enkel nog in salons gesproken. Wat de Lanterfanters wel voor mekaar hebben gekregen is het populariseren van het mooiste scheldwoord. Bij winst… Merde! Bij verlies… Merde! Bij verbazing… Merde! Bij ergernis…Merde! Bij schoonheid… Merde! Bij stank… Merde! Bij file nabij Beaune op de Route du Soleil… Merde, merde, merde!

Ten westen van Struikelland is er al eeuwen een zee. In wezen is het een kanaal. Lang voor de Pretenders, zoals de bewoners van Britannia zichzelf aanvankelijk presenteerden, zich boven alles en iedereen verheven voelden, was dat het geval met hun grondgebied. Het scheidde zich op natuurlijke wijze af van de rest van het Europese vasteland. De Pretenders waren zeer gelukkig, want ze voelden zich erdoor bestand tegen eender welke invasie. Met als gevolg, overbevolking. De hunkering naar een honk met een omwalling zit nu eenmaal diep in de genen van de menselijke soort.

Keren wij terug naar het oorspronkelijke onderwerp van onze uiteenzetting, de afkomst van de Vlamingen. Vlaanderen is gastvrij, zeker als het ten bate komt van zijn eigen maag. Vaak werd die gastvrijheid misbruikt, wat nadelig was voor de schatkisten van Vlaanderen. Voorbeeld, de Spanjaard. De Vlaming zag hem graag komen, wegens zijn paella. Eenmaal gearriveerd, vergat de Spanjool zijn pan-gerecht en drong er bij de Vlamingen en Brabanders op aan heiliger te worden dan de paus. Een makkelijke klus en toch lustten de Vlamingen er geen pap van. Met moeite kregen ze de Spanjaarden geknecht.

Tweede voorbeeld van gastvrijheid dat verkeerd uitpakte. Laarzen zijn een geliefd schoeisel bij Vlamingen. Elke soort schoen vraagt echter om zijn eigen gang. Om daar sneller aan te wennen werd de Dutsen, vanaf 1867 Duitsers, gevraagd om te paraderen. Dat ging aanvankelijk moeilijk, maar met Das Book von Die Leiter in de hand lukte het de Vlamingen wonderwel. Eenmaal die klus geklaard wilden ze de Vlamingen leren jodelen en natrappen. Enkel dat laatste kregen de Duitsers voor elkaar. Droevig gestemd dropen de Duitsers af, achternagezeten door witte en zwarte Amerikaanse, Canadese en Britse soldaten, en een paar duizend met een spatje bruin.

Ondanks het feit dat het gevaar op een bezetter bezworen was, bleven de Vlamingen Struikelaars. Na eindeloos gesoebat werden ze het toch eens over één zaak. Slechts een leider kon hen bevrijden van dat eeuwige gestruikel. Ze zochten, verdwaalden op klaverbladen, maar vonden toch een leider. De ene Vlaming zei dat hij hun leider moest zijn omdat hij alles gelezen had van Felix Timmermans, de andere vond zijn liefde voor de wielerkoers belangrijker dan al het andere, een derde verkoos hem omdat hij een Vlaams boerenbrood liever aansneed dan een Ardeens. Nadat hij allen had aangehoord, zei hij: ‘Ik wil niet over mensen regeren die dan misschien geen Struikelaars meer zijn, maar wel Stommelingen. Zoek maar wat jullie verdienen: een stomme leider.’

De hele weg terug, klaverbladen vermijdend, liepen ze na te denken over de woorden van de leider. ‘Een stomme leider past misschien beter bij onze aard,’ zei iemand. ‘Zo is het maar net,’ stemde de rest in en allen gingen ze op zoek naar een stomme leider. Dat was ruim een halve eeuw geleden. Het zoeken naar een leider met poëzie in zijn politiek is nooit bij de Vlamingen opgekomen.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties