Terminus Noord
De problemen aan het Noordstation hebben meer gedaan voor VB dan de retoriek van N-VA
foto © Reporters
Op een half jaar tijd voelde Luckas Van der Taelen zich twee keer verplicht een column te wijden aan de situatie in en om het Noordstation in Brussel.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLang geleden stond het Noordstation op het Rogierplein. Het was een bijzonder mooi gebouw, in de stijl van zijn Parijse naamgenoot. Ook het Zuidstation , aan de andere kant van de stad, stond vlak bij de huidige kleine stadsring en was ook nog gebouwd door een architect met enige zin voor tijdloze esthetiek.
Maar in de voor Brussel vreselijke jaren 50 en 60 moest alles wijken voor moderniteit en automobiliteit. Het Noordstation ging teloor onder de slopershamer en een nieuw station herrees zo een vijfhonderd meter verder in de Schaarbeekse rodelichtjeswijk. Dat nieuwe station was al geen gebouw voor de eeuwigheid, maar daar kwam in de jaren 70 een lelijker mastodont naast te staan, een enorme betonnen piramide die de reiziger met een onaangename verpletterende indruk belaadt als hij het station betreedt. De kernidee achter het gebouw was van het Noordstation een knooppunt te maken van vervoersmiddelen: het was door de aanwezigheid van een tramstation en een busterminal bijzonder gemakkelijk te bereiken voor Brusselaars en pendelaars.
Fausse bonne idée
Ik ben er de afgelopen jaren meerdere keren gekomen. Niet altijd om op een trein te stappen. Soms moest ik er ook zijn om administratieve verplichtingen na te komen. Er zijn namelijk ook vele kantoren in dit merkwaardig labyrint. Het Brussels Gewest heeft er een administratieve tak, één lange roltrap hoog. Telkens ik er kwam, vroeg ik me af hoe iemand het ooit een goed idee had kunnen vinden om een gebouw neer te planten met zoveel verschillende functies. Une fausse bonne idée,noemen ze dat met een mooie uitdrukking in het Frans. Een catastrofale miskleun vertaal ik dat.
Wie er een keer de tram genomen heeft, weet waarschijnlijk wat ik bedoel. Het tramstation is geheel afgetakeld, wat gezien zijn vrij jonge leeftijd merkwaardig is. U weet hoe dat in zijn werk gaat: een paar panelen die al jaren loshangen, lampen die niet branden, een informatiebord dat niet werkt en wat niet-opgeruimd vuil. Snel wordt men overvallen met de gedachte dat hier eigenlijk niets aan te doen is. Verkeerd concept, verkeerde materialen, het is niet moeilijk nog een reeks dingen op te sommen die verkeerd bedacht zijn en nu maken dat men het adjectief ‘verkeerd’ op het hele gebouw kan toepassen.
Olifant in de kamer
Normaal gezien wordt er over deze olifant in de Brusselse kamer weinig of niet gesproken. Tot nu. Laat dat dan tenminste één positief gevolg zijn van de negatieve situatie van de transmigranten die zich al maanden ophouden in de ondergrondse terminal van De Lijn. Het Noordstation levert zowaar een niet-aflatende stroom van nieuwsberichten op.
Ik schreef er al een enkele maanden geleden een stuk over. Ik was er toen gaan rondlopen, in die merkwaardige met marmer beklede ondergrondse wachtkamer voor Vlaamse bussen. Ik zag er een koppel oude reizigers die een bank deelden met twee jonge migranten die allerminst van plan waren om op een bus van De Lijn te stappen. Een groot deel van de hall was ingenomen door slapende mensen, in een slaapzak, op een karton dat dienst deed als matras. Ik sprak met een aantal chauffeurs die er hun buik van vol hadden te moeten werken in een ruimte die stonk naar urine en etensresten. Hun ongenoegen was toen zo groot dat ze in staking gingen. Minister Weyts (N-VA) verlegde de bushalte naar het Rogierplein. Dat mocht niet van het Gewest, er werd gesproken en er zou een oplossing komen.
Geweld
Die kwam er natuurlijk niet, omdat er geen oplossing te vinden zolang men een station gebruikt om er mensen in erbarmelijke omstandigheden op te vangen. Het werd zelfs erger en gewelddadiger. Een student werd in elkaar geslagen omdat hij er filmde. En vorige week was een cameraploeg van RTL het slachtoffer. De hygiëne is er beneden alles; de chauffeurs vrezen schurft en andere ziektes op te lopen. Dat werd overdreven beschouwd en dan toch weer niet. Het goede nieuws was dat eigenlijk iedereen het erover eens was dat dit zo niet verder kan. Maar eigenlijk was men dat zes maanden geleden ook al het geval.
Minister Ducarme (MR), in volle verkiezingsmodus met de hete adem van afgescheurde liberaal Destexe in zijn nek, zei doodleuk dat er geen opvangcentrum voor transmigranten mocht komen, want dat zou een aanzuigeffect hebben. Eigenlijk bedoelde hij dat de huidige situatie niet minder afschrikwekkend mocht worden om toch niemand op het idee te brengen op nog naar ons land te komen. Hij voegde er net niet aan toe: ‘Stem Op Mij!’
Humanitaire reflex
Zelfs al verschilt men van mening over de juiste aanpak van migratie, dan nog zou elke betrokken politicus toch een minimum aan humanitaire reflex moeten vertonen. Niets doen of zelfs pleiten om mensen in erbarmelijke hygiënische omstandigheden verder te laten zitten, is onwaardig. Het moet toch niet onmogelijk zijn om de 200 ongenode gasten van het Noordstation in een aangepaste leegstaande school bijvoorbeeld te huisvesten dunkt me. Als een land als het onze, dat tot de meest welvarende ter wereld behoort, daar niet in slaagt in 2019 dan kunnen we ons niet langer beschaafd noemen.
Dat zou het uitgangspunt moeten zijn voor de ruziënde burgemeesters, federale en regionale ministers, die zichzelf toch zo belangrijk vinden. Als zij niet snel samen gaan zitten en een oplossing te vinden, dan kunnen ze beter een andere job zoeken. Want dan zijn ze niet in staat te doen waarvoor ze zich laten verkiezen: het besturen en beheren van een samenleving, met alle problemen die daar bij komen kijken. Maar ik zei dit allemaal al zes maanden geleden. Afspraak voor een volgend stuk over het Noordstation binnen een paar maanden?
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Joanthan Littell vertrok naar Oekraïne om een boek te schrijven over een massamoord op Joden in 1941, maar het heden haalde hem in.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.