JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

(Vlaamse) historici en (Vlaams) engagement: niets mis mee

Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw

Karl Drabbe10/7/2016Leestijd 13 minuten

Het echtpaar Lieve Gevers en Louis Vos kreeg gisteren de Orde van de Vlaamse Leeuw. Doorbraak-redacteur Karl Drabbe hield er een laudatio.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dames en heren in al uw functies en hoedanigheden,

Beste Lieve en Louis,

Vlaamse vrienden,

13 mei 1966. Er zitten nogal wat historici, hoogleraren zelfs, en tijdgenoten in de zaal. Ik ga dus niet de quizvraag stellen wat er die dag en de daaropvolgende dagen is gebeurd. U leest immers allemaal Doorbraak, en op 13 mei dit jaar stond er een artikel op de site om ons de vijftigste verjaardag van die dag te helpen herinneren.

Sta me toe een nogal lange passage voor te lezen uit een boek dat Louis Vos in 1988 heeft gepubliceerd, De stoute jaren, de geschiedenis van het studentenprotest in de jaren zestig in Vlaanderen. Het is een verslag van wat er op 13 mei en de volgende dagen gebeurde in Leuven. 

 

’13 mei, Leuven. Het Belgisch episcopaat beraadslaagt over de toekomst van de Leuvense universiteit. Om aan de Franstaligen tegemoet te komen verklaren ze dat het hun onwrikbare wil is de eenheid van de Leuvense alma mater te behouden. Naar de Vlamingen toe leggen ze de nadruk op de autonomie die de faculteiten tot nog toe verkregen hebben en waaraan niet zal worden geraakt.

15 mei, Leuven. De bisschoppen maken hun mandement bekend via de radio en de pers. Daarmee is de kogel door de kerk. Zowel over de inhoud als over de autoritaire toon van de bisschoppelijke verklaring zijn de Vlaamse studenten neit te spreken. Dat de bisschoppen in deze postconciliaire tijd bovendien met sancties zwaaien voor al wie zich binnen de universiteit tegen hun verordeningen zou verzetten, was de druppel die de emmer deed overlopen.

16 mei, Leuven. Op de radio wordt het antwoord van de Vlaamse studenten aan de Belgische bisschoppen voorgelezen. Ze nemen niet enkel de unitaire toekomstplannen van de universiteit op de korrel; de bisschoppelijke verordening op zich wordt weggehoond als een anti-democratisch dictaat, dat de gehele democratiseringsbeweging in het gedrang brengt. Naast een Vlaamse reflex is er onmiskenbaar een bredere maatschappelijke dimensie in het studentenprotest aanwezig, die haar wortels heeft in het studentensyndicalisme van de vroege jaren zestig. Een aantal Vlaamse professoren en Vlaamse verenigingen springen de studenten in hun reactie tegen het episcopaat bij. (…) Tot eind mei vormt Leuven dagelijks het toneel van rellen en straatrumoer. Aan de studentenhuizen hangen zwarte vlaggen. Op straat en in de kerken zingen studenten het protestlied van de Amerikaanse zwarten: “We shall overcome”. In optochten dragen studenten spandoeken en open paraplu’s mee met opschriften als “Suenens inquisitie” en “Stop een bisschop in uw tank”. Betogende studenten scanderen “Suenens of Barabbas” en zetten spottend mijters op. Aan Franstalige kant lijken door deze Vlaamse revolte de zegekreten wat gesmoord; men is er duidelijk overrompeld door de omvang en de scherpte van het protest.’

Dames en heren,

In de korte passage die ik net citeerde, in die twee dagen die ik voorlas, komen een aantal belangrijke begrippen voor. Ik som er enkele op: Belgische bisschoppen, postconciliaire tijden – wat dus het Tweede Vaticaanse Concilie impliceert, Vlaamse studenten, Franstaligen, Leuvense universiteit, autonomie, kerk, bisschoppelijke verklaring, mandement, democratiseringsbeweging, studentenprotest, studentensyndicalisme, Vlaamse reflexen, Vlaamse revolte.

U weet allemaal hier aanwezig welke rol het KVHV toen heeft gespeeld, in de splitsingsgeschiedenis van de KU Leuven en het in die tijden vorm krijgende studentenprotest dat de voorbode werd van mei 68 en van het zogenaamde rode Leuven. Het Verbond splitste, verloor ook zijn grote mobiliserende kracht als algemene overkoepelende studentenorganisatie. Vlaams-nationalisten en traditionele katholieken gingen verder onder wijnrode pet. Anderen werden actief in de Studenten Vakbeweging, kwamen later terecht in Amada – vandaag PVDA – of werden later hoofdredacteur of adjunct-hoofdredacteur van De Morgen. In het boek Vlaamse vaandels, rode petten, waar Lieve Gevers en Louis Vos aan meewerkten, luidt het kernachtig als volgt: ‘De Vlaamse Beweging won de slag om Leuven Vlaams, maar verloor onderweg haar honderd jaar oude greep op de Leuvense studentenbeweging.’ Ik zou ook kort het juninummer van 1966 van het maandblad Doorbraak kunnen citeren, waar Wilfried Martens tot voor kort nog hoofdredacteur was, en wel met één treffend zinnetje: ‘Er werd in deze week geschiedenis gemaakt. De vloedgolf van Vlaamse weerbaarheid, eendracht en opstandigheid zijn historisch te noemen.’

De brede grondstroom van antiklerikalisme, anti-autoritarisme en democratisering toen gaf de Vlaamse natievorming én de secularisering een ferme duw in de rug. Het is daar en dan – vijftig jaar geleden – dat de aftrap is gegeven van wat Gevers en Vos in diverse van hun wetenschappelijke artikels noemden ‘het einde van de katholieke Vlaamse consensus’.

Terug naar die begrippen die ik zonet opsomde. Kent u de grootste gemene deler, of liever de grootste gemene delers? Ze zitten hier vooraan. Ze zijn de laureaten van vandaag. Ze bestudeerden als geen ander katholieke Vlaamse studentenbeweging, kerk, Leuven Vlaams, secularisering … Ze krijgen straks de Orde van de Vlaamse Leeuw: Lieve Gevers en Louis Vos.

Professor Lode Wils heeft zonet al een boeiend overzicht gegeven van de studieonderwerpen en het wetenschappelijk werk van het gevierde koppel. Ik wil er daar op de vooravond van 11 juli één van uitlichten: de Vlaamse Beweging en de verhouding van historici tot die Vlaamse Beweging. Willens nillens een heel ruim studiegebied en een alomvattend onderwerp, omdat het overal wel raakvlakken heeft met het werk van Lieve Gevers en Louis Vos, of het nu om de rooms-katholieke kerk en geloofsgemeenschap gaat in dit land, of om jeugd- en studentenbewegingen. Zelfs met ‘nationalisme’ zijn er links: Lieve Gevers publiceerde over nationalisme en religie en Louis Vos is al een tijd actief in het studiecentrum NISE (National Movements and Intermediary Structures in Europe). Of met Polen, al is dat een andere geschiedenis.

In de jaren 1990 was het bon ton om met een zekere dedain over natievorming en Vlaamse Beweging te spreken. U denkt nu misschien, er is nog niets veranderd. Maar er is een duidelijk verschil, en dat verschil zit niet in het feit dat een oud-student van Louis Vos vandaag voorzitter is van de grootste partij van het land en volgens sommigen ook schaduwpremier. Het verschil is dat na decennia verwetenschappelijking van de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging – Lode Wils had het daar zonet over, en Lieve Gevers en Louis Vos hebben daar meer dan hun steentje toe bijgedragen – het verschil, dames en heren, is dat er toen enkele opiniemakers – vaak zelf historicus – opstonden om met een selectieve lezing van het wetenschappelijke werk over de Vlaamse Beweging in het bijzonder en nationalisme in het algemeen die Vlaamse Beweging en Vlaamse natie af te schilderen als kleinzielig, navelstaarderig, achteromkijkend, oubollig, zinloos maar vooral een grote fantasie, een mythe. In die jaren 1990, en het stopte eigenlijk maar kort na 11 juli 2002 – herinnert u zich Luc Vanden Brande nog en zijn project, verscheen een karrevracht studies over nationalisme en Vlaamse Beweging en Vlaamse natievorming. Deconstructivistische studies die ondermeer de auteurs van de eerste Encyclopedie van de Vlaamse Beweging met de vinger wezen, in plaats van hen te danken voor hun werk, hen te respecteren, en vervolgens te corrigeren – wat uiteindelijk ook gebeurde met de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging die in 1998 werd gepubliceerd en voorgesteld in het Vlaams Parlement. Die kwam er op aansturen van de Vlaamse overheid, werd door haar gesubsidieerd, en maakt alleen daarom al onderdeel van het proces van nation building waar het nog jonge autonome Vlaanderen veel tijd, geld en energie voor veil had. Lieve Gevers was trouwens een van de zes redacteurs van dit onmisbare werkinstrument. Tussen haakjes, 2020 staat voor de deur. We zouden dan 50 jaar Vlaamse autonomie kunnen vieren. Misschien een moment om de dan meer dan twintig jaar oude encyclopedie in een nieuw kleedje te steken, verder te corrigeren en aan te vullen met recente onderzoeksresultaten, wat toch ooit het opzet is geweest.

Diezelfde auteurs van die eerste encyclopedie waren veelal culturele en politieke Vlaams-nationalisten, zoals journalisten Gaston Durnez en Manu Ruys of historicus Ludo Simons, allen trouwens drager van de Orde van de Vlaamse Leeuw. Zij leverden baanbrekend werk, maar werden twintig jaar later in een hoek gezet bij het grof vuil. Alsof hun prestatie er niet toe deed. Ze waren immers nationalisten, en naar het veel aangehaalde woord van de grote historicus Eric Hobsbawm, een van de belangrijker theoretici van het nationalisme, dat ‘Geen enkele serieuze historicus die zich met naties en nationalisme bezighoudt, een toegewijd politiek nationalist kan zijn’. Nu weet u allemaal dat citaten altijd aan kracht winnen als je ze uit hun context rukt, maar daardoor verliezen ze net aan sérieux. Hobsbawm zelf gaat immers verder door een voorbeeld te gebruiken van de Ierse nationalistische strijd en van de Joods-Israëlische natievorming om dan te besluiten: ‘tenzij de historicus zijn of haar overtuigingen buiten beschouwing laat wanneer hij of zij de bibliotheek of de studeerkamer betreedt. Sommige nationalistische historici zijn hiertoe niet in staat gebleken’. (Mocht u me niet geloven, het citaat staat bovenaan op blz. 13 van Nations and Nationalism since 1780.)

De historicus Eric Defoort, zelf een Vlaams-nationalist, wees hierop in zijn kleine boekje Het klauwen van de historicus uit 1997, ik citeer: ‘Hobsbawm slaagt erin om een tegenspraak in te bouwen door te starten met geen enkele om dan aan het einde die totaal vergrendelde deur toch weer open te maken met tenzij en sommige’. Nu begrijpen we waarom we zo op onze hoede moeten zijn voor grendels.

Waarom zou inderdaad een nuchter nationalist met de nodige afstand en kritische zin geen onderwerp mogen bestuderen waar hij zich zelf mee identificeert, en dat hem boeit, passioneert? Heb ik Louis Vos zelf tijdens mijn licenties in zijn seminarie politieke geschiedenis van de nieuwste tijd – want inderdaad, dames en heren, ik mag mij een oud-student noemen van de laureaat – heb ik Vos zelf niet met de nodige passie en het nodige vuur – en brede armwiekende bewegingen, die ook – horen uitroepen dat we uit passie aan geschiedenis moesten doen? En zoals Herman Van Goethem, kersvers rector van de Universiteit Antwerpen en evenzeer historicus, vorige week nog in De Standaard schreef: ‘Jongeren moeten studeren waar ze passie voor hebben’. Neen, er is niets mis mee om vanuit passie aan historisch onderzoek te doen, om geschiedenis te schrijven en – waar nodig – te herschrijven. Evenmin als die passie Vlaams is. Naar het  woord van de grote historicus Jan Romein mogen we toch wel stellen dat niet zozeer het engagement van de historicus schadelijk is, als wel het verhullen ervan.

Niemand minder trouwens dan Louis Vos schreef recent nog in een uitzonderlijk nummer van het altijd lezenswaardige Wetenschappelijke Tijdingen (opgedragen aan Frans Jos Verdoodt) het volgende: ‘Een historicus schrijft en leeft niet in een maatschappelijk vacuüm maar is ook zelf het product van zijn tijd. Zijn onderzoeksobject moet hem op een of andere manier aanspreken en er moeten dus aanknopingspunten zijn tussen het gekozen thema en zijn eigen leven.’ Of is, na die bekentenis, ook Vos geen betrouwbaar historicus meer? Hij was zelf, en ik citeer verder, ‘in de jaren vijftig en zestig van vorige eeuw een ijverig lid van de Mechelse KSA-bond, waarin hij leiderstaken opnam, zoals ook later op het niveau van KSA-gouw Antwerpen en ten slotte op nationaal vlak, zelfs gedurende een jaar als bezoldigde vrijgestelde.’

Enfin, dat laatste wist iedereen, en toen hij zich – samen met zijn latere echtgenote Lieve Gevers – op de geschiedenis van de Vlaamse katholieke studentenbeweging smeet mag ik wel zeggen, en die tot op de dag van vandaag nog steeds niet heeft losgelaten, is er toch niemand die twijfelde aan het wetenschappelijk niveau en het belang van studies als Bloei en ondergang van het AKVS van Vos, Bewogen jeugd van Gevers of Dat volk moet herleven van hen beiden? Ik dacht het niet.

Overigens, Lieve en Louis zijn – ondanks hun engagement in de studentencontestatie van de zogenaamde losbandige jaren 60 – tot vandaag gelovige christenen die zich ook engageren in de Universitaire Parochie in Leuven. Zou alleen dat dan willen zeggen dat Lieve Gevers haar gedurende vier decennia opgebouwde palmares als historica van de Belgische en Vlaamse kerk en geloofsgemeenschappen als ‘subjectief’ van tafel mag geveegd worden? Ik dacht het niet.

Met dat werk – Lode Wils besprak het al – leverden zij baanbrekend werk. Geschiedenis beschrijven, dames en heren, is vooral geschiedenis herschrijven. Geschiedschrijving is revisionisme. Een beladen woord, maar met elke verdere stap in het historisch onderzoek, komen er nieuwe feiten naar boven, worden nieuwe verbanden gelegd, komen er nieuwe antwoorden. Dat heeft ook te maken met de vraagstelling: naar gelang de vragen die je stelt aan een bron of bronnenverzameling, krijg je andere visies, ga je zaken herzien. En zo ontstaat telkens opnieuw een nieuw verbeeld verleden.

Ik vergelijk geschiedenis graag met een puzzeldoos, al gebruik ik zo het beeld van de historicus Stijn Van de Perre. Als u het verhaal van een stuk van onze geschiedenis wil schrijven, en u beschikt over een puzzeldoos, dan wordt u met het volgende geconfonteerd. Ik nodig u uit voor een gedachte-experiment, gebruik uw fantasie, historici die het verleden tot leven willen wekken doen dat ook.

Laat het me makkelijk maken, het is een puzzeldoos met honderd stukjes. Spreid die nu virtueel uit over een tafel. Maar, 80 stukjes gooi je eerst weg, op de grond. Dat zijn immers de bronnen die door de jaren verloren zijn gegaan, briefwisseling die nooit ontsloten is, verslagen die letterlijk in rook zijn opgegaan, getuigen die overleden zijn en geen egodocumenten hebben nagelaten. Van de 20 resterende puzzelstukken neemt u er tien, maar u breekt van elk een stukje af, en laat u maar gaan, u mag er ook twee hoekjes van afbreken. Dat zijn de overgeleverde bronnen die niet volledig zijn. Er is gecensureerd, ze lagen in een vochtige kelder, herinneringen zijn maar deels neergepend of bewust verwrongen. We hebben nu tien ongeschonden stukjes over, maar van drie stukjes zou ik u nu willen vragen om het bedrukte deel ervan af te scheuren. Bronnen die misschien wel volledig tot ons gekomen zijn, maar waarvan we auteur, context of datering niét kennen. Er blijven zeven ongeschonden stukjes over. Dames en heren, neem nu terug de puzzeldoos en bekijk de foto op de doos. Die foto is het verhaal die de historicus schrijft, met de twintig stukjes waarvan dertien gebrekkig. Begrijpt u waar ik naartoe wil? 

Dat er een bepaalde politieke missie was bij de auteurs van de eerste Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, of bij de reeks Twintig Eeuwen Vlaanderen en bij uitbreiding bij de tientallen egodocumenten en studies die in de jaren 60 en vooral 70 werden gepubliceerd bij uitgeverijen als Davidsfonds, De Nederlandsche Boekhandel, Lannoo, De Sikkel, Orbis en Orion, Heideland enzovoort, valt niet te miskennen. Dat zij binnen hun referentiekader tewerk gingen, evenmin. Maar ze moesten ook werken met de middelen, de mogelijkheden en de bronnen die toen voorhanden waren. En ze waren kinderen van hun tijd, werkten in het interpretatieschema van toen. Vergeet het niet: zij waren de eerste naoorlogse generatie historici van de Vlaamse Beweging waar ze bovendien zelf ook deel van uitmaakten. En ze zorgden– en dat is ontzettend belangrijk – voor het nodige humus waar nadien jonge historici professioneler en neutraler konden in wroeten. 

Nadien, en vanaf diezelfde periode is immers de stroom studies op gang gekomen waar Lode Wils de aanzet toe gegeven heeft. Thesissen, artikels in Wetenschappelijke Tijdingen of – toen nog – Bijdragen tot de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, doctoraten, boeken voor een breder publiek. Tot de televisiereeksen van Maurice de Wilde. Kilometers boeken zijn er geschreven over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, inclusief de voor haar noodlottige collaboratie met het nationaalsocialisme. Kilo’s boeken waar we niet zomaar aan voorbij kunnen gaan, en waarvan het volledige oeuvre van Louis en Lieve onontbeerlijk deel uitmaken.

Kilometers, of kilo’s, zo u wil, die ook aantonen op welk een volwassen manier Vlaanderen uiteindelijk met zijn eigen wordings- en emancipatiegeschiedenis is omgegaan. En hoe we ook in het reine zijn gekomen met onze geschiedenis. Ja, met heel onze geschiedenis. Ook met de donkerste pagina’s uit die geschiedenis.

Een Franstalige politica als Laurette Onkelinx mag dan wel bij een investituurdebat in de Kamer ‘le bruit des bottes’ horen als ze nog maar aan de N-VA denkt, toch de partijpolitieke vertegenwoordiging van de Vlaamse Beweging. En bezuiden de taalgrens mogen dan wel schamper links gelegd worden met de jaren 30 en de daaropvolgende collaboratie met nazi-Duitsland. Wij hebben in Vlaanderen die periode ondertussen met de nodige kritische distantie onderzocht en erover gepubliceerd, tot in de kolommen van de populairste kranten toe. Ik durf dus zeggen dat historici een belangrijke rol hebben gespeeld om dat alles in het juiste perspectief te plaatsen, om te begrijpen wat er toen is gebeurd, om de mythe te doorprikken van het geslagen Vlaanderen dat zich op België zou wreken via de collaboratie, met de idee daar nadien naïef mee te kunnen wegkomen. Het waren toch allemaal idealisten, nietwaar? We weten ondertussen beter, en we zijn daarmee ook in het reine gekomen. Zeker na het historisch pardon, door Frans Jos Verdoodt in 2000 uitgesproken op de IJzerbedevaart. En in de perceptie ongetwijfeld nog meer na de Bart De Wever, vorig jaar nog maar, het verleden recht in de ogen keek en zei, ik citeer: ‘De collaboratie was een vreselijke fout op alle vlak. Het is een zwarte bladzijde in de geschiedenis die het Vlaams-nationalisme onder ogen moet zien en die het nooit mag vergeten’. Daarmee in het reine komen, heeft decennia geduurd. Historici van en uit de Vlaamse Beweging hebben daar veel stappen toe gezet. En ondermeer het werk van historici als Lieve Gevers en Louis Vos, en uiteraard ook Lode Wils, heeft dat bewerkstelligd. Zij hebben de weg vrijgemaakt.

Tussen haakjes. Misschien moet Laurette Onkelinx eens kijken naar de productie van het historisch onderzoek in Wallonië of Franstalig België naar diezelfde zwarte bladzijden uit hun geschiedenis. Mag ik stellen dat volume en belang daarvan – zeker in vergelijking met de strekkende meters in Vlaanderen – nogal minnetjes is? Een van de belangrijkste weinige werken over de Waalse collaboratie is dan nog van de hand van … een Brit.

Dames en heren,

Op de vooravond van 11 juli en bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw, kon ik niet anders dan een link leggen tussen historici en de geschiedenis van de Vlaamse Beweging en het nationalisme in het algemeen en tussen die onderwerpen en de laureaten van vandaag in het bijzonder.

Daarmee doe ik uiteraard afbreuk aan de vele andere onderwerpen waar ze allebei, tezamen en apart mee bezig geweest zijn en de volgende jaren nog bezig zullen zijn. Als ik me niet vergis staan er drie nieuwe boeken op stapel, de komende jaren. Met de N-VA aan de macht mogen gepensioneerden onbeperkt bijverdienen, dus bestel ik er meteen een vierde. Een over de rol van historici in de Vlaamse natievorming, naar het voorbeeld van de studie van Els Witte die de rol van historici in het naoorlogse democratische Belgische en Europese verhaal onderzocht. Els noemt dat boek trouwens haar tweede doctoraat. Dus jullie weten wat jullie te wachten staat.

Historici hebben, ik had het er al over, een belangrijke rol gespeeld niet alleen in de historiografie van de Vlaamse Beweging, maar ook in de beeldvorming, én in de structuur van die beweging zelf. Hoeveel leerkrachten geschiedenis of amateurhistorici, van de late negentiende eeuw tot vandaag, waren en zijn niet actief in de Vlaamse Beweging, en deden die – in al haar vormen, minimalistisch en maximalistisch – uitgroeien tot een factor die België ondertussen in een andere plooi heeft gelegd. Afgelopen jaar publiceerde de krant De Morgen een twintigtal interviews met machtige mensen uit het land: politici, bankiers, bedrijfsleiders. De meesten wezen Bart De Wever aan als de machtigste man van het land. Ook VRT-journalist Ivan De Vadder betitelde hem zo in zijn boek The Power People. En hoef ik nog te herhalen dat De Wever historicus is van de Vlaamse Beweging?

Een historicus trouwens die de Vlaamse Beweging – voor zover hij die vandaag nog relevant vindt natuurlijk – evenzeer in een nieuwe plooi legde, zoals hij dat ook met België vast van plan is. Overigens lees je in omvangrijker analyses van De Wevers plannen dat hij in de nationalismetheorie van Miroslav Hroch het ultieme breekijzer vond om een Grote Sprong Voorwaarts te realiseren met het al in grote mate autonome Vlaanderen. Een volgende fase in de Vlaamse emancipatie, zou maar lukken als je de eisen van de politiek-culturele emancipatiebeweging kunt inpassen in die van een veel bredere materiële – sociaaleconomische – stroming, wat zou zorgen voor een versnelling in en groei van die emancipatiebeweging. Maar dan liefst met de nodige resultaten.

Nu wil het geval dat ik voor het eerst van die theorie van Miroslav Hroch hoorde op de universiteitsbanken, bij jawel Louis Vos. Bart De Wever was ook jouw oud-student en assistent en bestudeerde naast andere theoretici ook Hroch onder uw hoede. Dus als de N-VA nu de lakens uitdeelt en begonnen is aan haar lange mars door de instellingen, beste Louis dan is dat allemaal uw fout?!

Dames en heren,

Op 11 juli is het gepast met een politieke booschap te eindigen. En hoewel Lieve Gevers en Louis Vos zich nooit op het publieke domein hebben begeven met politieke uitspraken, heb ik er toch enkele gevonden van Louis Vos, die ik hier wil herhalen, al is het maar omdat ze niets van hun actualiteit of belang zijn verloren.

Louis, in 1999 al, laat je verstaan dat de democratische traditie in de Vlaamse Beweging meer op de voorgrond moet treden. Ik citeer je uit een interview in Doorbraak: ‘We zouden beter onze energie stoppen in het stimuleren van de democratische pool van het Vlaamse staatsnationalisme dan bang te zijn van een woord (dat woord is nationale identiteit). Anders laten we toe dat een rechts-radicale oriëntering een monopolie krijgt op de term. En dat is onterecht.’ Vijf jaar daarvoor schreef je al in het boek Nationalisme: kritische opstellen, ik citeer:‘Het lijkt me meer realistisch de werkelijkheid van het historisch appel onder ogen te zien, dan die simpelweg te verwerpen. Het moet mogelijk zijn het nu eenmaal bestaande nationalisme om te buigen in democratische en inclusieve zin.’  In een interview met het tijdschrift Hermes in 2011 lees ik: ‘De voorbije jaren ben ik wel weer wat dichter bij het Vlaams-nationalisme komen te staan, hoewel je voorzichtig met dat begrip moet omspringen. Ik ben Vlaamsgezind omdat ik die geschiedenis ken en ik een aantal dingen onredelijk vind.’ En of die mening jouw werk dan niet in de weg staat, luidde de volgende vraag. Jouw antwoord: ‘Voor onderzoek heb je altijd een vorm van empathie nodig.’ In 1995 stelde Lode Wils – jullie leermeester – bij zijn emeritaatsviering nog de retorische vraag of zoiets überhaupt nog mogelijk was, die empathie – Zwarte Zondag zat nog vers in het geheugen. Vandaag kunnen we stellen – zonder er doekjes om te winden – dat die democratische partijpolitieke Vlaamse Beweging de grootste partij levert en in Vlaanderen het Vlaams-nationalisme opnieuw in een inclusieve en democratische bedding stuwt, waar ze thuishoort.

Dames en heren, over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging of over het engagement van historici valt nog veel te zeggen, zoals ook over de geschiedenis van de Kerk, over nationalisme en religie of de relatie tussen beide. Ik zou u willen uitnodigen om niet alleen over die geschiedenis te praten, maar er ook over te lezen. Begint u eens met het werk van Lieve Gevers en Louis Vos. Hun boeken zijn aanraders. Ze zijn belangrijk. En er komen er nog!

Beste Lieve en Louis, ik feliciteer jullie allebei van harte met de Orde van de Vlaamse Leeuw. Jullie hadden die al veel eerder verdiend.

 

Foto (c) Jan Lievens, Aalst.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties