Superhelden of cultuursubsidies?
‘Lage cultuur’ dient de democratie allicht meer dan ‘hoge cultuur’, maar daar zijn ‘culturo’s’ het a priori niet mee eens.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet debat over hoge cultuur, lage cultuur en het belang van cultuursubsidies lijkt weer terug van weggeweest. In mijn opiniestuk in De Standaard op woensdag (27 april) ijverde ik voor een hogere waardering van maatschappelijk relevante commerciële cultuur, zoals voor bepaalde recente superheldenfilms. Filmrecensent Jeroen Struys (DS, 28 april) reageert op mijn opiniestuk door te stellen dit soort commerciële films al te veel waardering krijgen. Tegelijkertijd onderstreept Bart Eeckhout in De Morgen (28 april) het belang van cultuursubsidies voor niet-commerciële cultuur. Een wederwoord.
Even recapituleren. Woensdag publiceerde De Standaard mijn opiniestuk ‘Captain America vs de culturo’. Hierin argumenteerde ik dat populaire cultuur, zoals superheldenfilms, best wel eens wat meer waardering zouden mogen krijgen vanuit academische en culturele hoek. Terwijl de ‘hogere’ cultuur zichzelf vaak een maatschappelijke taak toedicht (en hier subsidies voor opeist), spelen populaire films – zoals superheldenfilm Captain America: Civil War dat deze week verscheen – evenzeer in op maatschappelijke thema’s, zoals terrorisme en onveiligheid. En ze doen dit vaak zonder te moraliseren.
Commerciële cultuurproducten vertrekken namelijk niet vanuit het principe dat kunst en cultuur per se subversief of ondermijnend moet zijn, zoals dit in de ‘hogere’ cultuur vaak wel het geval is. Het is bijgevolg een verdienste van de commerciële cultuur dat ze minder geneigd is de kijker te vertellen wat hij wel en niet mag denken.
Filmrecensent Jeroen Struys is het niet eens met de stelling dat populaire blockbusters, zoals superheldenfilms, meer waardering verdienen. Volgens hem worden superheldenfilms tegenwoordig net wel heel serieus genomen. Getuige hiervan de goede recensies en de grote aandacht in de media. Daarin heeft Struys niet helemaal ongelijk. In onze postmoderne samenleving oordelen we namelijk niet meer zo graag expliciet over goede en slechte smaak. De verwaande snob, die met veel poeha zijn neus ophaalt voor de smaak van het plebs, is gelukkig met uitsterven bedreigd.
Maar betekent dit dat superheldenfilms, en bij uitbreiding andere populaire cultuurvormen, even sterk gewaardeerd worden dan de zogenaamde ‘hogere’ cultuur? Worden ze, bij wijze van spreken, op eenzelfde niveau van waardering geplaatst? Jammer genoeg niet.
Subtiele minachting
De zogenaamde culturo’s binnen de academische en culturele wereld – en daarbuiten – zijn enkel subtieler geworden in hun minachting van de commerciële cultuur. Want de aandacht voor – en maatschappelijke analyses van – superheldenfilms zijn inderdaad, zoals Struys stelt, vermoedelijk een gevolg van de populariteit van de films, en niet van de waardering ervoor. Want die aandacht is er ook voor films als Boyhood en The Revenant. Het verschil is dat die films – in tegenstelling tot Captain America – wel belangrijke Oscars winnen.
Dat de zogenaamde culturo’s de populaire cultuur aanvaarden, maar toch ook niet, toont zich overigens ook heel sterk in de stripwereld, het bronmateriaal van de superheldenfilm. Culturo’s in Europa gebruiken namelijk een eigen term voor de strips die ze goed vinden: de graphic novel of literaire strip. Want gewone strips, zoals Spider-man of De Kiekeboes? Nee, die lezen ze niet. Dat is voor kinderen en simpele zielen. En zo zie je dat sommige culturo’s een populaire cultuurvorm zoals de strip wel willen waarderen, maar zich er tegelijk toch ook graag van blijven distantiëren.
Cultuursubsidies
Volgens Struys moeten we toch wel heel wanhopig zijn als we op politiek geladen superheldenfilms moeten rekenen om de democratie te dienen. Dit is nochtans exact wat vele niet-commerciële cultuurmakers pretenderen te doen. Bovendien worden ze hierin gesteund door cultuursubsidies.
In zijn boek Waarom cultuur niet belangrijk is, en cultuursubsidies nog minder schrijft professor Gust De Meyer dat de maatschappelijke relevantie van commerciële cultuur vaak wordt ontkent door de culturele wereld uit eigenbelang. Want wanneer populaire cultuurproducten er even goed – of zelfs beter – in slagen om politieke thema’s onder de aandacht te brengen, verdwijnt voor hen een belangrijk argument om cultuursubsidies te rechtvaardigen. Om cultuursubsidies te legitimeren, moet de culturele wereld onjuiste vooroordelen over ‘inhoudsloze’ populaire cultuur daarom in stand blijven houden.
Gisteren nog maakte Bart Eeckhout zich in een opiniestuk in De Morgen zorgen over het feit dat de gesubsidieerde niet-commerciële cultuur te veel een ‘elitair blank publiek’ bereikt. Tegelijkertijd neemt Eeckhout het op voor cultuursubsidies die nodig zijn ‘tegen de eenheidssmaak van de vrije markt’. Net zoals Struys die populaire superheldenfilms verwijt ‘het oude vertrouwde, tot vervelens toe’ aan te bieden.
Maar het brede, niet-elitaire publiek heeft helemaal geen nood aan al die ontoegankelijke en moeilijke cultuurproducten. De reden waarom er zoiets bestaat als een ‘eensheidssmaak’ is omdat populaire cultuurvormen, meer dan de niet-commerciële cultuur, over de vaardigheid beschikken om een verhaal toegankelijk te vertellen en in beeld brengen. En dit zonder de neiging te hebben om onnodig moeilijk te doen of ‘vernieuwend’ te willen zijn. En daarom zal de populaire cultuur er altijd beter in slagen om grote groepen mensen te bereiken, te bewegen, te ontroeren en te passioneren. Dat is geen gebrek, maar een kwaliteit.
Er bestaan misschien wel goede argumenten om cultuursubsidies voor niet-commerciële cultuur te rechtvaardigen, maar maatschappelijke relevantie is er niet een van. Als je brede groepen mensen wil doen reflecteren over politiek, moet je ze eerst wel kunnen bereiken. En daarom beschikt Captain America inderdaad, veel meer dan een moeilijke Canvas-film, over het potentieel om de democratie te dienen.
De auteur is politiek wetenschapper, verbonden aan KU Leuven.
Personen |
---|
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Toon Vandeurzen (CD&V): ‘Laat ons opnieuw vanuit Vlaanderen als bakermat van de beurs een stap zetten naar een nieuwe evolutie: een meerlandenbeurs.’
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.