Uit de klauwen des doods
Over Mozarts Requiem
Het ‘Dies irae’ uit Mozarts requiem.
foto © Wikicommons
Hoe een meesterwerk van Mozart ons kan helpen de confrontatie met de dood aan te gaan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe dood is de onvermijdelijke bestemming van het leven. Ze achtervolgt ons als een schaduw, een onzichtbare stalker, een alomtegenwoordige dreiging die ons boven het hoofd hangt. En toch doen we het liefst alsof de dood niet bestaat. De moderne samenleving is geobsedeerd door het leven. Het aanbidt het nieuwe, het vluchtige, de jeugd en minacht het vertrouwde, het gevestigde, de ouderdom. Het leidt mensen een leven lang af met vermaak en plezier, opdat ze de pijnlijke realiteit van hun eindigheid niet onder ogen zouden hoeven zien. Edoch: de dood haalt ons allemaal in.
Dodenmis
Niemand wist dit beter dan Mozart toen hij tijdens de laatste weken van zijn leven werkte aan een dodenmis voor een anonieme opdrachtgever. Zijn gezondheid bleef er maar op achteruit gaan en hij raakte overtuigd dat hij het Requiem voor zichzelf schreef. In deze geestestoestand van diepe angst voor het nakende einde componeerde hij zijn zwanenzang. Het werk is letterlijk ontfutseld aan de klauwen des doods. Een 19de-eeuwse criticus beschreef het het best:
‘We moeten het zien als een onschatbaar juweel, gegrepen uit de handen van de Dood zelf, een bewijs van zijn onmacht om de betere delen van zijn slachtoffers volkomen te vernietigen (…) Zelfs de Dood zelf kon die stoute geest niet ombuigen, noch de weerkaatsingen dempen van die plechtige, zachtmoedige stem.’
Doodsverkenning
Mozarts Requiem is een verkenning van de dood door een avonturier die al aardig wat ervaring had kunnen opdoen. Om die reden slaagt het erin de emotionele en spirituele diepgang te bereiken die het werk onsterfelijk hebben gemaakt. De twee sterkste en meest ontroerende delen vinden we meteen in het begin terug: de Introitus en de Kyrie.
De muziek begint aarzelend, aftastend, weifelend. Een afwisseling van baslijn en violen legt het fundament waarop de houtblazers hun hartverscheurende melodie opbouwen uit lange, teisterende noten. Het ritme kent in de eerste maten een gestage voortgang en verleent zo een gevoel van urgentie aan de compositie. De strenge pas van de violen verandert echter algauw in een huilende klaagzang die uitmondt in een crescendo van trombonen; zij kondigen de majesteitelijke intrede van het koor aan.
Achtereenvolgens voegen bassen, tenoren, alten en sopranen zich bij de lamentatie in een ontzaglijke en afschuwelijke canon. Het is alsof de geesten hun graven hebben verlaten om, in twee rijen opgesteld, het tribunaal van de dood te betreden, duistere figuren wiens gezichten gehuld gaan in de schaduw van hun mantelkappen. Terwijl deze processie zich een weg baant naar de zitbanken wordt ze vervoegd door engelen die haar sombere gebed verzachten met hun zuivere, onschuldige stemmen:
Requiem aeternam dona eis Domine
Et lux perpetua luceat eis
Verschrikking slaat ons om het hart als doordringt wat er staat te gebeuren: we zullen voor een laatste maal berecht worden.
Uiteindelijk komen de verschillende koorpartijen samen in één laatste aanroeping, waarin zowel wanhoop als trotse opstandigheid doorklinkt: do – na e – is Do – mine! Een paar tellen zuiver instrumentele muziek volgen hierop, en we blijven achter met één gevoel. Angst.
Doodsstrijd
Even later komen we in een fuga terecht. Twee subjecten wisselen mekaar af in een elegante vierstemmige dans. Een streng, statig, plechtig Kyrie eleison en een menselijk, verzachtend Christe eleison, dat het eerste als een zalevende balsem doorheen het hele stuk begeleidt. Er ontstaat echter een epische strijd tussen beiden. De aanroepingen van Christus worden periodisch onderbroken door smeekbedes aan de Heer, terwijl de muziek steeds intenser begint te klinken. De schreeuwen worden wanhopiger, angstiger, maar ook opstandiger. Men vraagt niet langer nederig aan God om Zich te ontfermen, men eist het, in een klaagzang die evenwel doordrenkt is van het besef van bittere machteloosheid.
Uiteindelijk vinden de stemmen elkaar weer, en voor een ogenblik heerst er volmaakte stilte alvoor ze een laatste maal hun collectieve smeekbede aanheffen. Het is de kreet van een mensheid die zich in een kille, donkere wereld bevindt, altijd ontoereikend, nooit in staat om het gat in onze harten te vullen. Een mensheid die smacht naar zin en betekenis, nu ze eindelijk oog in oog staat met het einde. Afgrijzen, afkeer, wanhoop en bovenal angst weerklinken in die ultieme schreeuw.
In de stilte die volgt, is alleen de hoop in onze harten in staat de nakende duisternis af te wenden en ons uit de klauwen des doods te redden.
Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.
Door de coronacrisis lijken alle remmen op het Belgische etatisme te zijn weggevallen. De lockdown lijkt een vrijgeleide naar totalitarisme.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.