JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Van ‘Duitstalige gemeenschap’ naar ‘Ostbelgien’

Bart Maddens19/3/2017Leestijd 3 minuten

Dit lijkt onschuldiger dan het is

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Oost-België? Dan denkt een mens spontaan aan de provincies Limburg, Luik en Luxemburg. Ooit waren er plannen om België in te delen in drie taalgemengde economische regio’s. Oost-België zou één daarvan geweest zijn, met het Albertkanaal als centrale as. Dat is er gelukkig niet van gekomen. Maar Oost-België is nu opgedoken in een andere vorm. Voortaan noemt de Duitstalige gemeenschap zich ‘Ostbelgien’. Toch een wat pompeuze naam voor twee lapjes grond met samen hoop en al 76.000 inwoners.

Waarom die naamswijziging? De term ‘Duitstalige gemeenschap’ is te omslachtig, lezen we in de  persmededeling van vorige week. Buitenstaanders weten niet wat ermee wordt bedoeld, onder meer omdat de term geen enkele geografische connotatie heeft.

Nu klopt het inderdaad dat er iets vreemds aan de hand is met de grondwettelijke benaming van de gemeenschappen in België. Je hebt de Vlaamse gemeenschap (communauté flamande), de Franse gemeenschap (communauté française) en de Duitstalige gemeenschap (communauté germanophone). In het eerste geval wordt er verwezen naar wat je het best kunt omschrijven als een natie, in het tweede geval naar een land en in het derde geval naar een taal. Waarom wel de Duitstalige gemeenschap, maar niet de Nederlandstalige gemeenschap en de Franstalige gemeenschap? Waarom wel de Franse gemeenschap, maar niet de Duitse gemeenschap en de Nederlandse gemeenschap?

Tot vóór 1980 was dat nog anders, want toen heette de Vlaamse gemeenschap nog officieel de Nederlandse cultuurgemeenschap, naast de Franse cultuurgemeenschap en de Duitse cultuurgemeenschap. Maar in 1980 vond men dat ‘Nederlands’ kennelijk te Nederlands klinken, en dat ‘Duits’ te Duits. Dat werd dus ‘Vlaams’ en ‘Duitstalig’.  ‘Frans’ daarentegen was blijkbaar wel oké.

Inmiddels hebben de Franstaligen hun gemeenschap eenzijdig omgedoopt tot ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’. De Duitstalige gemeenschap inspireert zich nu daarop om ook van naam te veranderen. Maar ze beloven wel om het in officiële documenten te houden bij ‘Deutschsprachige gemeinschaft’.

Toch is die naamswijziging niet zo onschuldig. De term ‘gemeenschap’ verwijst naar de indeling van België die de Vlamingen traditioneel prefereren: een indeling in twee grote cultuurgemeenschappen die elkaar in Brussel overlappen, met daarnaast nog de kleinere Duitstalige gemeenschap. Maar de Duitstaligen zien zich al lang niet meer louter als een cultuurgemeenschap. En ze zijn het ook niet langer in de feiten. Een heleboel gewestbevoegdheden werden al overgeheveld van het Waals gewest naar de Duitstalige gemeenschap. De facto gaat het hier dus al geruime tijd om een ‘gemeenschapsgewest’. Overigens net zoals Brussel dat is sinds de zesde staatshervorming.

Anders gezegd, Franstaligen en Duitstaligen zijn nu al naarstig aan het timmeren aan het fameuze vierdeelstatenmodel. Dat is de natte droom van nogal wat constitutionalisten: een minder ingewikkeld België met vier deelstaten die zowel gemeenschaps- als gewestbevoegdheden hebben. Dat de Vlaamse meerderheid in zo een constructie wordt geminoriseerd in een verhouding van drie tegen één is handig meegenomen. De beslissing van de Duitstalige gemeenschap om zich symbolisch op te pompen tot ‘Oost-België’ kan niet los gezien worden van die ontwikkeling.

Daarnaast heeft ‘Oost-België’ onmiskenbaar ook een belgicistische bijklank. Denk aan de verstokte unitaristen die het woord ‘Vlaanderen’ niet over de lippen krijgen en het dan maar hebben over ‘het noorden van België’. Net zoals men het in de Franstalige media vaak heeft over ‘le nord du pays’ en ‘le sud du pays’. Daar komt nu dus ‘l’est du pays’ bij: de uitgestrekte oostelijke gebieden van het Rijk.

Dat de Duitstaligen zich zo goed voelen bij de naam ‘Ostbelgien’ heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat zij notoir Belgischgezind zijn. Het is algemeen bekend: als koning Filip zich nog eens op een ouderwetse deugddoende wijze wil onderdompelen in een massa hysterische kinderen met tricolore vlaggetjes, dan moet hij naar de oostelijke uithoek van zijn rijk trekken. Niet toevallig valt het feest van de Duitstalige gemeenschap, pardon, Ostbelgien, samen met koningsdag.

Er was een tijd dat er in Vlaamsgezinde kringen wel wat sympathie bestond voor de Duitstaligen. De liefde is enigszins bekoeld toen die in 2009 plots vonden dat de splitsing van een bepaalde 150 kilometer verder gelegen kieskring hun belangen ‘ernstig schaadde’. Het was toen duidelijk aan welke kant de Duitstalige politici stonden. Dat hoeft ook niet te verbazen, want op de regionalistische partij ProDG na (wordt dat nu ProOB?) zijn de Duitstalige partijen onderafdelingen van de Franstalige partijen.

De nieuwe naam lijkt niet van dien aard om de Vlaams-nationalisten opnieuw warm te doen lopen voor het lot van de Duitstalige minderheid. Zij kijken vooral uit naar het moment dat  ‘Ostbelgien’ zich alweer zal moeten omdopen tot ‘Ostwallonien’ of, wie weet, ‘Ostfrankreich’.

Maar wat mij betreft mag het ook gewoonweg ‘Belgien’ worden: een miniatuurstaatje à la Liechtenstein, geregeerd door de zo geliefde dynastie der Saksen-Coburgs.

Categorieën

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties