JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Wat is sharia? Een poging tot inzicht

Deel 1 van 3

Othman El Hammouchi2/10/2018Leestijd 4 minuten

foto © Pexels (Pixabay, CC0)

Er wordt veel gesproken over sharia, maar er bestaan veel misverstanden over. Deze driedelige reeks probeert meer inzicht te geven.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De drie teksten in deze reeks zijn geschreven met de bedoeling de lezer meer inzicht te verschaffen in de islamitische godsdienst, zodat het publieke debat met meer kennis van zaken te verlopen. Uiteraard zal sharia niet de wet van het land worden: we zijn een seculiere, liberale democratie, en zullen dat voor altijd blijven. Wie geen complexiteit duldt en een zwart-wit-beeld cultiveert, zou ik adviseren nu te stoppen met lezen. Deze tekst werd gelezen en goedgekeurd door een expert.

Historische context

De term ‘sharia’ roept blijkbaar allerhande angstbeelden op in het populaire bewustzijn. Aangezien een aantal politici het op zich genomen hebben om de term te gebruiken als afkorting voor islamitisch extremisme, is dat misschien niet onlogisch? Het is natuurlijk moeilijk om hier de richting van de causaliteit vast te stellen — wat was er eerst, het populisme of de breed gedragen maar foute opvattingen waarop het parasiteert?

In ieder geval hebben dergelijke opvattingen de N-VA diep geïnfiltreerd — bij het Vlaams Belang maken ze al het hele programma uit — in het bijzonder nadat Darya Safai de partij vervoegd heeft. Haar door trauma gedreven perceptie van de islam kan men haar op individueel niveau vergeven, maar de schade die haar visie veroorzaakt heeft is zeer reëel: het vooruitzicht op een tolerante N-VA, die mensen niet afrekent op hun levensbeschouwing, lijkt nu verder weg dan ooit. Prominente leden van de N-VA, zoals Theo Francken en Annick De Ridder, maar ook Peter De Roover in zijn recente stuk op deze website, geven blijk van groot onbegrip van de islam, en dat resulteert vaak in botte vijandigheid. Dus zal ik hier in brede lijnen proberen uitleggen wat sharia inhoudt.

Feilbare mensen, imperfecte interpretaties

Het woord ‘sharia’ werd oorspronkelijk gebruikt om de weg naar de waterplaats aan te duiden, en nam na de komst van de islam de uitgebreide betekenis van ‘levenswandel’ aan. Het is de verzameling van alle voorschriften en wetten waarvan moslims geloven dat ze Gods aanwijzingen zijn voor hoe men best leeft, zowel met het oog op dit leven als het volgende.

Merk op dat ik er in de titel geen lidwoord heb bijgezet. Dit was een bewuste keuze. Er is namelijk geen eengemaakte sharia, geen enkel boek of reeks boeken die haar volledig bevat. Er kunnen alleen maar interpretaties van de heilige teksten zijn, pogingen om Gods wensen te achterhalen. Als producten van feilbare mensen zijn ze per definitie altijd imperfect.

Traditionele geleerden waren hier heel bewust van: het werd beschouwd als afkeurenswaardig om zijn interpretatie voor te stellen als ‘Gods wet’. Wat sharia onderscheidt van islamitisch recht in het algemeen, is dat ze sterk samenhangt met de Koran en de Hadith. Dit zijn de teksten die als het ware de grondstof vormen voor het gehele islamitische recht. Aangezien deze teksten niet alle mogelijke situaties waarmee iemand geconfronteerd zou kunnen worden expliciet kunnen bevatten, zijn er allerhande jurisprudentiële werktuigen uitgewerkt om de reikwijdte van de islamitische teksten uit te breiden. De bekendste hiervan zijn qiyas (analogie), istihsan (voorkeur van de jurist), istishab (aanname van continuïteit), sadd al darai’ (blokkering van middelen), ‘oerf (lokale cultuur), maslahah mursala (algemeen belang) en ijma’ (consensus). Wetten en voorschriften die afgeleid worden met deze rechtsmiddelen, behoren niet tot sharia, maar de fiqh, en hebben als zodanig een ‘zwakkere’ status, en staan meer open voor revisie, in het Arabisch ijtihad.

Eeuwig maar flexibel

Het is dus fout om te zeggen, zoals Peter De Roover doet in zijn stuk, dat het islamitisch recht eeuwig en onveranderlijk is, ‘geen wijzigingen verdraagt en een rechtssysteem voor eeuwig vastschroeft’. En als je er even over nadenkt, kan het ook niet anders: er waren immers geen vliegtuigen, computers of beurzen in de tijd van de Profeet. Bovendien was er sprake van geografische beperking: zo voorzien de islamitische heilige teksten bijvoorbeeld een raamwerk voor de tolerantie van Joodse en christelijk minderheden in een moslimstaat, maar zijn ze stil over hindoes of boeddhisten.

Klassieke geleerden moesten zelf, op basis van de algemene principes van de bronteksten en hun rede en rechtvaardigheidsgevoel, bepalen dat deze niet-islamitische minderheden wel konden toetreden tot het instituut van de ahl al dhimma (letterlijk ‘mensen van het verdrag’, beschermde minderheden), maar dat ze geen ahl al kitab (Mensen van het Boek) waren, zodat huwelijken tussen hen en moslims niet konden plaatsvinden.

In onze tijd hebben geleerden zich bezighouden met allerhande onderwerpen die pas na de 7de eeuw zijn ontstaan, zoals bijvoorbeeld financiële instrumenten (zie bij wijze van illustratie Mohammad Hashim Kamalis Islamic Commercial Law). Ook is er doorheen de islamitische geschiedenis geregeld sprake geweest van hervormingen en aanpassingen via de instelling van ijtihad om nieuwe problemen en uitdagingen aan te pakken; er is helemaal geen reden om dat vandaag stop te zetten. De grote geleerden van het verleden verdienen zeker ons respect, maar ook zij waren slechts mensen die vastzaten in contingente, tijdelijke beperkingen, en hun interpretaties en afwegingen staan daarom steeds open voor herziening.

Een mooi voorbeeld hiervan is het verbod op vrouwelijke rechters. Hoewel de Hanafi-madhab (rechtsschool) toelaten dat vrouwen rechters worden, staan de overige scholen (Hanbali, Shafi’i en Maliki) dit niet. De motivatie hiervoor was een qiyas (analogie) met een vers in de Koran dat zegt dat oorlogsleiders mannen moeten zijn. Zo’n analogie is, zoals de beroemde geleerde en Koran-commentator Al Tabari (839-923) reeds vroeg inzag, op z’n zachts gezegd dubieus. Bij het lezen van werken uit die tijd wordt echter algauw duidelijk waarom deze analogie geforceerd werd: vrouwen werden gezien als ‘irrationeel’ en ‘emotioneel’, en dus niet in staat om recht te spreken — een redenering die identiek klinkt aan die van de meeste Verlichtingsfilosofen en 19de-eeuwse denkers. Vandaag zijn we bevrijd van dergelijke vooroordelen, zodat de wet herzien kan worden.

Uit het bovenstaande volgt dat een islamitische democratie in theorie zeker mogelijk is: de gekende en universeel aangenomen islamitische voorschriften, in het Arabisch mu’tamad, zouden dan de functie van een soort grondwet hebben, en het discretionaire en beleidsmatige deel van de wet (ta’zir) zou dan door een parlement kunnen worden gestemd — dit is min of meer de gedachte achter de staten die zich vandaag ‘islamitische democratieën’ noemen. Hiermee zou de rol die traditioneel bekleed werd door de monarch ingevuld worden door een verkozen orgaan. De vroege islamitische gemeenschap was overigens ook langs democratische lijnen georganiseerd, tot de Omajjaden het kalifaat in een erfelijke monarchie veranderden.

In het volgende stuk van deze driedelige reeks zullen we het hebben over sharia als een middel om de eigen vrijheid te ordenen en hoe zich dat verhoudt tot de liberale rechtstaat.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties