JavaScript is required for this website to work.
post

Vijftig jaar dienstbaarheid voor Nederlandse taal en cultuur

Interview met Marnixringstichter Jos Mertens en -voorzitter Jan Verleysen

Karl Drabbe5/10/2018Leestijd 10 minuten

Vijftig jaar terug werd de Marnixring opgericht om de ‘beproefde stamgenoten’ te helpen. Vandaag stelt de serviceclub zich ten dienste van de Nederlandse taal en cultuur.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jos Merten is 93. 50 jaar geleden besliste hij met een handvol mensen om de Marnixring op te richten. Jan Verleysen werkte in de diplomatie en beëindigt dit jaar zijn tweede mandaat als voorzitter van de Marnixring. Op 6 oktober viert de internationale serviceclub haar vijftigste verjaardag met een congres over onder meer de toekomst van het Nederlands in het feërieke Alden Biezen.

Waarom een serviceclub oprichten in 1968?

Jos Mertens: ‘Er leefde toen, na de oorlog, een algemeen gevoel van vernedering en onmacht en verweer onder de bewuste Vlamingen. Dat heeft zich vertaald in pogingen om het Nederlandse cultuurleven in Vlaanderen opnieuw op gang te brengen.’

Dat is meteen na de oorlog. 1968 is wel twintig jaar later.

JM:‘Dat gevoel bestond toen nog. Elk Vlaams initiatief werd zwart gemaakt. Letterlijk. Dat gevoel van verweer tegen de onderdrukking is de oorzaak van de Marnixring. Wij wilden terug Vlaming zijn zonder voor zwarten te worden uitgescholden.’

Nochtans stond de Vlaamse beweging er dan sterk voor. De Vlaamse Volksbeweging beleefde haar hoogtepunt, de Volksunie stond op het punt door te breken, de Marsen op Brussel zijn nog maar net achter de rug. Wat moest de Marnixring anders doen dan de andere verenigingen?

JM: ‘Stichter Van de Noortgaete hechtte enorm veel belang aan de steun en de samenhang van wie door de repressie was gestraft. Zijn grondgedachte was om al die mensen terug bij elkaar te brengen. Hulp en steun, solidariteit was nodig. Alle Vlamingen die gestraft waren wou hij verenigen. Ik herinner me nog de eerste gesprekken. Hij wist dat mijn vader en broer in de gevangenis hadden gezeten. Ik wou dat onze cultuur vrij kon beleefd worden. Wanneer je een volk zijn cultuur afneemt, maak je het dood.’

Stichter Jos Mertens: ‘Met de Marnixring wilden we de repressieslachtoffers helpen en steunen.’

Samenvattend: de Marnixring wou gewezen collaborateurs helpen en wou de Nederlandse cultuur en taal promoten omdat ze – door die collaboratie en repressie – in een verdomhoekje was terechtgekomen?

JM: ‘Inderdaad. Ik vond dat dat de hoofdbekommernis moest zijn van de Marnixring. De getroffenen van de repressie en hun kinderen, die geen studies konden doen, moesten we helpen. Ik heb mijn gedroomde carrière als musicus, ondanks mijn onmiskenbaar talent, nooit kunnen realiseren, omdat mijn vader in de gevangenis had gezeten.’

JV: ‘In het beleid dat ik vandaag, vijftig jaar later voer, is het de cultuur die dienstdoet als hefboom naar een betere positie voor onze volksgemeenschap. Het is dankzij de cultuur dat we tot een vorm van zelfstandigheid en bevrijding kunnen komen. De Marnixring hoeft geen politieke randorganisatie te zijn. Het is de cultuur die de hefboom is naar ontwikkeling, bevrijding en zelfstandigheid. Dat is de essentie en de continuïteit die we 50 jaar later nog altijd waarmaken. Die mensen vijftig jaar terug hadden een visie die wat afweek van het ordinaire politieke streven. Maar dat was het juiste pad.’

Serviceclub

Maar waarom een serviceclub?

JM: ‘Daar hadden we in het begin niet aan gedacht. Dat is er later bijgekomen. We wilden de repressieslachtoffers helpen en steunen. We wilden over alle politieke opinies heen een band tussen al wie steun en solidariteit nodig had. Dat is dan duidelijk geworden in onze statuten.’

De Marnixring noemt zich vandaag een internationale serviceclub en gedraagt zich ook zo: het kenteken dragen, besloten vergaderingen, dienstvaardigheid. Zoals de Lionsclub of Fifty-One.

JM:‘We spraken niet over “serviceclub”, neen.’

In de thesis van Peter Laroy (vandaag directeur van het Liberaal Archief) lees ik dat al vroeg werd beslist om die dienstvaardigheid te laten uitvoeren die mensen die financieel bemiddeld waren met de bedoeling om een Vlaamse elite te creëeren.

JM:‘Dat is zeker een van de ideeën geweest die bij de jeugd van de Marnixring is ontstaan. Het samenbrengen van bepaalde personen in belangenconcentraties, om invloed uit te oefenen in het bedrijfsleven. Ik wou dat niet; we zouden van de weg afwijken. Binnen de Marnixring mocht er enkel spontane hulp zijn. We stelden toen de erecode op om de gegevens van onze ledenboekjes niet te gebruiken voor reclame.’

Dat geldt toch ook voor andere serviceclubs?

JV: ‘De gegevens van de leden kunnen worden geconsulteerd. Interne dienstbaarheid betekent elkaar onderling helpen. Maar niet elkaars gegevens commercieel misbruiken. We moeten met elkaars gegevens omgaan in respect voor de privacy.’

Nederlands

In 1968 stonden de Nederlandse taal en cultuur onder de druk. Vandaag is dat nog steeds het geval, of opnieuw, zo je wil, in het hoger onderwijs.

JV:‘Dat is voor ons een zeer belangrijk onderwerp, waar we als serviceclub ondersteuning bieden, moreel en via andere middelen, op alle plaatsen waar het Nederlands onder druk staat, ook op de hogescholen en in de universiteiten.’

Wat betekent dat concreet?

JV: ‘We krijgen dezelfde signalen uit Zuid-Afrika. De Vakbond Solidariteit volgt dat ook op, wanneer universiteiten overschakelen naar het Engels. Wij schakelen dan ons netwerk in om die mensen te helpen. We werken samen met de ‘Federasie van Afrikaanse Kultuurvereniginge’ (FAK) en de embryonale Afrikaanstalige privéuniversiteit Academia waar onderwijs in het volledige curriculum wordt verschaft in het Afrikaans.’

Maar wat doet de Marnixring dan concreet?

JV: ‘We hebben contact gelegd met professoren in de Lage Landen om cursussen in te blikken voor Academia. We hebben belangrijke investeringen gedaan in een studio en in opnameapparatuur voor onlinecursussen.’

Waarom Zuid-Afrika? Het Nederlands staat hier ook onder druk, in de Nederlandse en Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs.

JV: ‘Dat is een zaak van de politiek om daarvoor op te komen. In Zuid-Afrika wordt op termijn 7,4 miljoen mensen de toegang tot het onderwijs in de moedertaal ontzegd. Onze bekommernis is niet enkel het Nederlands, maar ook de taal van – om een oud begrip te gebruiken – onze stambroeders in Zuid-Afrika. Met onze studio kunnen we nu ook cursussen aanbieden aan de mensen in Frans-Vlaanderen, waar er hoge werkloosheid is. Die mensen hunkeren naar het Nederlands. Zij zijn verstoten van kennis van het Nederlands, maar erkennen en bekennen zich tot onze cultuurgemeenschap.’

Dat laatste is essentieel? Ik kan me indenken: ondersteun het Nederlands in Wallonië…

JV:‘We zijn met professoren in contact om ook in Bailleul (Belle) cursussen aan te bieden in het Nederlands. We zijn dus ook buiten de grenzen van België actief, we laten ons niet door die grenzen beperken. We kijken naar de sociale en culturele context in zijn geheel. In mijn beleidsverklaring staat ook dat we vaststellen dat er een gebrek is aan kennis van academisch Nederlands. In onze lessenpakket zit binnenkort ook een cursus academisch Nederlands zodat onze mensen hier kansen krijgen tot een geslaagde universitaire of hogeschoolcarrière. Dat is ook een vorm van dienstbaarheid binnen de krijtlijnen van de Marnixring.’

En in Wallonië?

JV:‘Er is het schooltje in Komen. De Marnixring is die school erg genegen en wil ook dat die school bloeit.’

Dat staat wel ver van de redenen waarom de Marnixring is opgericht.

JM: ‘Panta rhei. Maar onze bekommernis was altijd al cultuur, dus ook taal. De Marnixring bekommert zich om alle vormen van cultuur. Laat de Marnixring nu maar eens de term “Lagelanders” lanceren. We spreken niet meer over Vlamingen, Hollanders, Limburgers… Ik begreep al heel vroeg dat dat allemaal samenhangt.’

JV:‘Van Duinkerken tot Den Dollaard.’

JM: (enthousiast) ‘Ik ben een Lagelander.’

JV:‘Men zegt altijd dat nationalisten willen splitsen. Maar wij zijn voor eenheid!’

Pluralisme

Nationalisten? De Marnixring wou toch boven alle politieke scheidslijnen staan?

JV:‘Wij zien de mens en cultuur als een natie, en in die zin zijn wij nationalisten. Het is de mens in zijn culturele context en eigenheid, dat is de natie. Zijn we tegen het feit dat die context ooit een natie vormt? Integendeel. Maar dat is geen doelstelling van de Marnixring. De Marnixring is voor de Nederlandse taal, cultuur en cultureel erfgoed, goede omgangsvormen… in de traditie van Erasmus en Marnix van Sint-Aldegonde.’

Opvallend: u noemt een katholiek en een calvinist. Is de Marnixring vandaag nog pluralistisch?

JV:‘In de Marnixring speelt politieke of godsdienstige aanhankelijkheid generlei. Wat bij ons essentieel is, is de kennis en de kunde die iedereen heeft, en de bereidheid om die kennis en kunde ten dienste te stellen van de hele maatschappij. Ik heb recent, bij de oprichting van de eerste ring van dit jaar – want er komen steeds nieuwe ringen bij – gemerkt dat wij een groot aantal protestanten bij onze leden hebben. Ik was daardoor aangenaam verrast. Zij hebben zich nooit op die manier gemanifesteerd. Wij hebben heidenen, vrijzinnigen, katholieken, strenge rooms-katholieken en protestanten in onze Marnixring.’

Geldt dat ook politiek?

JV: ‘In mijn ring is het hele palet aanwezig. En dat is juist de sterkte van de Marnixring. Er zijn wel ringen die een eenzijdige samenstelling hebben.’

JM: ‘Van bij de aanvang, bij het opstellen van het reglement, hebben we overwogen een artikel op te nemen dat mensen die een politiek ambt aanvaarden, uit de Marnixring zouden moeten terugtreden. Het lidmaatschap van de Marnixring zou onverenigbaar moeten zijn met dat van een belangrijk ambt. Ik ga het zeer cru zeggen: elke politicus is vijand van een andere politicus. Vooral in de eigen partij. Tweedracht is bij hen ingebakken. Rood, wit, geel, blauw hoort niet thuis in de Marnixring. Je mag geen politici toelaten, want ze gaan de Ring misbruiken voor hun eigen politiek belang. Dat artikel is niet goedgekeurd. Wel staat er in de statuten dat alle politieke en filosofische overtuigingen welkom zijn en dat je daar respect voor moet hebben.’

Een vijftiental jaar geleden is er een hele rel geweest om de opname van Gerolf Annemans, en die is geen lid mogen worden. Maar minister Jan Jambon is wél lid.

JV:‘Jambon was al lid vooraf.’

Iemand die politicus is en bij de Marnixring komt aankloppen, maakt geen kans?

JV:‘Daar komen we bij de autonomie van de ringen. En elke ring beslist autonoom over nieuwe leden. En daar heeft het hoofdbestuur weinig mee te maken. Het is nu wel zo dat een nieuw lid moet gemeld worden aan alle leden. Een andere ring kan een bezwaar uiten tegen een nieuw kandidaat-lid. In het geval van Annemans werd zijn politieke partij geviseerd. Het was een zaak van cordon sanitaire. Bij ons kunnen alle gezindheden in alle openheid rond de tafel zitten. Du choqc des idées jaillit la lumière. Door die confrontatie kunnen we beslissen wat de Marnixring moet doen ten bate van de Nederlandse taal, cultuur en volksgemeenschap. Het uitsluiten van een politieke gezindheid past daarin niet. Het is de veelzijdigheid die onze sterk maakt.’

Als de Marnixring dan toch die dienstbaarheid voor de Nederlandse taal en cultuur cruciaal stelt, waarom lezen we dan nooit een opiniestuk ter zake vanuit de Marnixring?

JV:‘Dat is verbonden met politiek. Wij zoeken geen profilering. Wij zijn dienstbaar bezig en hebben een netwerk. Zo kunnen we doelstellingen bereiken.’

Boven alle geschillen heen in de schaduw blijven… Het klink bijna als een loge.

JV: ‘Ik ben dienstbaar bezig, ik reik een helpende hand. Bescheiden. Dat geldt ook persoonlijk. Als een lid van je ring het moeilijk heeft, ga je die ook opzoeken en helpen waar het kan.’

Dat is wat jullie de ‘Marnixringvriendschap’ noemen?

JV: ‘Inderdaad. Er zijn voor elkaar. Dat schept banden, vriendschap en vertrouwen. En zo kun je je samen vastbijten in gemeenschappelijke projecten. Als we aan cultuur doen en samenkomen, kunnen we ook actuele politieke problemen bespreken. Op een open manier. Maar zoals de Engelse clubs komen we daar niet mee naar buiten. Ook niet als we van mening verschillen. We geven elkaar de kans te zeggen wat ons op het hart ligt.’

Zoals alles relatief is, is ook die vriendschap relatief. Een tiental maanden geleden was er een hoofdbestuurslid van de Marnixring die in beroep is veroordeeld en vervolgens ontheven werd van zijn functie.

JV:‘De man is veroordeeld. De man heeft een probleem. In alle vriendschap hebben wij uren en dagen geïnvesteerd in de man om hem tot het inzicht te laten komen dat zijn gedrag – waarvoor hij veroordeeld is – niet paste voor de Marnixring en dat hij zich beter terugtrok omdat hij over de lippen ging. Op een gegeven moment konden wij niet meer naar buiten komen om onze doelstellingen te verwezenlijken omdat op ons de smet kleefde die ons hinderde.’

Internationaal

De Marnixring telt 62 ringen en 1400 leden.

JV: ‘Ik schep misschien te graag op. Maar het is onder mijn voorzitterschap dat er veel nieuwe en jonge leden en ringen zijn bijgekomen.’

Maar de Marnixring noemt zichzelf een internationale serviceclub. Nochtans, het lukt maar niet om in Zuid-Afrika of Nederland van de grond te komen.

JV: ‘Daar heerst natuurlijk een andere mentaliteit. In Zuid-Afrika praten we met de FAK. De Afrikaanstaligen leven te verspreid over een te groot gebied. Het concept zoals wij dat kennen in een druk bevolkt gebied, kan daar niet werken. Het alternatief is om te werken met coalities en partnerschappen. En dat hebben we nu met de FAK. Zij willen de contacten zelfs intensiveren. We zijn daarmee begonnen in 2013.’

‘Wij hebben zeer goede contacten in Frans-Vlaanderen en hadden daar de fine fleur rond de tafel in Duinkerken. Al wat naam had en enig gewicht, was daar. Maar dat is helaas in het honderd gelopen door het optreden van een bestuurslid. Maar ook de mentaliteit die wij hebben, en zoals dat ook bij de Orde van den Prince bestaat, om samen te komen bij een diner, werkt daar niet. Nederland, daar zijn we wél mee bezig.’

Marnixring

Jan Verleysen, voorzitter Marnixring, werkt hard aan samenwerking met Zuid-Afrika.

Dat hoor ik al heel lang. Er was toch een ring in oprichting nabij Amsterdam?

JV: ‘Helaas is de spilfiguur daar in persoonlijke problemen terechtgekomen. Er is nu wel een ring in oprichting in Zeeland.’

Jullie proberen al vijftig jaar voet aan de grond te krijgen in Nederland. Het schijnt maar niet te lukken.

JV: ‘Over de voorbije decennia kan ik geen uitspraak doen. Ik heb initiatieven genomen in Nederland…’

JM: ‘Men heeft de inspanningen met Frans-Vlaanderen en Nederland te beperkt gehouden. Frans-Vlaanderen lag nochtans voor de hand, want dat is niet groot. Wat Nederland betreft is er een psychologische rem; de Nederlanders beschouwen zich als superieur. Er is dus een moeilijkheid om de Marnixring zoals hij nú is, in Nederland te promoten. Dienstbetoon aan beproefde stamgenoten, daar willen de Nederlanders niet van weten.’

U zegt ‘superieur’. Maar ligt er in Nederland nog iemand wakker van Vlaanderen?

JV:‘Dat is inderdaad het probleem. Al onze contacten zijn positief. Die superieure mentaliteit is passé. Maar bepaalde mensen in de Marnixring behouden een discours dat niet gepast en geschikt is voor Nederland. Ze blijven gevangen in een discours van engheid, van typisch Belgische aspecten en geklaag. We moeten met een positieve boodschap van verbondenheid samen iets doen voor Nederlandstalig onderwijs en Nederlandse cultuur. Er zijn mensen die met ons willen samenwerken.’

Elite

Is de Marnixring van mensen uit de Vlaamse elite of is het een club om een elite te creëeren?

JV: ‘Elite is een geladen woord.’

Het komt wel vaak terug in de teksten van de Marnixring, zeker in het verleden.

JV: ‘Onze leden zijn doorgaans mensen met een bevoordeelde positie binnen de maatschappij. Het is hun taak zich dienstbaar op te stellen. Dat is opiniërend voorgaan, het aanreiken van mogelijkheden, het zien van noden. Dat is de taak van een elite, en in die zin zijn wij een elite. Maar wij zijn geen elite in de betekenis van besloten organisatie die hebberig is en aan nepotisme doet. In ons slotcongres zal het gaan over de pijlers van onze vereniging: Nederlandse taal, cultuur en dienstbaarheid. Hoe het vroeger was, en hoe het zou moeten zijn in de toekomst, in de hoop dat we de volgende 50 jaar ons nog met een zinvolle dienstverlening ter beschikking kunnen stellen van de mensen in een maatschappij die in verandering en evolutie is. We kunnen dat toch niet ontkennen? Hoe moet de Marnixring Dilbeek zich verhouden tot het feit dat de Vlaamse rand rond Brussel een minderheid van Nederlandstalige kinderen heeft? Zitten wij in een periode van regressie, territoriaal en cultureel? Of moeten wij met een positief verhaal naar buiten komen? We moeten helpen onze identiteit te waarborgen en te overleven!’

Die samenleving is vandaag multicultureel, 50 jaar geleden was ze dat hoegenaamd niet.

JV:‘Wie bepaalt de norm? De gastheer bepaalt de norm. Als je aan het hof wordt uitgenodigd, behoor je je te gedragen zoals het hof vraagt. Als de koningin stadskledij vraagt, dan ga je in stadskledij. En als de koningin wijn schenkt aan tafel moet je niet zeggen “ik ben moslim u mag aan niemand wijn schenken”. Wij zijn de norm als gastheer. Iedereen moet hier zijn kansen krijgen. Goede omgangsvormen en etiquette behoren ook tot onze vaardigheden en principes.’

JM:‘Wij zijn gestart met een Vlaamse elite. En het doel moet zijn een zo breed mogelijke Vlaamse culturele elite tot stand te brengen. Elite: dat zijn beschaafde mensen, ontwikkelde mensen die culturele belangstelling hebben. Wij moeten die cultuur aanmoedigen. De jeugd bereiken, kansen scheppen. Met hand en tand en verstand moeten wij onze cultuur promoten.’

Waar ligt er na 50 jaar nog een taak voor de Marnixring?

JM:‘Daar is maar één antwoord op: cultuur en taal. Muziek, toneel, literatuur… En dat is dezelfde van Duinkerken tot Den Dollaard. Ik ben een Lagelander, dat mag gerust op mijn grafsteen staan.’

JV: ‘Ik verwijs in mijn lezingen vaak naar een leuze die op het Taalmonument staat in Paarl, in Zuid-Afrika. “Dit is ons erns”. “Saamstaan en vastbijt”.’

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties